
Iets aan haar irriteerde me mateloos. Ze had een houding die mij de indruk gaf dat ze zich verheven voelde boven de ontgroening, met een subtiele glimlach die ik al vanaf het begin had opgemerkt. Een glimlach die zei: jullie spelletjes doen me niks. (…) Ik besloot haar aan te pakken en wel voor het oog van de groep. (…) Ik ging naast haar staan, me bij gebrek aan echte autoriteit krampachtig vasthoudend aan uiterlijk vertoon: haren strak naar achteren gekamd, gekleed in een formeel gilet en voorzien van een decadente wandelstok (…). Showtime!
Het is een autobiografische passage uit het boek De kunst van het ontgroenen van Barend Last. Het vond plaats in de zomer van 2012, op een afgelegen plek in de bossen bij Utrecht. Last was dat jaar verenigingsvoorzitter van Utrechtse studentenvereniging Unitas en ‘opperbaas van de ontgroening’.
Maar het genoegen dat hij schepte in het stelselmatig verbaal vernederen van specifiek één lid, maakte plaats voor schaamte toen ze na een paar dagen de handdoek in de ring gooide. Last had haar weggepest.
In het boek zeg je sorry tegen haar. Heb je ook persoonlijk contact gezocht?
‘Nee, en ik denk dat ze daar ook niet op zit te wachten. Ik weet niet meer hoe ze heet en vind het ver gaan om een hele zoektocht te starten. De excuses in het boek zijn oprecht, maar het gaat ook over het reflectieve vermogen dat is voortgekomen uit die gebeurtenis. Ik heb iets gedaan waarvan ik toen niet wist wat de impact ervan was. Maar als ik haar nu op straat zou tegenkomen, zou ik zeggen: “Sorry. Dit had niet mogen gebeuren.”’
Dit incident was de aanleiding voor je boek. Je sprak met sociologen, psychologen en ervaringsdeskundigen over inwijdingsrituelen bij studentenverenigingen en militairen. Ze blijken – ondanks eeuwige maatschappelijke weerstand – al decennia te bestaan. Wat maakt ontgroeningen zo aantrekkelijk?
‘De ontgroening zelf is voor ontgroenden niet zozeer aantrekkelijk, maar wel het lidmaatschap dat ze erdoor verkrijgen. Daarom zijn ze bereid om ontberingen te doorstaan. Ontgroeners willen een hechte groep creëren die zich onderscheidt van de rest.’
Vroeger waren (corporale) studentenverenigingen bedoeld voor de elite, tegenwoordig komen de leden overal vandaan. Is er nog wel sprake van exclusiviteit?
‘Nee, dus proberen verenigingen dingen uit om die elitaire status toch te behouden, zoals dat universitair studenten twee lootjes krijgen en hbo’ers één. Er wordt nog steeds gedaan alsof de elite bij het corps zit, maar dat is allang niet meer zo. Zij hebben er wel enorm veel baat bij om dat beeld in stand te houden, omdat dat mensen trekt.
‘Men denkt: als ik bij het corps ga, dan heb ik status en toegang tot het old boys network. Zeker disputen bij corporale verenigingen hebben het idee opgevat dat hoe toffer en prominenter je denkt te zijn, hoe zwaarder de ontgroening moet zijn.
‘Het dispuut Thalia van het Amsterdams Studenten Corps mag dit jaar bijvoorbeeld geen nieuwe leden meer aannemen omdat ze daar achterlijke dingen doen. Daar moet je gewoon mee stoppen.’
Wat doen ze daar dan?
‘Moet ik daar nu een boekje over opendoen? Laat ik zeggen: dingen die geen enkel doel dienen. Puur machtsvertoon en zwaar vernederen, zoals Vindicat eerder in het nieuws kwam met het brandmerken van studenten. Aan dat soort dingen moet je denken.
‘Een goede ontgroening hoeft niet heel zwaar te zijn om een goede band te smeden. En een zware ontgroening is geen voorwaarde voor een goede band.’
Gelden tijdens een ontgroening andere wetten?
‘Vergelijk het met festivals: daar nemen mensen ook een pilletje, om heel even de grenzen van het betamelijke op te zoeken. Ze zijn anders gekleed, drinken meer, zoenen vaker met een vreemde. Ze gaan even op morele vakantie, zoals Leids socioloog Don Weenink dat noemt.
‘Bij een dispuutsontgroening gebeurt precies hetzelfde. Er zijn wel wetten, maar er gebeuren ook dingen die je in het dagelijks leven niet doet. Dat met elkaar beleven, creëert groepsgevoel.’
‘Toen ik bij de marine zat en een weekend op Texel was, bootsten we drie dagen oorlog na als onderdeel van mijn militaire vorming. Ik moest met tien man een ketting van vijfhonderd kilo tillen, achttien kilometer marcherend over het strand, en we droegen nog iemand mee op een brancard. Het doel was: hoe ga je met elkaar als team in een heel zware situatie? Als ik de Arbowet ernaast zou leggen, kan het niet door de beugel. Maar daar rekten we onze grenzen op om die crisissituatie te creëren. Het was bijzonder pittig, maar uiteindelijk was het heel vormend en ik ben trots op het feit dat ik het heb gehaald. Zoiets kan dus heel positief uitpakken.’
Hoe ontstaan ontgroeningsexcessen?
‘Ten eerste kan normvervaging en pluralistic ignorance optreden: je gaat zó op in de groep, dat wanneer er iets gebeurt wat je eigenlijk niet oké vindt maar waarbij je niemand anders ziet ingrijpen, je zelf ook niets doet. Daardoor verlies je je eigen identiteit en morele kaders uit het oog.
‘Dat zag je gebeuren bij de dood van Sanda Dia (de Vlaamse student die in 2018 overleed bij een ontgroening, red.). Het groepsdenken was zo sterk geworden, dat er de-individualisering optrad: de groep op zichzelf kreeg een identiteit. Vervolgens kan morele ontkoppeling ontstaan, waardoor je iemand niet meer ziet als mens, maar als object waarmee je alles kan doen wat je wil.
‘Een ander fundamenteel probleem is de verwarring tussen doel en middel. Een heleboel rituelen bij ontgroeningen worden gedaan omdat het traditie is, maar waarvan niemand meer kan uitleggen wat het eigenlijke doel ervan is.
‘Tot slot is er vergeldingsdrang. Als jij in je ontgroening iets meemaakt wat indruist tegen je overtuiging, maar wat je goedpraat omdat je graag bij de groep wil horen, ga je het jaar erop zelf vernederen om rechtvaardiging voor jouw leed te krijgen. Soms doe je daar nog een schepje bovenop. Allemaal ingrediënten voor een toxische cocktail.’
Maar ontgroeningscommissies hebben toch draaiboeken?
‘Denk jij dat die helder zijn geformuleerd? Toen ik ontgroeningscommissie werd, had ik tien maanden om me voor te bereiden. Ik ging er vanuit dat er overdrachtsdocumenten waren waarin stond welke rituelen we met welk doel deden en hoe we dat wilden bereiken. Dat was er niet. Ik kreeg wel een draaiboek waar tot op de minuut in stond beschreven wát we moesten doen, maar nergens wat het achterliggende verhaal was.
‘Als je niet kunt uitleggen waarom je iets doet, moet je met dat ritueel stoppen. Bij het brandmerken van studenten kan ik geen ander doel bedenken dan machtsonderwerping. Dat is niet de functie van een ontgroening.’

‘Daarnaast oogst je wat je zaait. Een goede ontgroening plant de zaadjes voor wat je later in de cultuur van je club wil terugzien. Als jij in je ontgroening seksistisch bent, vind ik het niet gek dat studenten bangalijsten gaan maken. Ook leiderschap is van belang. Jonge twintigers die aan het roer van een ontgroening staan: het kan, maar zorg ervoor dat er nuchtere en ervaren ouderejaars bij zijn en vermijd geïsoleerde situaties waarin macht kan ontsporen.
‘Ook fysieke veiligheid moet vooropstaan: deelnemers moeten altijd kunnen stoppen en grenzen worden gerespecteerd. Een nee is een nee, geen uitnodiging tot extra druk.’
In mijn eigen dispuutsontgroening moesten mijn jaargenoten en ik, geknield in een babybox, een door de blender vermalen Happy Meal eten, op smaak gebracht met een milkshake. Ik weigerde en ben de box uitgestapt, terwijl mijn jaargenoten het kokhalzend opaten. Die grens werd geaccepteerd: ik kreeg droog brood als avondeten, wat ik overigens weigerde om mijn ‘jaarband’ te tonen. Heeft mijn dispuut goed gehandeld?
‘Jij hebt je grenzen aangegeven en zij hebben die geaccepteerd. Dus in die zin: absoluut. Je kunt je wel afvragen of het nodig is om een vermalen Happy Meal voorgeschoteld te krijgen, maar het is wel voedzaam en een manier om je walging te overwinnen. Je ziet soortgelijke dingen ook bij tv-shows als Wie is de Mol en Expeditie Robinson. Zolang je maar nee kan zeggen vind ik dat niet iets geks.
‘Ontgroenden moeten de ruimte krijgen om in opstand te komen. Bij Unitas, waar ik lid was, hebben we bewust momenten gecreëerd waarbij we wilden dat nieuwe studenten zouden rebelleren, waarmee ze laten zien voor hun grenzen te staan.’
‘Ik weet nog dat een paar gasten een voor een bij een bestuurslid moesten langskomen. Iedereen moest op zijn knieën zitten terwijl het bestuurslid een leverworst tegen de mond van de ontgroende hield en hem vroeg eraan te likken, alsof hij aan het pijpen was. De eerste die aan de beurt was, tikte de leverworst weg en riep: “Ben je helemaal gek geworden?” Het bestuurslid grinnikte en droop af. Maar de volgende student kwam naar buiten met allemaal worst in zijn gezicht. De ene doet het wel, de ander doet het niet. Het bestuur keek hoe ver ze kon gaan, maar het was geen probleem om ertegenin te gaan.’
Ik denk dat veel studenten van achttien niet weten dat ze die grenzen mogen stellen.
‘Dat klopt, maar een ontgroening is ook een manier om je grenzen te léren kennen. Het moet alleen wel binnen het betamelijke blijven. Dit voorbeeld is vrij discutabel en roept bovendien de vraag op waarom er toch zo vaak homo-erotische elementen in ontgroeningen van mannendisputen zitten. Ik heb mensen gevonden die daar onderzoek naar hebben gedaan en wat blijkt: ze willen checken of de nieuwe aanwas hetero is. Dat gebeurt niet bewust, maar onbewust.
‘Veel studenten weten niet hoe ze moeten ontgroenen en doen terug wat hen is aangedaan. Maar je kunt er echt beter in worden. Toen ik bij de marine zat, bepaalden de oudere leden hoe zwaar het zou zijn op basis van hoe leuk ze het hadden. Die drie maanden waren één lange ontgroening met symbolische handelingen en rituelen. Bij de Koninklijke Militaire Academie was dat eerst ook zo, maar tegenwoordig gaat het er veel meer om of de belangrijke dingen goed worden aangeleerd. De begeleiders weten nu beter wat didactisch wel en niet goed werkt.
‘Veel jonge studenten hebben tijdens ontgroeningen de behoefte om te schreeuwen. Dat is echt heel zwak. Als je dát moet doen om je autoriteit af te dwingen, héb je geen autoriteit. Bovendien: geschreeuw ervaren is intens, maar kun je ondergaan. Veel indrukwekkender is het als je een persoonlijk verhaal moet houden terwijl de ontgroeningscommissie muisstil is. Dan krijg je de kans om iets goed te doen. Dat vormt je veel meer dan wanneer er elke drie seconden wordt geschreeuwd dat je verhaal kut is. Dat is zinloze vernedering.’
Is vernederen altijd fout?
‘Uit onderzoek blijkt dat het altijd averechts werkt en vooral vervreemding en wraakgevoelens opwekt. Vernederingen ondergaan kan wel leiden tot hechte jaarclubs, vanuit een soort traumaband, maar de leden hebben dan vaak weinig met de vereniging.’
Leidt een goede ontgroening altijd tot het smeden van een goede band?
‘Nee, natuurlijk niet, dat hangt van veel meer factoren af. Ik spreek niemand meer van mijn tijd bij de marine, maar ik heb in die periode wel goede contacten met hen gehad. Datzelfde geldt voor veel van mijn studentenverenigingsgenoten. De ontgroening is puur de snelkookpan die jou inwijdt in de gemeenschap, maar dan moeten de echte vriendschappen nog bloeien.
‘Ik denk dat studentontgroeningen wel degelijk nog een doel dienen. We hebben een samenleving gecreëerd waarin we van elkaar zijn vervreemd, er een gebrek is aan verbinding en waarin studentenwelzijn onder druk staat. Een goede ontgroening kan bijdragen aan het vinden van die verbinding.’
Barend Last, De kunst van het ontgroenen. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 255 pp. €19,99