Achtergrond
Deze klokkenluiders durfden de fraude bij psychologie te melden
Een voormalig Leidse psycholoog werd betrapt op wetenschappelijke fraude. Een van de drie klokkenluiders legt uit hoe zwaar het was om aan de bel te trekken. En waarom ze het toch deden. ‘Toekijken hoe anderen door dezelfde shit heen moesten, was zwaarder dan het zelf ondergaan.’
Bart Braun
woensdag 11 december 2019
Illustratie Sara Gironi Carnevale

Gesjoemel met data en beursaanvragen, verzonnen experimenten, verdwenen proefpersonen, weggehaalde auteursnamen en illegaal afgetapt bloed: de lijst van wetenschappelijke misdragingen die rapport van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit openbaarde over een Leids universitair docent psychologie is lang (zie: Hoe een Leidse psycholoog fraudeerde). Twee wetenschappelijke artikelen zijn inmiddels teruggetrokken, aanvullend onderzoek volgt. De beklaagde is inmiddels vertrokken uit Leiden. 

De fraude werd gemeld door drie klokkenluiders, die werden gesteund door de wetenschappelijk directeur van de opleiding. Eén van hen, universitair docent Laura Steenbergen, wil uitleggen hoe ze tot die moeilijke beslissing kwamen. ‘Ik heb van tevoren contact gehad met de andere twee klokkenluiders, Roberta Sellaro en Bryant Jongkees’, zegt ze aan het begin van het interview. ‘Ik zit hier ook namens hen.’

 Wanneer dacht u voor de eerste keer: dit stinkt?
‘Ik kan me de allereerste keer niet meer herinneren. Het ging heel geleidelijk en ik heb eerst heel lang steeds in kleine stapjes mijn standaarden aangepast.’

 Heeft u uw toenmalig leidinggevende daar toen naar gevraagd?
‘Wat er gebeurde als je dat deed: je kreeg eerst vriendelijk te horen dat dit nu eenmaal de beste aanpak was, met de impliciete boodschap dat je daar niet aan zou moeten twijfelen. Na nog wat meer pushen kreeg ik dan iets te horen als “wanneer jij PI (principal investigator; leider van een onderzoekstak, red.) bent, mag je het doen zoals jij het wilt”. En als je dan nog steeds niet meeging in de uitvoering, werd het naar, vijandig, bekritiserend op professioneel en persoonlijk niveau. Je leert daardoor af om praktijken expliciet te betwijfelen. Ook omdat je ervaart dat de buitenwereld het allemaal oké lijkt te vinden, het zelfs beloont, en er zeker geen vraagtekens bij zet.’

U bent hier in Leiden gepromoveerd bij deze psycholoog, en na postdocs in Amsterdam en Amerika hier teruggekeerd als universitair docent. Was er toen iets veranderd, dat u melding besloot te doen?
‘Ik had tijdens mijn promotie al het gevoel: hier klopt iets niet. Je ziet dat de mensen geen vragen stellen bij de enorme haast en hoge productiviteit, en dat die alleen maar beloond lijken te worden. Als jij wel vragen stelt, krijg je te horen: “Misschien is de wetenschap wel niets voor jou.” Je bent afhankelijk van je begeleider: zowel voor je carrière als persoonlijk en emotioneel. We vormden een kleine, geïsoleerde groep. Pas toen ik terugkwam in een onafhankelijker positie, kwam pas het besef: nu wil ik er iets aan doen.

‘Je bent je ervan bewust dat er een nieuwe generatie onderzoekers opkomt, die dezelfde problemen heeft. Zoals plotseling verdwijnende proefpersonen, of die haast. Voor de andere klagers gold dat ook: aanzien dat andere mensen door dezelfde shit heen moeten gaan, was zwaarder dan het zelf ondergaan.

‘Die gesprekken voerden Roberta, Bryant, en ik al vanaf het moment dat we bij de groep kwamen. Juist ook omdat je soms zo afgestraft was als je het had geprobeerd aan te kaarten, zochten we steun bij elkaar. Maar steeds weer kwamen we tot de conclusie dat we niemand in vertrouwen durfden te nemen – want wie dan?

‘We concludeerden ook dat we zelfs samen niet in een sterkere positie waren dan de beklaagde; dat melding maken vooral ons heel zwaar zou komen te staan. Wat ons over de streep trok, was het aanzien en aanhoren van ervaringen van nieuwe mensen die afhankelijk waren van de beklaagde. Het voelde alsof wij daarvoor verantwoordelijk waren omdat we onze eigen situaties nooit hadden aangekaart.’

‘Toekijken hoe anderen door dezelfde shit heen moesten, was zwaarder dan het zelf ondergaan’

En toen zijn jullie naar de wetenschappelijk directeur (WD) van psychologie gestapt?
‘We hadden de discussie al heel vaak gehad, maar er was een hoop angst. Heb je wel gelijk? Mijn oud-begeleidster zei zelf: “Niemand begrijpt het, want niemand presteert op dit niveau van wetenschap.” Ik heb zelf tot de dag dat de Commissie Wetenschappelijke Integriteit uitspraak deed getwijfeld.

‘Je moet de wetenschappelijk directeur vertrouwen, maar je zit daar nou juist omdat je iemand te veel hebt vertrouwd. Hij besloot dat ons verhaal klachtwaardig was, en wilde een klacht indienen. Wij durfden niet; wij werkten immers op dezelfde afdeling als degene die we beschuldigden. Juist dat hij vervolgens aanbood om alleen de procedure in te gaan, gaf ons het vertrouwen om ook officieel medeklager te worden.’

Waarom zou je dat willen zijn?
‘Anders kan je geen weerwoord geven tegen wat er wordt gezegd tijdens die procedure. Dan moet je acht maanden wachten tot je iets mag zeggen over wat er gebeurd is. Dat was emotioneel heel moeilijk, want je bent er elke dag mee bezig.’

Ook aan tafel: Professor Paul Wouters, decaan van de Faculteit der Sociale Wetenschappen. Voorwaarde voor dit interview was dat er iemand van de universitaire communicatie zou aanschuiven.
Wouters: ‘Het is belangrijk voor ons om samen met communicatie te kijken hoe we open kunnen zijn over dit proces. Het is voor ons pijnlijk: we zijn geschrokken van deze grove overtredingen die in dit rapport worden vermeld. We willen het zelf aan de orde stellen, en open analyseren.’

Universitair woordvoerder Caroline van Overbeeke: ‘U hoeft mij niet op te voeren, hoor! Maar de reden dat ik hier zit, is dat dit voor de Universiteit Leiden een belangrijke zaak is. We willen zo open mogelijk zijn, maar het ligt wel gevoelig; het gaat ook over personen.’

Wat deed u nadat u over de klacht hoorde?
Wouters: ‘In diezelfde week heb ik de beklaagde uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. Om afspraken te maken over haar aanwezigheid op het instituut. Niet als disciplinaire maatregel, maar om confrontaties te voorkomen. In juni heeft ze ontslag genomen.’

Een cynisch mens denkt dan: jullie geven haar alle tijd om zich uit de voeten te maken, zodat je vervolgens kan spreken over een “ex-werknemer”.
‘Zo is het niet gegaan. Wij verklaren mensen niet schuldig voordat hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. De commissie blijkt maanden nodig te hebben. Dat is lang, maar het is ook een complex dossier. Maakt het voor de Universiteit Leiden uit dat ze weg is? Ik zou zeggen van niet; de conclusies zijn erg genoeg.’

‘Het is niet de bedoeling om één onderzoeker naar voren te schuiven als de rotte appel in de mand: we kijken ook naar de mand zelf’

Hoe nu verder?
‘Het college van bestuur gaat een commissie instellen die al het Leidse werk van deze onderzoeker tegen het licht zal houden. Dat zijn 168 artikelen. Er is aangifte gedaan over het zonder toestemming afnemen van bloed, dus de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd komt misschien langs. Daar zijn we goed op voorbereid.

‘Daarnaast gaan we verder praten met de ethische en de wetenschapscommissie. Goed onderzoek doen is heel moeilijk, een proces dat steeds professioneler wordt ingericht en steeds hogere eisen stelt aan bijvoorbeeld datamanagement. Daar moeten wij in meegaan, en ethische toetsen horen daarbij. Wellicht valt hier inhoudelijk wel iets te verbeteren: moeten we hiermee mensen wel bezig gaan houden? Ethisch gezien heeft onze commissie overigens goed gehandeld in deze kwestie, zij was alleen misleid.’

En hoe verder met de sectie waar dit alles plaatsvond?
‘Het is een grote groep van ongeveer zestig mensen, die lijkt opgekikkerd nu er duidelijke afspraken zijn gemaakt over verbetering van het werkklimaat. Daar gaat nog veel mooi onderzoek uit voortkomen.’

En de echtgenoot van de beklaagde werkt daar nog gewoon?
‘Die werkt daar nog gewoon. Hij is geen partij in deze CWI-zaak.’

Beeld: Sara Gironi Carnevale

U bent pas sinds januari decaan, en kreeg meteen dit op uw bord.
‘Dat ik wat meer van buitenaf kwam, maakte het eenvoudiger alle betrokkenen te steunen. Dit is serieus en groot. We willen niks onder het tapijt moffelen. Het is ook niet de bedoeling om één onderzoeker naar voren te schuiven als de rotte appel in de mand: we kijken ook naar de mand zelf.’

Wat is daar mis mee?
‘Er is een hoge druk om te publiceren, en een beoordelingscultuur met veel nadruk op publicaties. Niet iedereen kan goed omgaan met die prestatiedrang. We moeten als universiteit onze verantwoordelijkheid nemen en toegeven dat we te veel nadruk hebben gelegd op een klein gedeelte van wat excelleren is. Je zou het palet van alles wat het betekent om een goed academicus te zijn als geheel moeten zien. Als je alleen op de high impact journals let, kweek je een individualistische cultuur met kleine koninkrijkjes binnen de universiteit. Je wilt eigenlijk de hele diversiteit aan persoonlijkheden binnen de universiteit hebben. Dan ben je pas echt een academische gemeenschap. Gelukkig zijn universiteiten daar ook al mee bezig.' (zie ook: Niet alleen maar scoren)

Maar als die publicaties zo belangrijk waren, hoe kan iemand dan auteursnamen verwijderen zonder dat collega’s aan de bel trekken?
Steenbergen: ‘U kunt zich nog niet zo goed inleven in de positie van een promovendus die net een half jaar bezig is en nog niet weet hoe zijn carrière en toekomst eruit gaan zien, merk ik.’

Wouters: ‘Een klacht indienen over je meerdere is in elke sector moeilijk. In de wetenschap is dat extra zwaar omdat de seniors vaak ook nog eens zeer invloedrijk zijn in het internationale vakgebied, bijvoorbeeld als hoofdredacteur van een vakblad, of als lid van diverse commissies die van invloed zijn op de loop van je carrière. Die vergrote afhankelijkheid vereist een correctiemechanisme, dat hier tegenin gaat.’

Waar moeten we dan aan denken?
‘Allereerst: senior-onderzoekers die tegen kritiek kunnen. Die het juist waardevol vinden als de promovendus tegensputtert, en vragen stelt over proefopzet en publicatiestrategie. Want dat maakt zaken beter. Dat zal natuurlijk nooit voor alle onderzoekers gelden, niet iedereen kan tegen kritiek. Daarom moeten er ook collega-seniors zijn die als praatpaal kunnen fungeren voor jonge onderzoekers. De graduate schools (onderzoeksscholen voor promovendi op een bepaald vakgebied, red.) moeten dit meer gaan doen.’

Zijn er parallellen met andere gevallen wetenschappers als eetpsycholoog Brian Wansink, of grootschalig dataverzinner Diederik Stapel?
‘De overeenkomst is dat zaken als deze het vertrouwen in de wetenschap dreigen te ondermijnen. Je zou denken dat juist wetenschappers wel drie keer nadenken voor ze de fout in gaan, maar de verleiding is dan toch de waardering. De vorm neemt het over van de inhoud.’

Is het toeval dat ook zij psychologen waren?
Steenbergen: ‘Deze misstanden komen in alle vakgebieden voor. Bij psychologisch onderzoek zijn de consequenties heel duidelijk, en is inbreuk op de wetenschappelijke integriteit heel beeldend. Dat is anders bij meer fundamentele wetenschappen, en trekt dus meer aandacht.’

Wouters: ‘Misschien dat door de populariteit van psychologie het celebrity-gehalte van onderzoekers groter is, en dat daardoor ook de verleiding groter wordt dan voor bijvoorbeeld wiskundigen. Maar dat is vooralsnog slechts een hypothese.’

Vorm over inhoud, middelen in plaats van doel, wat doe je daartegen?
‘Meer de nadruk leggen op het wetenschappelijk proces. Management op indicatoren past niet bij de universiteit, zei ik al. En: kiezen voor openheid. Dit is geen reclame voor de universiteit. De neiging is dan om het klein te houden, maar we moeten de ernst ervan onderkennen en bespreken. Juist omdat er hier zoveel goed gaat, hebben we de kracht om het zelf aan de orde te stellen als het misgaat, zodat wij en anderen kunnen leren wat er beter kan en daarmee aan de slag gaan.’

‘Het is schokkend dat in dit gebouw mensen met pijn in de maag naar hun werk gingen, en iets dat fout is niet aan de orde durfden te stellen’

Wat had er beter gekund?
‘De universiteit had soms wat sneller kunnen reageren, maar ik weet niet wat ik anders had kunnen doen. Wat ik heel erg vind, is dat een groepje onderzoekers zich zo geïsoleerd voelde. Het is schokkend dat in dit gebouw mensen met pijn in de maag naar hun werk gingen, en iets dat fout is niet aan de orde durfden te stellen. In die zin heeft de wetenschappelijke gemeenschap gefaald.’

Hoe ziet die isolatie er dan uit?
Steenbergen: ‘Lunchen met collega’s deden we niet, dat ging ten koste van onderzoekstijd. En een praatje met collega’s kan je best oppervlakkig houden. Openheid over hoe je wetenschap bedrijft zonder dat je veroordeeld wordt, die was er niet. Je brengt het ook niet op, want je hebt geleerd dat andere mensen het toch niet begrijpen. En nogmaals: je ziet dat het gedrag waarover jij twijfelt wordt beloond met media-aandacht en mooie onderzoeksbeurzen. Het lijkt alsof iedereen het ermee eens is.’

Werkt de wetenschap zelfreinigend genoeg?
‘Schoonmaken is nooit iets wat vanzelf gebeurt. Iemand moet het ook echt gaan doen. In dit geval hebben wij het in gang gezet.’

Dat kost tijd, en gaat dus ten koste van ander werk. De onderzoekers die het wetenschappelijk prutswerk van Brian Wansink blootlegden, hielden daar zelf nauwelijks iets aan over.
Wouters: ‘Ik zou er voorstander van zijn als iemand die een bijdrage levert aan het herstellen van het wetenschappelijk record daarvoor wordt gewaardeerd. Dat is net zo belangrijk als een publicatie.’

Steenbergen: ‘Je weet dat je er heel veel mee gaat verliezen. Boven die ingetrokken artikelen staat ook mijn naam. Aan de andere kant gaat dit over je fundamentele waarden als wetenschapper. Je doet het goede. Daar hoef ik niet iets voor terug.

‘Nou ja, ik hoop dat collega’s zien dat je over dit soort dingen dus wél kunt praten.’

De beklaagde psycholoog reageerde niet op een verzoek om wederhoor. Vorige week liet ze aan Mare weten: ‘Ik voel me momenteel erg overweldigd.’

Update 13 december: in een 'persoonlijke verklaring' reageert ze alsnog