Hetzelfde beleid geldt per januari ook voor de Schouwburgstraat. Wel kunnen er in het geval van ‘hoog risico-bezoek, bijzondere evenementen, of ongeregeldheden in de omgeving’ alsnog toegangscontroles plaatsvinden. Op termijn zullen er ook toegangspoortjes geplaatst worden in het Wijnhavengebouw, zo schrijft de universiteit op de website.
Ondanks deze toezeggingen bleek tijdens de universiteitsraadsvergadering maandag dat er nog veel vragen waren. Verschillende partijen wilden meer duidelijkheid over de totstandkoming van het beleid en verschillende feiten die in eerder vrijgegeven WOO-stukken werden genoemd.
‘Sinds ik ben begonnen in maart is er veel discussie over het beveiligingsbeleid’, zei vice-collegevoorzitter Timo Kos. ‘Er moet een goed kader zijn om beleid aan te toetsen, wat je periodiek evalueert. Verder moet je maatregelen niet alleen opschalen maar ook afschalen als dat nodig is. Met de aanstaande opening van het Spuigebouw hebben we besloten in een keer de beveiliging af te schalen voor de campus Den Haag. Een aantal mensen vindt dat nog spannend, maar we vinden dat toch passend.
Veiligheidsrisico
‘Het beleid is ingevoerd op basis van een specifiek dreigingsbeeld dat al ouder is dan 2023’, zei Kos over de toedracht van de sluiting van de Wijnhaven en de verhoogde beveiliging. ‘We hebben een aantal mensen voor wie we helaas extra moeten zorgen. In oktober 2023 waren er signalen dat er specifieke dreigingen waren voor ons op die locaties. Die dreiging is niet weg, maar we zien wel dat we een andere balans kunnen slaan. Wat ons betreft hoeft er geen verder onderzoek naar te komen, maar ik zie wel dat het ons niet gelukt is om het beleid uit te leggen. Dat had transparanter gekund.’
Deze reactie was voor studentraadslid Michel Vermeer (DSP-SC) nog niet voldoende. ‘Ik zie dat er bij veiligheidszaken een nieuwe stroming is, maar zoals we in het WOO-verzoek hebben gezien, zitten er nogal wat lijken in de kast. Wie weet nog veel meer. Waarom bleef het als een veiligheidsrisico gezien worden toen de politie zei dat er niks aan de hand was?’
‘Maar ik zou niet aangezien worden als terrorist’, reageerde Vermeer. ‘Dat heeft toch met de etniciteit van de man te maken.’ Dat was volgens Kos niet zo, het zou gaan om verdacht gedrag.
Vermeer wilde ook weten waarom termen als ‘AZC-dekmantels’ zijn gebruikt. Volgens Kos waren dit ‘privé-opvattingen’. Daar nam Vermeer geen genoegen mee: ‘Maar degene zei dit in het kader van zijn werk voor de universiteit, dan is het toch ook jullie verantwoordelijkheid?’ Kos bleef er echter bij dat het een privé-opvatting betrof.
Volgens personeelsraadslid Patrick Klaassen (UB) heeft het beveiligingsbeleid tot een vertrouwensbreuk geleid: ‘Er zijn incidenten geweest waardoor het vertrouwen zoek is geraakt tussen de academische gemeenschap en het universiteitsbestuur. Hoe gaan we vertrouwen herstellen? Want zo doorgaan schiet niet op.’
Vertrouwen
‘Het is een dossier met veel emotie’, reageerde Kos. ‘De balans tussen openheid en veiligheid is ingewikkeld. Er zijn mensen die zich juist veilig voelen door de maatregelen, en mensen die zich juist onveilig voelen. Beleid moet goed uitlegbaar zijn en het moet in ons handelen zichtbaar zijn dat we proberen een open gemeenschap te blijven. Ik denk dat we daarin gefaald hebben. Het heeft lang geduurd tot we het veiligheidsbeleid hebben kunnen opschrijven. Ik hoop dat dat gaat helpen.’
Anouk Moritz (DSP-SC) vond dat het college onvoldoende kritisch naar zichzelf kijkt. ‘Ik hoor veel over individuele zaken, zoals de Arabisch sprekende man, de berichten over AZC-dekmantels, maar ook meldingen van studenten en medewerkers die zich tot doelwit gemaakt voelen door de beveiliging. Ik hoor geen begrip dat deze dingen samen wijzen op een onderliggend probleem, namelijk racisme in het veiligheidsbeleid in Den Haag. Zonder dat systemische probleem te erkennen snap ik niet hoe je een nieuw veiligheidsbeleid kan opstellen waar mensen vertrouwen in moeten hebben.’
Daar haakte Klaassen bij aan: ‘Ik hoop dat we geen systemisch probleem hebben. Maar het is wel wat we keer op keer horen uit de gemeenschap. Hoe kunnen we concluderen dat het niet zo is en moeten we dat niet uitzoeken?’
‘Dat er een systemisch probleem is, onderken ik niet’, reageert Kos. ‘Ik denk dat je kunt zien dat de mensen die dit beleid hebben vormgegeven goede en benaderbare mensen zijn. Die willen graag in gesprek, daar moeten we in investeren en transparanter over zijn. Maar er is een deel dat we niet kunnen delen, ook als ik dat zou willen.’