Met het vak Humanities in a digital world komt Geesteswetenschappen de belofte uit het strategisch plan na om binnen alle opleidingen meer aandacht te besteden aan de digitale samenleving.
‘We worden door de tijd ingehaald’, licht faculteitsbestuurslid Jeroen Touwen toe. ‘Digital Humanities draait niet alleen om welke tools je kunt gebruiken om met data om te gaan, hoe je die moet visualiseren en hoe je tekstcorpora kunt analyseren, maar geesteswetenschappers moeten ook kunnen duiden wat het effect is van sociale media op de samenleving als het gaat om desinformatie en algoritmes. En nu komt AI erbij, die tekst voor ons kan produceren maar dat vaak verkeerd doet. Juist onze talige studenten moeten dat kunnen doorgronden.’
Hoewel het vak door het bestuur als inhoudelijk nuttig wordt gezien, is het ook de bedoeling dat het onderwijs er efficiënter door wordt: de faculteit krimpt namelijk de komende jaren met 150 fte. ‘Het is geen bezuinigingsmaatregel’, aldus Touwen. ‘Maar het kan wel ruimte creëren om de kleinere vakken in de lucht te houden. We hebben veel opleidingen met heel weinig instroom, en dat is heel kostbaar onderwijs.’
De Facultaire Commissie Onderwijs vindt echter dat het een te zware en ambitieuze opgave is voor een vak van slechts vijf studiepunten en maakt zich zorgen over de onderwijskwaliteit. ‘Niemand betwijfelt dat de vragen die de cursus aan de orde wil stellen relevant kunnen zijn voor elke student in de geesteswetenschappen’, schrijft de commissie in een advies aan het bestuur. Maar: ‘De vraag is of één curriculum voor alle studenten die reflectie adequaat kan organiseren.’
Reëel risico
Zo vindt de commissie dat het vak voor de ene opleiding veel belangrijker is dan voor de andere, bestaat er ‘weinig consensus over wat elke geesteswetenschappenstudent hierover moet weten, leren of kunnen’ en lost het inzetten van docenten uit meerdere disciplines dit probleem niet op maar ‘draagt het eerder bij aan verdere fragmentatie’.
Bovendien is het geen goed idee om de opdrachten niet door docenten te laten beoordelen en het cijfer uitsluitend te laten afhangen van een meerkeuzetoets. Het vak kan ‘alleen een succes worden als de studenten de cursus zien als nuttig en passend voor hun eigen studie’.
Ook is de inhoud te veelomvattend: ‘In de huidige syllabus staan wekelijks erg veel grote vraagstukken centraal, wat een reëel risico oplevert dat deze vragen alleen vlug of te oppervlakkig aan de orde kunnen komen.’ Het is dan ook ‘niet aannemelijk dat de studenten competentere technologie-gebruikers worden’.
De commissie adviseert om de doelstelling van het vak ‘bescheidener’ te maken en ‘in vogelvlucht slechts de basis van een zeer complex onderwerp te introduceren’, al blijft het de vraag ‘of hiermee niet een oppervlakkige, verplichte cursus wordt geïntroduceerd die door studenten als niet relevant zal worden ervaren’.
Ook studentraadslid Jip Floris Bloem is kritisch. ‘Ik heb de enquête verspreid in Whatsappgroepen in mijn eigen netwerk en gevraagd het zo veel mogelijk door te sturen.’ Van de 231 respondenten, waarvan weliswaar niet met zekerheid is vast te stellen of en wat zij studeren, vond 59 procent het geen goed idee om studiepunten aan een algemeen vak te besteden. Ook zou 52 procent overwegen voor een andere universiteit te kiezen als de het nieuwe vak ten koste zou gaan van een opleidingsspecifiek onderdeel.
Bloem: ‘Het kan van enorme meerwaarde zijn als het goed wordt opgezet. Maar zoals de proefsyllabus er nu uitziet, is het vaag, abstract en ondermaats. Als er van alles langskomt zonder dat het de diepte in gaat, kun je net zo goed een YouTube-tutorial kijken.’
Het faculteitsbestuur neemt de zorgen serieus, zei Touwen onlangs in de faculteitsraad. In antwoord aan de commissie schrijft het bestuur dat docenten de inhoud ‘studeerbaar en relevant’ zullen maken, ‘waarbij de studielast noch als te licht noch als te zwaar wordt ervaren door studenten’.
Frustrerend
Ook neemt het bestuur het advies over om praktische opdrachten te laten nakijken en becijferen. Touwen zei daarover in de raad dat het niet krijgen van een cijfer ‘voor studenten frustrerend is’. Dat betekent wél meer werk voor docenten die al een hoge werkdruk ervaren. ‘Maar er komen extra uren voor het maken, ontwikkelen en voorbereiden’, beloofde Touwen. ‘Ook student-assistenten betrekken we daarbij.’
Docenten uit verschillende vakgebieden gaan het vak verder ontwikkelen ‘zodat het niet is losgezongen van de rest van de studie-inhoud’, zei Touwen. Het bestuur beloofde de raad dat het vak grondig wordt geëvalueerd. Decaan Henk te Velde: ‘We zullen ervoor zorgen dat de evaluaties niet in een la verdwijnen, maar dat er echt iets mee wordt gedaan. Als na twee of drie jaar zou blijken dat het niet werkt, moeten we daar conclusies aan verbinden en iets anders verzinnen.’
In het voorjaar moeten de richtlijnen voor het vak zijn opgesteld, die kunnen worden gepubliceerd in de studiegids 2026-2027, aldus Touwen. ‘Ik hoop dat de studenten die sceptisch zijn over dit vak, dan het evaluatieformulier invullen.’