Nieuws
Hoofd mag boven het maaiveld — Maar excellentietraject ‘gooit kind met badwater weg’
Twee miljoen overheidsgeld kreeg Leiden voor verbredend onderwijs aan goedpresterende studenten. Maar ’s lands oudste honours class dreigt te verdwijnen.
donderdag 5 november 2009
Het leest als een brainstormsessie van een hippe talkshow op zoek naar onderwerpen: ethische vraagstukken, terrorisme, levende kunstwerken, vergrijzing, het einde van de fossiele brandstoffen, globalisatie. Het zijn de honoursprogramma’s die dit jaar te volgen zijn aan de Leidse universteit.
Wie er aan deelnemen wil, moet beschikken over inzet en doorzettingsvermogen. Dat staat te lezen op de site van het Leids Universitair Medisch Centrum. Naast deze karaktereigenschappen moet de gegadigde beschikken over goede cijfers, brede interesse en nominale studieduur. De toekomstige arts kan zich dit jaar gaan verdiepen in de dwarsverbanden tussen literatuur en geneeskunde.
Colleges voor de student van wie het allemaal wat breder en dieper mag; excellentie-onderwijs wordt het ook wel genoemd. Eind vorig jaar trok minister Plasterk een kleine 50 miljoen euro uit om het bachelor-onderwijs op dit punt meer te stimuleren. Het zogeheten Sirius Programma wordt volgend jaar nog eens uitgebreid met 12 miljoen voor een excellentie-injectie in het hoger onderwijs.
Aparte colleges en bijeenkomsten voor de goedpresenterende student waren niet altijd in de mode. Voorlopers aan de Leidse universiteit kregen twintig jaar geleden maar met moeite studenten geronseld. Geld moest van buiten komen. Nu liggen de zaken anders.
Onlangs kreeg de universiteit een kleine twee miljoen uit het Sirius-potje. Daar legt de universiteit een zelfde bedrag bij. Daarmee worden de honoursprogramma’s omgezet in een zogeheten honours college. Marcel Vooijs die namens het bestuursbureau verantwoordelijk is voor academische zaken, legt het verschil uit: ‘Nu bestaan er verschillende honours classes van vijf studiepunten. Nu krijg je omvangrijkere, bredere programma’s van dertig. In de toekomst is het mogelijk dat de deelnemers colleges krijgen die ook op het university college zullen worden gegeven.’ In het aanbod worden ook de bestaande interdisciplinaire honours classes opgenomen. Een talentcoach begeleidt het traject van de student.
De ambitie is dat er over drie jaar 450 bachelorstudenten – tien procent van de instroom- deelnemen aan een excellentietraject. 250 via het honours college en 200 via het university college in Den Haag.
Plasterk wil dat vijf tot tien procent van alle studenten in een ereklas terecht komt. Hoe staan de zaken er nu voor? ‘Landelijk neemt nog geen drie procent van de studenten deel’, zegt Marca Wolfensberger. Zij promoveert op honoursprogramma’s en talentontwikkeling en zette een van de eerste programma in Nederland op aan de Universiteit Utrecht. Plasterks doelstellingen ziet ze wel als haalbaar. Ze merkt op dat het Sirius Programma nog maar net van start is gegaan.
‘Leiden en Utrecht zijn als eerste begonnen met deze programma’s. Vergelijkingen tussen universiteiten zijn moeilijk te maken op dit vlak. Zo telt Utrecht ook zijn university college ook als honours programma. Sommige trajecten bestaan uit een volledig curriculum dat je al vanaf het eerste jaar kunt volgen. Maar bij het Leidse departement geschiedenis heb je ook het Crayenborgh College wat dan weer bestaat uit bijeenkomsten met grootheden in het vak.’
Het Crayenborgh College dat zo’n twintig jaar geleden opgericht werd, was het eerste honours class van Nederland, aldus een van de oprichters, professor Leonard Blussé Van Oud Alblas. Crayenborgh bestaat jaarlijks uit twaalf bijeenkomsten voor evenveel talentvolle studenten die college krijgen van vermaarde wetenschappers. Zowel bachelor-, master, en MPhil konden solliciteren. In de oorspronkelijke opzet waren er ook geen studiepunten aan het einde van de rit maar een certificaat. Deze constructie uit begin jaren negentig gaat nu op de schop door de komst van het honours college die zich op bachelorstudenten richt. De financiering dreigt een probleem te worden, de Crayenborgh-aanpak past niet binnen het stramien van het nieuwe honours college, het contact tussen studenten van verschillende jaren verdwijnt.
Hij stuurde hierover een mail naar zijn collega’s waarin hij zijn hart lucht over de gang van de zaken. Een veelzeggende zinsnede: ‘Helaas betekent dit dat het worstje dat wij eens de fijnproevers onder onze studenten voorhielden, nu wordt omgetoverd in een eenheidsworst van de keurslager met (Europees?) certificaat van echtheid en studiepunten. Misschien kan het ook wel niet anders in deze samenleving en aan deze universiteit, waarin vrijwel alles wordt geprotocolleerd.’

Excellentie is geen vies woord meer

Wat vroeger ‘te elitair’ was, is nu ‘in’
De hoogleraar legt uit: ‘Los van de vraag of deze Amerikaanse excellentie-aanpak in het Nederlandse systeem past, -daar heb je zo’n cultuuromslag voor nodig- vind ik dat het kind met het badwater wordt weggegooid. Tijdens een jaar in Princeton deed ik het idee op voor het Crayenborgh. Samen met Wim van den Doel (huidige decaan Geesteswetenschappen, red.) hebben we dit uitgewerkt.’ Geruggensteund door geld van een bemiddelde student, schreven de initiatiefnemers alle studenten geschiedenis om ze op de hoogte te stellen. ‘We kregen welgeteld één reactie terug. Tekenend voor het Nederlandse klimaat van toen. Men vond het te elitair.’ Na nog een brief met vriendelijk doch dringend verzoek verstuurd te hebben, bleek er dan toch genoeg animo te zijn. Na een paar jaar bleek het Crayenborgh zo’n succes dat het concept door verschillende opleidingen werd gekopieerd. ‘Voormalig rector Breimer heeft de uitreiking van het certificaat nog omgeturnd in iets eerbiedwaardigs met toga’s in groot auditorium. Prachtig.’
De meerwaarde van met verschillende jaargangen studenten samen lezingen te volgen, wordt uitgelegd door hoogleraar Petra Sijpesteijn, werkzaam bij Leiden Institute for Area Studies en oud-Crayenborgher. ‘Het is niet goed muurtjes op te zetten tussen studenten. Het mooie van dit college is dat bachelorstudenten contact hadden en discussieerden met masterstudenten. Die laatste groep heeft toch een andere visie op de zaken. En daarnaast zijn masterstudenten ook soms van andere universiteiten afkomstig. Ook dat kan een andere manier van denken met zich meebrengen.’
Een paar jaar voor het Crayenborgh van start ging, werd uit eenzelfde behoefte het zogeheten Mordenate College opgericht, een vereniging van getalenteerde en goedpresterende rechtenstudenten. Verschillende lezingen, excursies en bezoeken aan advocatenkantoren behoren tot de activiteiten. Zullen ook zij veranderingen ondergaan nu het honours college eraan komt? ‘Geen sprake van’, aldus professor Henk Snijders, bestuurslid. Mordenate (more than eight) ontleent zijn naam aan het feit dat alleen studenten met gemiddeld meer dan acht lid kon worden. ‘Maar dat niet alleen. Je dient een motivatiebrief brief schrijven, uitgenodigd worden en een inaugureel praatje houden.’
Toen de professor Hein Schermers, toenmalig rechtendecaan, het college oprichtte, kreeg hij de landelijke pers over zich heen. Dagbladen belden hem met de vraag: ‘Hoe bestaat dit?’. Snijders: ‘De hele pers viel over hem heen. Dit was toch not done. De zwakkere studenten, die moesten net ondersteuning krijgen. Daar had professor Schermers een heel goed antwoord. Namelijk dat die al werden tegemoet gekomen. Door hertentamens, extra uitleg tijdens college, intensievere begeleiding en noem maar op.’
Waarom volgt Blussé Van Oud Alblas niet het voorbeeld van Mordenate, dat ondermeer gesponsord wordt door advocatenbureaus? ‘Die gaan geen historici sponsoren.’ Geld halen uit het bedrijfsleven is voor de hoogleraar geen optie. Al stond aan het begin van het Crayenborgh wel een particuliere geldschieter. Arend de Roever, een directeur van een reisbureau die ’s avonds geschiedenis studeerde, gaf honderdduizend gulden. Dat gaf Blussé en de zijnen vier jaar de vrijheid het college te organiseren. Daarna stopte De Roever niet met doneren maar deed dat op voorwaarde dat het college van bestuur het Crayenborgh zou financieren.
Sander Bos, secretaris van faculteitsbestuur Geesteswetenschappen, weet van de roering rond het Crayenborgh. ‘Het bestuur zal hiernaar kijken. Dit is een buitengewoon succesvol college. Het laat zich alleen moeilijk inpassen in het honours college. Daarnaast is het ook een kwestie van financiering. Deze faculteit draagt nog altijd de naweeën van een reorganisatie. Een duidelijk standpunt over het Crayenborgh is er nog niet. Daar hebben we gewoon de tijd nog niet voor gehad.’ Een gebrek aan bestuurlijke goodwill in deze lijkt deze onwaarschijnlijk. Decaan Van den Doel richtte mede het Crayenborgh en zit in de kerngroep van het Plusnetwerk, een landelijke organisatie die honours programma wil steunen.
Of Leidens oudste honours class het nieuwe talentgerichte streven in ongewijzigde vorm zal overleven, is dus nog onzeker. Wel is duidelijk dat twintig jaar na de voorlopers excellentie geen vies woord meer is. Snijders: ‘Kijk maar na al die zangwedstrijden op tv. Talent wordt gezocht en gewaardeerd. De universiteit beseft dat gelet wordt op publicaties. Rankings zijn heel erg in, dit in tegenstelling tot vroeger. De universiteit doet er goed aan het grootschalige te doorbreken in het onderwijs. In Nederland mag je nu je hoofd boven het maaiveld steken.’