Achtergrond
‘Het was zó eng’, blikt Nadia Bouras terug. ‘Ik stond te shaken op mijn benen’
In nog geen tien dagen tijd werd universitair docent geschiedenis Nadia Bouras thuis bedreigd door het radicaal-rechtse platform Vizier op Links én genomineerd voor de Brusseprijs. ‘Eén vraag is altijd blijven hangen: “Waarom zijn jullie hier?”’
Vincent Bongers
maandag 19 april 2021
Nadia Bouras: ‘Er bestaan alleen goede en slechte Marokkanen: je bent Aboutaleb of Taghi.’ Foto Casper Kofi

‘Ik kwam thuis met mijn man en twee dochters, liep de trap op en zag iets boven de voordeur zitten. Omdat onze bel het niet deed, dacht ik dat het daar misschien over ging. Toen ik “Vizier op Links” las, wist ik meteen: holy fuck, die is voor mij. Ik stond te shaken op mijn benen en voelde tranen opkomen. Dat ze in je privésfeer komen, is zó eng. Lelijke tweets kun je negeren, dit niet.’

De intimidatie door het radicaal-rechtse platform had grote impact, vertelt universitair docent geschiedenis Nadia Bouras (1981). ‘Even beheerst het je leven. Als ik het vuilnis weggooide, checkte ik of er niemand achter een boom stond. Als mijn kinderen op de stoep speelden, zei ik: “Als iemand je aanspreekt: meteen naar boven komen.” Er scheen een fel licht op ons raam. Toen mijn man ging uitzoeken wat het was, bleek het een fietslamp te zijn...’

De reactie van de universiteit was ‘super’, zegt ze. ‘Rector Hester Bijl belde meteen, het hoofd van veiligheidszaken appte. De wijkagent kwam langs, dat is door Leiden in gang gezet. Ik heb aangifte gedaan. Die sticker is misschien niet strafbaar, maar wel bedreigend.’

Smoelenboek

Vizier van Links is inmiddels van Twitter verbannen. ‘Een goede eerste stap, maar ze hebben een site met smoelenboek waarmee ze vrolijk doorgaan. Ik hoop dat ze worden ontmaskerd. Ze mogen niet winnen. Daarom dacht ik meteen: ik maak dit openbaar, want deze sticker komt voort uit de politieke ideologie van de FvD. Hun denktank, het Renaissance Instituut, kwam in 2019 met een meldpunt indoctrinatie om “linkse docenten” aan te geven. Hoogleraar Encyclopedie van de Rechtswetenschap Paul Cliteur, was daar toen directeur van.’

‘Ik wist meteen: holy fuck, die is voor mij.’

Al eerder maakte Bouras zich zorgen over diens denkbeelden, en sprak hem daarop aan tijdens een door toenmalig rector Carel Stolker georganiseerde bijeenkomst met de rechtse en linkse medewerkers van de universiteit. ‘Ik haalde toen een uitspraak aan die hij in 2017 deed tijdens een debat over moslimextremisme in De Balie.’ Daar opperde een van de sprekers om ‘beroepsmoslims’ uit te zetten om ‘gewone gematigde moslims’ in toom te houden. Cliteur reageerde dat meteen ‘de meest controversiële en uiterste maatregel’ werd voorgesteld en zei liever ‘voorzichtig te beginnen. Al ben ik misschien een beetje een poezelaar hierin.’

Xenofobie

Een volstrekt onacceptabele uitspraak, liet Bouras hem weten. ‘Ik werd toen heel fel, want dit ging over mij en mijn kinderen. Je hebt ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid als hoogleraar. Ook de academische vrijheid is begrensd. Als je dit soort xenofobe opmerkingen maakt, ga je te ver. Hij wuifde dat toen allemaal een beetje weg: “Ach, joh, dat moet je allemaal niet zo serieus nemen.” Maar kom op, het zijn letterlijk jouw woorden: hoe moet ik het dan opvatten?’

Cliteur moet verantwoordelijkheid nemen voor de FvD, vindt Bouras. ‘Dat antisemitisme-onderzoek van de universiteit was totaal misplaatst. Het gaat erom dat door Forum structureel antisemitische en racistische uitspraken worden gedaan. Cliteur is senator geweest voor FvD. Als je je schaart achter types als Thierry Baudet en Freek Jansen ben je medeplichtig aan het verspreiden van de ideologie.’

‘Op de middelbare school waren we ineens een van de vele minderheden. Dat was echt een shock’

De afgelopen tijd was er ook goed nieuws: negen dagen na de bedreiging belandde Bouras’ boek Een klas apart namelijk op de longlist voor de Brusseprijs, de jaarlijkse onderscheiding voor het beste Nederlandstalige journalistieke boek. Eind deze maand wordt de shortlist bekendgemaakt.

Drugsdealers 

Het boek gaat over haar oude basisschool, die in 1971 werd opgericht in de rosse buurt van Amsterdam. ‘Op de Wallen waren toen pensions voor Marokkaanse mannen die naar Nederland waren gekomen om te werken. Het domineesechtpaar Rolf en Georgine Boiten-Du Rieu hielp deze eenzame gastarbeiders met een bord warm eten en een plek om een potje te dammen. Maar toen later hun families overkwamen, zag Georgine de kinderen, die niet naar school gingen, rondschuimen op de Wallen. Het was een levensgevaarlijke omgeving met al die drugsdealers en grachten – want zwemmen konden zij namelijk niet.’

De dominees besloten een school te beginnen. Het idee was toen namelijk nog dat de families tijdelijk in Nederland zouden blijven. Het onderwijs van deze Arabische, nadrukkelijk niet-islamitische school, was gericht op de eigen taal en cultuur van de kinderen. ‘Al spraken velen van huis uit geen Arabisch, maar Berbers. Maar Arabisch is wel de officiële taal van het land, en de taal van de islam, dus ouders vonden dat wel belangrijk. Ook kregen ze Frans, de administratieve taal in Marokko. Toen al snel bleek dat de families niet terugkeerden naar hun moederland werd het Frans vervangen door het Nederlands.’

De achtste verjaardag van Nadia Bouras en haar tweelingzusje Latifa op de Arabische Bouschrâschool.

Na een aantal omzwervingen kreeg de school na tien jaar een vaste stek in de Rivierenbuurt en de naam Bouschrâ. ‘In 1969 kwam mijn vader naar Nederland als gastarbeider’, vertelt Bouras (zie kader onderaan). ‘Mijn oudere zus ging naar een katholieke school, maar daar kwam een einde aan toen ze voor het eten een kruis sloeg. Dat kon toch niet de bedoeling zijn, vond mijn vader. We blijven in Nederland, stelden mijn ouders vast, maar het is wel belangrijk dat onze kinderen Arabisch leren en iets mee krijgen van hun eigen cultuur. Hun oog viel daarom op Bouschrâ, ook vanwege de hoge cito-scores.’

Bruine krullenbollen

Er was ontzettend veel verzet tegen de komst van de school geweest. ‘Vanuit christelijke hoek: wat moet een dominee met al die islamitische kinderen? Maar ook linkse Marokkaanse organisaties kwamen in protest omdat zij vreesden dat de autoriteiten in Rabat zich ermee zouden bemoeien. De buurt wilde ook geen school met uitsluitend bruine krullenbollen. Er ging zelfs een petitie rond waarin stond dat Marokkaanse kinderen een andere mentaliteit zouden hebben. Bizar, want wij voelden ons gewoon Amsterdamse kinderen.’

De school sloot in 1996. ‘Veel Marokkanen trokken weg uit dat deel van de stad. De tweede generatie stuurde hun kinderen ook liever naar scholen die meer een afspiegeling zijn van Amsterdam. Ik ook. We groeiden ook wel heel beschermd op. Toen we naar de middelbare school gingen, was dat echt een shock. Dan ben je ineens een van de vele minderheden en is het lastig om je plek te vinden. Ik had geluk dat ik op het Sweelinck College met mijn tweelingzus Latifa in de klas zat. Ongeveer de helft van mijn oude klasgenoten redde het niet en vertrok.’

Die worsteling met identiteit is herkenbaar. ‘In groep acht van de Arabische school kregen we een vraag van een leraar die altijd in mijn hoofd is blijven hangen: “Waarom zijn jullie hier?” Wij dachten: “Huh, waar heeft hij het over?” Ik had nog nooit van het woord gastarbeider gehoord. Die avond heb ik mijn vader gevraagd waarom hij hier eigenlijk was. Achteraf is die vraag misschien wel een van de redenen waarom ik migratiegeschiedenis ben gaan doen.’

‘Er bestaan alleen goede en slechte Marokkanen. Je bent Aboutaleb of Taghi: het is uitblinken of slecht zijn’

Het is voor Bouras haast onmogelijk om de ontkomen aan discussies over Marokkanen. ‘We zijn al heel lang een hot politiek item. Het debat is zo geëvolueerd dat er alleen goede en slechte Marokkanen bestaan: je bent Aboutaleb of Taghi. Het is of uitblinken om erbij te horen, of heel erg slecht zijn om te worden afgewezen. Wie geaccepteerd wil worden, moet een heilige zijn. Dat is onmenselijk om te vragen van een grote middengroep.

‘De derde en vierde generatie groeit op in een geradicaliseerde wereld. Ik ken verhalen van kinderen die op school gepest worden met “minder, minder Marokkanen”. Toen Wilders dat zei in 2014, was ik net moeder geworden. Het kwam hard aan. Mijn dochters zijn nu acht en vijf. Ik zou het afschuwelijk vinden als ze gepest zouden worden vanwege hun achtergrond, maar ik denk wel dat het gaat gebeuren.’

Het is dan ook belangrijk dat de universiteit een veilige omgeving is voor studenten en medewerkers. ‘Rector Bijl is heel erg uitgesproken als het gaat veiligheid en inclusiviteit. Dat is ook nodig, want op sommige plekken dondert het echt. Je schrikt je dood als je leest over racistische en bedreigende apps van studenten bij security studies.’

Woker dan woke

Dat kan tot botsingen met medestudenten leiden, merkt Bouras. ‘Ik geef soms ook college bij het university college en international studies. Veel internationale studenten zijn echt woker dan woke, heel erg geëngageerd. Soms zelfs té. Ik kondigde een fragment aan uit de film I Am Not Your Negro over de Amerikaanse zwarte schrijver en burgerrechtenactivist James Baldwin. Toen reageerde een student: “Excuse me, you are not allowed to say the N-word.” Maar ik noemde slechts de titel!’

Identiteit ligt heel gevoelig, zegt Bouras. ‘Dat zie ik ook met witte studenten. Als ze enkele hoofdstukken uit Witte Onschuld van Gloria Wekker moeten lezen, zijn er altijd een paar die zich aangevallen voelen. Heerlijk. Je bent hier namelijk niet om je comfortabel te voelen, maar om geconfronteerd te worden met ideeën die je wellicht niet aanstaan. Probeer erachter te komen waarom je zo boos reageert. Dat is studeren, dat is kritisch nadenken. Ik zeg echt niet wat goed of fout is.’

Al kon ze het ‘echt niet helpen om wat te zeggen’ toen een student vertelde dat hij op Theo Hiddema had gestemd. ‘Zijn uitleg was: “Ik vind hem wel grappig.” Je moet stemmen op wie je wil natuurlijk, en als hij had gezegd dat hij de ideeën van Forum steunde, prima. Maar dit was iets anders. Wat voor jou een stem uit baldadigheid is, kan voor een ander heel bedreigend zijn. Dat is een enorm privilege. Dan verdien je het om een verbale pets te krijgen.’


Nadia Bouras, Een klas apart. Geschiedenis van een Arabische school in Amsterdam. Uitgeverij Boom 240 pag. € 22,50. 
(Over de school is ook een documentaire gemaakt)

‘Wetenschap? Doei, dat ga ik echt niet doen!’

‘Haal me hier alsjeblieft weg. Alle mannen hebben het dorp verlaten, behalve ik.’ Dat stond in een brief die vader van Nadia Bouras aan zijn oudere broer in Amsterdam stuurde, en die hij door iemand anders laten opstellen: hij was namelijk analfabeet.

'Mijn vader, Brahim Bouras, in Nederland werd dat al snel “Bram”, was een boerenzoon uit een klein Marokkaans dorp dat onder Spaans bewind viel. Om naar Europa te kunnen voer hij op een goederenschip naar de Canarische Eilanden waar hij een Spaans paspoort aanvroeg. Maar dat document zou nooit aankomen, omdat de Spanjaarden het dorp moesten verlaten.

‘Mijn moeder groeide op in Casablanca, blonk uit op school en wilde geschiedenis gaan studeren. Haar vader was iemand die invloed had en bijvoorbeeld papieren kon regelen om naar Europa te reizen. Zo kwam mijn vader bij hem terecht. “Het stonk altijd naar koeienmest als hij er was”, vertelde mijn moeder, die toen een jaar of tien was. Haar zussen moesten giechelen, want mijn vader was best een knappe vent.

‘Mijn vader vertrok uiteindelijk in 1969 naar Amsterdam maar kwam in 1978 even terug naar Marokko om zijn vader te begraven. Hij bezocht ook Casablanca, mijn moeder was inmiddels een jonge vrouw. Nu ik hier toch ben, wil ik wel met haar trouwen, was zijn idee. Maar zij had daar helemaal geen zin in, want ze wilde doorleren. Haar ouders besloten echter dat het tot een huwelijk zou komen. Mijn vader was een goede man die zijn zaakjes prima op orde had, vonden ze.

‘Op een dag kwam mijn moeder thuis, en was er allemaal rumoer en drukte. Ze vroeg zich wat er aan de hand was. Jij gaat trouwen vanavond, kreeg ze te horen. Ze protesteerde maar het ging door.’ Bouras wijst naar een foto die op de kast staat: haar moeder in een trouwjurk, die beteuterd in de lens kijkt. ‘Dat is de dag waarop ze in Amsterdam arriveerde. Ze is negentien en zit daar met het idee van: “Shit, dit wil ik helemaal niet.” Maar ze heeft zich in haar lot geschikt. Mijn vader bleek inderdaad een goede gast te zijn, maar dit was niet het leven dat ze voor zichzelf had bedacht.

‘Ze wilde dan ook dat ik docent geschiedenis zou worden op de universiteit. Lang dacht ik: doei, dat ga ik echt niet doen, mijn plan was journalist worden. Toch werd ik docent, misschien ben ik wel onbewust de wetenschap ingegaan omdat zij nooit de kans heeft gehad.’