Cultuur
Wallpapers en screensavers
Natuurlijk zijn de iconen van National Geographic allemaal even schitterend. Maar dat is ook het probleem: nergens wordt het naar.
Frank Provoost
woensdag 21 september 2011
Het Afghaanse meisje, Sharbat Gula © Steve McCurry

Daar hangt ze dan. De Mona Lisa van de fotografie. Sharbat Gula, heet ze, maar dat werd pas twintig jaar nadat haar portret was gemaakt duidelijk. Tot die tijd heette ze Het Afghaanse Meisje.

De ontzetting in haar groene ogen symboliseerde het leed van de oorlog in Afghanistan, of eigenlijk alle oorlogen. Net zoals je bij de Mona Lisa op zoek gaat naar de verborgen glimlach, speur je bij Sharbat Gula tevergeefs naar onzichtbare tranen. En er is nog een overeenkomst: je zou verwachten dat ze groter zou zijn.

Maar het gaat niet om het formaat, merkte fotograaf Steve McCurry. In 1984 maakte hij de foto in een vluchtelingenkamp in Peshawar, Pakistan. Nadat de foto een jaar later op de cover van het (compacte) tijdschrift National Geographic had gestaan, zou hij nooit meer met rust worden gelaten.

Nog steeds bellen er minstens één keer per week mensen die Gula - of haar lotgenoten - op een of andere manier willen helpen. Toen McCurry haar na de Amerikaanse inval in Afghanistan in 2002 wist op te sporen en haar als dertiger fotografeerde, werden dat er alleen maar meer. Een fonds ten behoeve van onderwijs aan Afghaanse meisjes zamelde meer dan een 1,2 miljoen dollar in. En de teller blijft lopen.

De beroemdste portretfoto uit de twintigste eeuw hangt nu in het museum van Volkenkunde. De tentoonstelling Masters of Photography toont de iconen die de fotografen van National Geographic de afgelopen decennia maakten.

Prachtige foto’s hangen er, echt waar. De groene zeeschildpad van David Doubilet, die in Frans-Polynesië naar open zee zwemt, is meer dan ontroerend. Zijn school barracuda’s die sierlijk om een duiker cirkelt is pure porno voor onderwaterfanaten.

Of neem Frans Lanting, die met gevaar voor zijn eigen leven in de Andes op een 25 meter hoge steiger ging staan om een vliegende Ara te fotograferen: geweldig. En Jodi Cobb die in Nieuw-Guinea met modder besmeurde mannen vereeuwigd, allemaal is het even mooi.

Maar dat is ook het probleem. Nergens wordt het naar. Het afgezaagde hoofd van een gestroopte narwal, in de bloedige sneeuw met de lange slagtand nog fier overeind, is esthetisch verantwoord. Zelfs de kleuter die in een werkplaats op zijn rug ligt te lassen levert een mooie foto op. Een Indiaas gezin dat stapels bakstenen op het hoofd torst: schitterend.

Eigenlijk loop je door twee zalen wallpapers en screensavers. Je zou nog bijna gaan denken dat we in een perfecte wereld leven.

Natuurlijk, National Geographic is behalve een baken van kwaliteit ook een feelgood blad dat je in de wachtkamer bij de tandarts op je gemak moet stellen. Maar alsjeblieft: mag het voortaan ietsjes rauwer?

Masters of Photography, Iconen van National Geographic

Museum Volkenkunde,

 t/m 4 december, € 5 (Leidse studenten gratis