Wat doe je als man wanneer je ineens doorhebt dat je al een tijdje achter dezelfde vrouw aanloopt, omdat je toevallig precies dezelfde kant op moet? Hoe kan een plotselinge schreeuw uit het publiek in de Stadsschouwburg leiden tot moord? Kun je schuldig zijn aan geweld wanneer je volledig ontoerekeningsvatbaar bent?
Het is een greep uit de vragen die Leids rechtsfilosoof en promovendus Alban Mik (33) opwerpt in Tegen beter weten in. Zijn verhalenbundel is zijn literaire debuut en werd goed ontvangen. ‘Mik maakt dat je een wakkere, gretige, op-het-puntje-van-je-stoel-leeshouding krijgt’, schreef NRC in een 4-ballen-recensie.
‘Ik hield altijd al van lezen, maar begon pas een paar jaar geleden met schrijven’, vertelt Mik, zoon van schrijver en De Gids-hoofdredacteur Edzard Mik. Het eerste verhaal dat hij schreef, over een jongen in een kroeg die wangedrag denkt te zien en dat wil oplossen, stuurde hij op naar uitgeverij Prometheus. Die was enthousiast en bood hem een contract aan.
‘In dat verhaal zat alles: schuld en boete, dader- en slachtofferschap’, zegt Mik. ‘Toen dacht ik: hoe leuk zou het zijn om te debuteren met verhalen die allemaal over dit thema gaan? Dat gaf me ook richting bij het schrijven.’ Bovendien ziet hij nog een voordeel van een bundel ten opzichte van één lang verhaal: ‘Als je een roman schrijft die halverwege slecht blijkt te zijn, moet je weer helemaal opnieuw beginnen.’
Via een omweg kwam Mik op de Universiteit Leiden terecht. Voordat hij van de toneelschool werd gestuurd ‘wegens te weinig talentontwikkeling’, studeerde hij rechten in Amsterdam. Later volgde hij de Leidse master rechtsfilosofie, waar hij sinds 2020 promoveert op een intellectuele biografie over de conservatieve liberaal Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834). ‘Hij schreef in 1814 de eerste Grondwet van het huidige Nederland. Hij is een founding father. In mijn proefschrift schrijf ik over zijn ideeën en hoe die de weg naar de Grondwet hebben gevonden.’
In een van je verhalen draagt de hoofdpersoon een gelukstrui, waarmee hij denkt zaken te kunnen beïnvloeden. Heb je ook zo’n trui?
‘Ja, een blauwe hoodie, maar die trek ik tegenwoordig niet meer aan. Ik ben best wel neurotisch, maar probeer me ertegen te verzetten.’
Wat boeit je zo aan schuld en boete?
‘Waarom lukt het mensen niet om een en al goed te zijn, maar blijven we fouten maken en gaat het aan de lopende band mis, soms zelfs met de beste bedoelingen? Het schaamtegevoel dat dat opwekt, het idee dat je iets niet had moeten doen, vind ik interessant.’
Waarom slagen mensen er niet in het goede te doen?
‘Omdat we door emoties en driften gedreven wezens zijn en dat vaak nog ontkennen ook. We doen ons rationeler voor dan we zijn. Je kunt weleens zo boos of jaloers worden dat je jezelf totaal niet meer in de hand hebt. Hoe die emoties ons kunnen drijven tot kwaad, vind ik fascinerend.’
Is de scheidslijn tussen goed en kwaad minder zwartwit dan we denken?
‘Jazeker. In mijn verhalen zie je terug dat mensen soms het goede dénken te doen, maar het slechte dóen. Daarmee houden ze zichzelf voor de gek. Dader- en slachtofferschap, en schuld en boete, zijn vervlochten.
‘Het leven is niet in te delen in kampen, maar tegelijkertijd is dat het enige wat we hebben. We moeten structuur aanbrengen door te categoriseren, anders kunnen we niet praten en denken, maar tegelijkertijd moeten we ten volle beseffen dat onze categorieën tekortschieten. Dat is met goed en kwaad ook zo.’
Het verhaal ‘Hetgeen verborgen bleef’ gaat over zinloos geweld. Hoofdpersoon Milan heeft de eerste schop uitgedeeld, maar wanneer zijn vrienden zich vervolgens ook op het slachtoffer storten, probeert hij hen daarvan te weerhouden omdat hij ziet dat het compleet uit de hand loopt. Gevolg: het slachtoffer blijft in leven. Is Milan de redder of dader?
‘Dit verhaal gaat over waarom boete doen, het opruimen van de ziel, zo belangrijk is. Vertellen wat je verkeerd hebt gedaan, bijvoorbeeld door te biechten in de kerk, geeft opluchting omdat je niet meer zo wordt belast door je geweten. Maar Milan krijgt die kans niet, want niemand wil horen dat hij de initiator van het geweld was. Zelfs het slachtoffer niet, dat niet wist dat Milan de eerste schop gaf. Hij ziet hem als redder en wil niet van dat narratief afstappen.’
Waardoor Milan het slachtoffer nogmaals in elkaar slaat, zodat hij écht boete kan doen?
‘Dat is krankzinnig, maar daarmee drijf ik een absurde situatie door van een gevoel dat níet absurd is. Hij wil laten zien wat hij heeft gedaan, zodat hij daarmee in het reine kan komen, zodat zijn omgeving weet wie hij is en hij gestraft kan worden.’
In ‘Tot het tegendeel bewezen is’ verliest een psycholoog één keer haar professionaliteit. Even later blijkt een cliënt zijn gezin en zichzelf te hebben gedood. Hoe schuldig is zij?
‘De vraag is hier: als iedereen denkt dat je schuldig bent, ga je dat dan zelf geloven? Hoe moeilijk is het om op je strepen te staan als iedereen aan je gaat twijfelen? In hoeverre bepaalt beschuldigd worden of je ook schuldig bént?
‘In dit verhaal brengen rechercheurs met tunnelvisie, kranten en extreemrechtse weblogs een bepaalde dynamiek teweeg waarbij de hele wereld je schuldig acht. Zo kan het gebeuren dat haar niets is aan te rekenen, maar dat de buitenwereld het haar wél aanrekent.’
In sommige verhalen heb je gekozen voor psychotische personages of voor een psychopaat die ontoerekeningsvatbaar lijkt. Zijn deze verhalen een pleidooi voor mensen die lijden aan ernstige psychische stoornissen, voor wie we meer empathie moeten hebben?
‘Nee, want dan zou er een morele boodschap in zitten. Een pleidooi heeft iets te zekers. Mijn verhalen zijn onderzoeken waarin altijd iets ambivalents zit. Die psychopaat is duidelijk een gek, maar hij vindt zichzelf niet gek. Tegelijkertijd is alles wat hij doet door-en-door beredeneerd. Maar wél ingegeven door ziekte, zo lijkt het althans.’
Zijn de zieke daders minder schuldig dan anderen?
‘Wie is schuldiger: de gek die de ernstigste misdaad pleegt, of degene die bij zinnen is maar een minder ernstige misdaad pleegt? Ik kom er niet uit. Liever zet ik de lezer aan het denken door die vraag op te werpen dan dat ik hem beantwoord.’
Sommige personages lijken haast geen controle te hebben over de eigen daden en beslissingen, alsof alles wat ze doen hen overkomt.
‘Ik geloof niet in absoluut determinisme, dat er geen enkele sprake is van vrije wil. Daar kunnen we sowieso niet mee leven, anders zou het strafrecht niet werken. Zelfs als de vrije wil niet zou bestaan, moeten we dus de nobele leugen ophouden dat die er wél is.
‘Ik denk overigens wel dat we veel minder vrije wil hebben dan we denken. Maar om die helemaal weg te spelen, vind ik te radicaal.’
Alban Mik, Tegen beter weten in. Uitgeverij Prometheus,182 blz. €20,-