Achtergrond
Nieuwe vereniging Rechten moet ‘Grotius‘ heten
De nieuw op te richten algemene faculteitsvereniging van Rechten moet de naam "Grotius" krijgen. Dat schrijft professor Schermers in een brief aan de huidige studieverenigingen van de faculteit.
donderdag 20 maart 2003
David Bremmer
Schermers wil de vereniging de naam ÒGrotiusÓ van het gelijknamige rechtendispuut laten overnemen, omdat dat al zeventig jaar bestaat en van alle juridische verenigingen veruit de langste traditie heeft. Bovendien heeft Grotius als enige de steun van een grote groep reünisten.
Reden voor de brief, die niet alleen door Schermers is ondertekend maar ook door student-lid van het faculteitsbestuur Raymond Hofstede, is om nogmaals de noodzaak van zo`n algemene studievereniging te benadrukken. Die moet er komen omdat er nu maar liefst zestien studieverenigingen zijn. Het budget is te klein om al die verenigingen financieel te ondersteunen, zo meent het faculteitsbestuur. Bovendien is er niet genoeg ruimte om ze te huisvesten in het nieuwe onderkomen van de faculteit, het voormalige Kamerlingh Onnes Laboratorium.
Niet alle studieverenigingen willen echter hun zelfstandigheid opgeven. Zo voelt rechtendispuut Nemo Plus, aanvankelijk nog voorstander, na raadpleging van de leden niets meer voor een fusie, terwijl ook ELSA tegen de plannen van het bestuur is. Verder wil Volkenrechtelijk Dispuut Prof. Mr. B.M.Telders niet opgaan in een groter geheel. De ledenvergadering van Telders vroeg daarom of professor Schermers, inmiddels al een tijdje met emeritaat, wilde bemiddelen in de kwestie. Schermers nam vervolgens contact op met Hofstede.
Schermers en Hofstede vragen in de brief onder meer aan Nemo om de beslissing te heroverwegen, omdat een algemene vereniging elke rechtenstudent tot voordeel strekt. In het nieuwe algemene bestuur ‘kunnen ook leden van Nemo Plus zitten en kunnen alle waardevolle tradities van Nemo Plus worden voortgezet‘, valt in de brief te lezen. ‘Wij willen dan ook aan Nemo Plus in overweging geven de kwestie nog eens rustig te bekijken met als uitgangspunt de vraag waar de student van 2005 het meest mee gebaat zou zijn.‘
Verder verdient ELSA een aparte zelfstandige positie binnen de faculteit, hoewel Hofstede en Schermers van mening verschillen over de precieze invulling daarvan.