‘Ik behoor tot de gelukzalige generatie die nog geen telefoons had’, zegt Frans Willem Korsten. ‘En dus las ik alles: de krant, de encyclopedie, stripboeken, pulp en jeugdliteratuur. Zoveel mogelijk lezen is de beste manier om smaak te ontwikkelen.’
Vrijdag houdt de hoogleraar Literatuur, Cultuur en Recht zijn oratie, waarin hij zal betogen dat geesteswetenschappen en rechten nauw met elkaar moeten gaan samenwerken én waar hij met behulp van Tom Poes zoekt naar nieuwe definities van juridische begrippen.
‘In alle boeken die ik heb gelezen, is het probleem van rechtvaardigheid cruciaal’, zegt Korsten. ‘Zelfs abstracte literatuur kan rechts- of rechtvaardigheidsproblemen aankaarten. Maar bij Joost van den Vondel (1587 –1679) werd mijn fascinatie hiervoor consistent.’
Hoezo?
‘Wat veel mensen veronachtzamen, is dat bijna al Vondels stukken zich aan een hof afspelen. De personages zijn diplomaten en spelen dus een rol: net als Willem-Alexander kunnen ze niet zomaar zeggen wat ze vinden. Dat gegeven maakt die stukken razend spannend. Er liggen allerlei implicaties in die teksten besloten.
‘Door Noah, Vondels laatste werk, ben ik gefascineerd geraakt door het begrip soevereiniteit. Zijn toneelstukken onderzoeken een heel basaal probleem van het recht, namelijk de fusie tussen politieke en rechterlijke macht. Als je je rechtsorde baseert op God, baseer je je op een soevereine macht die arbitrair kan handelen. Dat moet je niet willen.
‘In het NWO-project Playing Politics onderzoek ik hoe populisten met de rechtspraak spelen door het gebruik van nieuwe media en wat het effect daarvan is op het rechtsgevoel van mensen. Dat wil ik koppelen aan hoe grote bedrijven het rechtsgevoel ondergraven door geheel aan het rechtssysteem te ontsnappen, zoals Chemours of Tata Steel dat doen.’
Wat is de rol van literatuur daarbij?
‘Wat de een rechtvaardig vindt, vindt de ander hoogst onrechtvaardig. In kunst worden kwesties van (on)rechtvaardigheid uitgedacht, bijvoorbeeld als het gaat om ecologische problematiek. Marten Toonder heeft in de jaren zeventig strips gemaakt die zich bijna rechtstreeks verhouden tot het rapport van de Club van Rome.
‘Literatuur, en kunst in het algemeen, is belangrijk voor die bredere sensibilisering. Literatuur laat zien hoe complex zaken zijn en dat er geen eenvoudige oplossingen bestaan. Je wordt door kunst geconfronteerd met je eigen voorgeprogrammeerde denken. Daarom zouden rechtenstudenten veel moeten lezen.
‘In principe interesseren alle problemen rondom rechtvaardigheid me, maar de laatste tijd richt ik me vooral op ecologische problemen. Toevallig kom je die ook bij Vondel tegen. Hij heeft lofdichten geschreven op het droogmalen van meren. Hij was in dienst van rijke koopmannen uit Amsterdam, die die molens hadden bekostigd. ‘Kapitalisme speelt daar een belangrijke rol in. Dat begint met illegitieme toe-eigening. Iets wat in handen was van het collectief, wordt tot privébezit verklaard. Wat je nu ziet, is dat allerlei grote bedrijven al wettelijk verkend hebben hoe ze de diepzee kunnen mijnen. Dat wordt een ecologische ramp.
‘Een boek waar ik echt gedeprimeerd van raak, is The Big Myth van Naomi Oreskes. Dat gaat over hoe het mogelijk is dat mensen massaal geloven in de mythe dat de regering slecht is en de markt goed.’
‘Je kunt mythes niet wegredeneren, je kunt er enkel aantrekkelijkere mythes tegenover plaatsen. Daar kan literatuur een rol in spelen. Al stuit je dan op het feit dat er grote organisaties achter dit soort mythes zitten, die met veel geld politici hebben benaderd en wetenschappers hebben omgekocht.
In uw oratie gaat u ‘vanuit literatuur en cultuur op zoek naar de bodem van juridische definities’. Wat bedoelt u daarmee?
‘Steeds meer natuurgebieden worden tot rechtspersoon gemaakt. De link tussen rechten en literatuur blijkt daar direct uit, want het is pure fictie. Je maakt iets wat geen persoon is tot persoon door het in taal te vangen en te incorporeren in het rechtssysteem.
‘Ik ben daar een felle tegenstander van. Wat mij betreft moeten mensen eerst hun plichten naleven die in de wet zijn vastgelegd. Het is wettelijk verboden om de boel te vervuilen, maar daar worden geen rechtszaken van gemaakt. Dat komt omdat de definities niet kloppen.
‘Daarom heb ik gekeken naar de definities van “bodem” en “grond” in de Nederlandse wet. Die blijken zowel hilarisch als heel ernstig. Ik ben ze gaan closereaden en heb alle connotaties en implicaties van die definities geanalyseerd. In de bodem zit volgens de Nederlandse wet bijvoorbeeld geen grond.
‘Aan de hand van filosofen en Tom Poes werk ik toe naar nieuwe definities van bodem en grond die wel adequaat zijn en voorkomen dat het recht almaar uitdijt.’
Hoe bevalt de samenwerking met de rechtenfaculteit?
‘Iedereen denkt vanuit het kader waarin die getraind is, en het is ontzettend leuk om die frictie te accepteren en ervan te leren. Rechtsgeleerden wijzen principiële rechtsproblemen aan in teksten of films, en omgekeerd kunnen literatuurwetenschappers wijzen op hoe literatuur thema’s verkent die in het recht nog niet mogelijk zijn, zoals de persoonsstatus van robots.
‘Daarnaast zie je dat met het sluiten van een rechtszaak het rechtsgevoel van mensen nog niet zodanig is bediend dat de zaak is afgedaan. Kunst kan reflecteren op oude zaken en die opnieuw onderzoeken.
‘Interdisciplinariteit is dus heel belangrijk als het gaat om de relatie tussen het rechtssysteem en rechtvaardigheid. Met de campus in Den Haag, de internationale hoofdstad van het recht, is die interdisciplinariteit voor de Universiteit Leiden des te belangrijker. In Azië kennen ze Leiden door het kolonialisme, maar in Afrika en Zuid-Amerika staan we bekend om het Gerechtshof. Daar ligt een taak voor ons.
‘Ik wil deze leerstoel daarom gebruiken om die interdisciplinaire samenwerking te verankeren. Daarin schuilt ook de maatschappelijke functie van de geesteswetenschappen. De cruciale vraag voor de humaniora, die vaak niet wordt gesteld, is wat de politieke functie is. Voor de neerlandistiek was dat bijvoorbeeld het bouwen van een natiestaat en uitbouwen van de koloniale macht. De samenwerking met rechten kan daar een antwoord op bieden.’
Frans Willem Korsten, ‘Grond-recht: vanuit literatuur en cultuur op zoek naar de bodem van juridische definities.’ Oratie, Academiegebouw, vrijdag 15 maart, 16:00 uur, aanmelden via de website