Wetenschap
Vrouwenvoetbal is nog steeds tweederangs
Hoewel vrouwenvoetbal van ver komt, is er nog steeds sprake van seksisme, ontdekte Nathanja van den Heuvel. De filosoof bivakkeerde een week tussen de profs. ‘Ik dacht: “Wow, wat gebeurt hier?”’
Vincent Bongers
donderdag 2 december 2021
De kampioenswedstrijd van de Leidse studenten van Football Factory Dames 1, in 2014. Foto's Taco van der Eb

‘Ik had de clubkleding aan, ging mee in de bus en was bij de trainingen - waar ik weliswaar niet zelf aan meedeed, maar ik voegde me wel bij de technische staf op het veld om te observeren.’

Zo belandde Nathanja van den Heuvel, filosoof van beroep, op het voetbalveld. Voor haar promotieonderzoek liep ze mee met een profteam uit de Nederlandse vrouwencompetitie en stond ze tussen de wereldtoppers, die overigens anoniem blijven in haar proefschrift. ‘Het is een klein wereldje’, verklaart ze. ‘Wat je zegt kan gevolgen hebben.’

Van den Heuvel wilde weten hoe professionele voetbalsters hun sport beleven en waarom ze bereid zijn om zoveel op te offeren om de top te halen. Tijdens een week participerende observatie merkte ze dat er in de voetballerij nog steeds veel seksisme bestaat. Ondanks  een stormachtige ontwikkeling van de laatste jaren wordt het vrouwenvoetbal vaak nog steeds als tweederangs gezien.

Lekker kletsen

Toch is er al veel veranderd in korte tijd. ‘Pas in 1971 werd het verbod op competities voor vrouwen opgeheven. In 1979 werd het meisjesvoetbal door de KNVB vastgelegd in haar reglementen.’

Maar nog steeds valt er een hoop te verbeteren, merkte ze toen een groep potentiële sponsors van het mannenteam werd rondgeleid langs de skyboxen waar ook het kantoor van het vrouwenelftal zit. ‘De coaches waren net bezig de tactiek voor de komende wedstrijd te bespreken, met van die magneetjes op een bord, toen de gids zei: “De vrouwen kunnen hier aan de bar een rosé bestellen en lekker kletsen wanneer de mannen naar de wedstrijd kijken.”

'Ik dacht: “Wow, wat gebeurt hier?”’ Het seksisme van die clubmedewerker sloeg echt alles. De meest stereotype ideeën over mannen en vrouwen kwamen langs uitgerekend op de plaats waar de strategie voor het vrouwenprofteam werd bepaald.’

Van den Heuvel interviewde tientallen speelsters en leden van de technische staf van clubs in Nederland en België.

‘Ik heb veel tijd gespendeerd op en rond het voetbalveld en sprak speelsters in de kantine of in een bezemkast of zoiets. De speelsters vonden het prettig om met mij te spreken. Het gaf hen de mogelijkheid tot zelfreflectie.’

Uit de gesprekken bleek wel dat mannelijke collega’s weinig interesse hebben voor de vrouwentak binnen de club. ‘Soms nemen de mannen de moeite om naar ons te komen kijken’, zegt een van de profs. Volgens een ander is ‘het oké als je de mannen op de club groet en soms maken ze tijd om een praatje te maken’.

De filosoof is zelf geen grote voetballiefhebber. ‘Dat is ook wel een reden waarom ik zo geïnteresseerd was in dit onderzoek. Het is ook niet mijn missie om te zorgen dat het Nederlands elftal het volgende toernooi wint. Ik moet zo neutraal mogelijk blijven.’

Hersensletsel 

Maar toen in 2017 het Nederlands elftal in eigen land Europees Kampioen werd ‘was dat wel een emotioneel moment’, geeft ze toe. ‘Misschien heb ik zelfs wel een traantje gelaten. Die overwinning raakte me wel, want ik leefde met het team mee. Ik had gesproken met topspeelsters die toen in dat elftal zaten. Het was voor mij duidelijk welke offers zij hadden gebracht om dit voor elkaar te krijgen.’

‘Ik blijf altijd spelen’, vat een international het samen. ‘Tegen Duitsland brak ik al na tien minuten mijn neus, toch bleef ik spelen.’

Van den Heuvel: ‘Je moet er heel veel voor opzij zetten: je familieleven, soms ook een kinderwens, maar zeer zeker ook je gezondheid. Ik heb een speelster geïnterviewd die zeven maanden in een donkere slaapkamer had gelegen nadat ze voor de vierde keer een hersenschudding had opgelopen. Heel heftig. Sowieso is de kans op schade aan de hersenen een probleem in het voetbal waar meer aandacht voor nodig is.'

‘Tegen Duitsland brak ik al na tien minuten mijn neus, toch bleef ik spelen’

Stoer en bikkelhard zijn, van die veronderstelde typisch mannelijke waarden, zijn bepalend in de voetbalcultuur, aldus de onderzoeker. ‘Alles wat als vrouwelijk zou kunnen worden omschreven, empathisch en zorgzaam bijvoorbeeld, doet afbreuk aan de kans op sportief succes. Het idee dat nog steeds overheerst is dat je moet spelen als een man als je succesvol wil zijn.’

Mannelijkheid wordt verheerlijkt, op het veld dan. ‘Maar het vrouwenvoetbal moet dan wel sexy verpakt worden. Want dat verkoopt aan mannen en die vormen een belangrijke markt, is de gedachte.’

Die tegenstrijdige gendernormen zijn verwarrend en irritant voor speelsters. ‘Er zijn profs die zeggen: “Ik snap dat een tijdschrift voor de verkoop vraagt om een interview met de knappe blonde speelster en mij niet.” Ze begrijpen het maar vinden het tegelijkertijd belachelijk, want het moet gaan om de prestaties op het veld.’

Stoer en bikkelhard

De spelers waren heel openhartig over genderrolpatronen. ‘Ik heb ook vrouwen gesproken die in de eerste competitie in 1971 speelden, de pioniers van het vrouwenvoetbal. Een van hen vertelde dat toen zij jong was en de jongens op het veld trainden, dat dan de meisjes alleen aan de zijkant mee mochten rennen. Maar ook later werden speelsters letterlijk buitengesloten. Dan mochten ze niet op het voetbalveld trainen maar op een grasveldje daarnaast.’

Een voetbalster vertelde dat ze eigenlijk als kind niet mocht meedoen met de F’jes, totdat ze haar haar kort knipte zodat niemand zag dat ze een meisje was. Haar ouders steunden haar en deden alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

Maar nog steeds voelen speelsters zich buitengesloten. ‘Er is echt nog winst te behalen bij de clubs zelf. Vrouwelijke voetballers spelen dan wel bij Ajax, Feyenoord of PSV, maar hun trainingen zijn dan op ongunstige tijdstippen. Of een trainer van de mannen loopt zomaar de kleedkamer binnen. Dat mag dan gewoon, omdat die coach hen niet als gelijkwaardig beschouwt. Vrouwen worden toch gezien als tweederangs goederen.’

Verder hebben de speelsters ook nog te maken met lichamelijke eisen. 'Ze worden steeds gewogen en gemeten. Hun lichaam is continu onder surveillance. Het is een cultuur van lichaamsdressuur, ook bij de mannen. De speelsters worden enorm gedisciplineerd. Dat betekent ook dat ze hun mond moeten houden als ze het ergens mee oneens zijn. De coach is namelijk bepalend voor jouw succes.’

Wat dat betreft zijn er wel raakvlakken met de wetenschap. ‘Ook daar is  vaak een persoon bepalend, namelijk de hoogleraar. In die situatie zijn medewerkers veel sneller bereid om hun mond te houden, het gedrag van een professor te slikken en misstanden niet aan te kaarten. Want als iemand dat wel doet dan kan dat negatieve consequenties voor diegene hebben.’

Voetbal en ook andere professionele sporten zijn toch vooral gericht op één ding: speelsters opleiden om te winnen en zo geld te verdienen. ‘Als je het daar niet mee eens bent, moet je maar oprotten. Maar het gaat om het vinden van een balans: een club moet er voor zorgen dat sporters op een veilige manier in die wereld terechtkomen, want het is nu een ongezonde cultuur. Het zou bijvoorbeeld verstandig kunnen zijn als voetballers een helm gaan dragen.’

Maar los van de gezondheid zijn er al een aantal zaken die de clubs kunnen doen om te zorgen dat vrouwen niet worden buitengesloten. ‘Dat kan door vrouwen op een normaal tijdstip te laten trainen op het hoofdveld en hun kleedkamer een veilige plek te laten zijn waar niet zomaar iedereen kan binnenkomen. Zorg dat vrouwen echt geaccepteerd worden, dat empathisch zijn ook gewoon mag binnen de voetballerij en dat je je als vrouw niet als een man hoeft te gedragen om succesvol te zijn.’

 

Voetbal is het allerbelangrijkste, maar toch ook weer niet

Waarom ambiëren vrouwen ondanks alle ontberingen toch een carrière in het profvoetbal? ‘Speelsters vertelden mij dat “voetbal eigenlijk niet zo belangrijk is als je het vergelijkt met waarden als economische zekerheid, een goed sociaal leven en gezondheid”’, zegt Nathanja van den Heuvel. ‘Ik omschrijf dat als wereldse waarden. Maar tegelijkertijd vinden ze “voetbal het allerbelangrijkste dat er is.”

‘Wat je ziet is dus een paradox: er komen twee onverenigbare waardesystemen samen, twee verschillende manieren om invulling te geven aan het begrip belang. Een opmerking van een speelster die aan bed gekluisterd was vanwege ernstig hoofdletsel is treffend: “Nu denk ik wel eens, tja ik zou die bal niet moeten koppen. Als ik er goed over nadenk dan zou ik stoppen met voetbal. Maar ik doe het niet. Het is gek, het is gekkenwerk.”

‘Er is dus iets aan voetbal wat niet kan worden verklaard in termen van wereldse waarden als gezondheid en sociaal welbevinden, maar er tegelijkertijd mee kan concurreren, of ze zelfs overstijgt. ‘Met behulp van de spelfilosofen als de Leidse hoogleraar Johan Huizinga stel ik voor de bereidheid tot het brengen van offers te begrijpen in termen van het spel.

De voetbalsters offeren niet zozeer wereldse waarden op voor andere wereldse waarden, bijvoorbeeld gezondheid voor financiële zekerheid, maar voor de spelwereld. Dit betekent dat de voetbalsters niet alleen leven volgens de wetten en regels van de echte wereld, maar ook volgens die van de spelwereld. Het spel brengt de voetbalsters meer dan de wereldse waarden.

‘Voetbal is voor hen alsof ze in een andere werkelijkheid stappen waar die waarden niet tellen. Dat geeft de ervaring van vrijheid, en dat is een zeer krachtig gevoel.’

De supporter kent die sensatie ook. ‘Ik kan ook helemaal meegenomen worden door een wedstrijd, dan zit ik me op de bank haast op te vreten van de spanning. Je leeft mee en komt ook in de spelwereld. Het is geen strijd op leven en dood, maar als je er in zit lijkt het belangrijker dan een oorlog in de echte wereld.’

Het belang van het spel kan volgens haar ook iets toevoegen aan feministische theorie. ‘In het liberaal feminisme gaat het in eerste instantie om gelijke rechten, kansen en mogelijkheden. Vanuit dat perspectief bekeken is het een goede zaak dat vrouwen nu ook topvoetbal kunnen spelen. Al zijn er natuurlijk allerlei kanttekeningen rond beloning en gendernormen.’

Uit een marxistisch perspectief is topsport ‘gewoon fout’. ‘Het maakt misbruik van lichamen. Je perst meerwaarde uit iemands lichaam om geld te verdienen. Als dat lichaam niet meer voldoet wordt het aan de kant gezet als grofvuil.’ Beide theorieën hebben ‘iets waars’, vindt Van den Heuvel. ‘Maar dat geldt ook voor het idee van de spelwereld.’

Nathanja van den Heuvel,Towards a Feminist Playology, promotie op 9 december