Nieuws
Puzzelen met startersbeurzen: wie krijgt wat?
Van de 156 miljoen euro die het ministerie van OCW aan de universiteiten uitkeert voor startersbeurzen, krijgt de Universiteit Leiden ruim 14 miljoen. Dat bedrag zal naar rato van het aantal studenten over de faculteiten worden verdeeld.
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 1 december 2022

Er werd de afgelopen maanden in de faculteitsraden veel over de startersbeurzen gesproken: beurzen à 300.000 euro per persoon voor onderzoekers die op of na 1 januari 2022 een vaste aanstelling als universitair docent (UD) krijgen. Doel van de beurs: het stimuleren van ongebonden onderzoek en het verlagen van de werk-, competitie- en aanvraagdruk.

Hoewel de faculteiten blij zeggen te zijn met elke extra euro van het ministerie, brengt de komst van de beurzen ook zorgen met zich mee. Raadsleden van Geesteswetenschappen zeiden onlangs te vrezen voor ‘grote oneerlijkheden’ omdat niet iedereen een beurs kan krijgen.

Het faculteitsbestuur van Archeologie liet daarop weten de startersbeurzen niet aan individuen te geven maar aan onderzoeksgroepen, ook al is dit tegen de wens van het ministerie.

Vorige week zei ook het bestuur van Sociale Wetenschappen het geld aan teams te willen geven, uit vrees dat het anders ‘onderlinge relaties kapotmaakt’.

Begrotingsprobleem

En dan is er nog een begrotingsprobleem. Zo gaf portefeuillehouder bedrijfsvoering Ed van den Berg van de faculteit Geesteswetenschappen in november aan dat hij, mede door de onzekerheid over de hoeveelheid geld voor de startersbeurzen, begrootte ‘met de rem erop, tot we wat meer zekerheid hebben over wat wel en niet kan’.

Inmiddels is er meer duidelijk. Woordvoerder van de Universiteiten van Nederland (UNL) Ruben Puylaert laat weten dat van de 156 miljoen euro die het ministerie van Onderwijs (OCW) aan de startersbeurzen gaat uitgeven, bijna 14,3 miljoen euro naar Leiden gaat. Het geld is over de universiteiten verdeeld naar rato van het aantal studenten en wordt jaarlijks en voor onbepaalde tijd aan de universiteiten uitgekeerd. Omdat elke startersbeurs drie ton kost, zou dat voor Leiden betekenen dat aan ongeveer 47 onderzoekers per jaar een startersbeurs kan worden verstrekt.

‘We hebben er wel op zitten brommen. Maar we zijn hoe dan ook blij met het geld’

Maar: welke faculteit krijgt welk bedrag? Maandag zei rector Hester Bijl nog bij het debat ‘Wetenschap Werkt’ dat ‘de universiteit nog moet nadenken hoe we het geld over de faculteiten verdelen’. Maar woensdag liet universiteitswoordvoerder Caroline van Overbeeke weten dat het bestuur heeft besloten dat te doen op basis van studentenaantallen. De precieze uitwerking daarvan volgt nog. ‘De faculteiten hebben plannen opgesteld en die worden komende weken besproken. Daarna kunnen ze aan de slag.’

Mare vroeg alle decanen naar de huidige stand van zaken. Alleen Pancras Hogendoorn van de faculteit Geneeskunde reageerde. Hij had voor zijn faculteit liever een ander verdeelmodel gezien, zegt hij.

Oneerlijkheid

‘Het model verschilt per universiteit. Sommige, zoals Leiden, verdelen het op basis van studentenaantallen. Voor ons zou het beter werken als het ook zou worden verdeeld op basis van promotieaantallen. Daar hebben wij wel op zitten brommen. Maar we zijn hoe dan ook blij met het geld.’

De kritiek en zorgen die de faculteitsraden hebben, zijn bij het college van bestuur bekend. Volgens Van Overbeeke wordt geprobeerd de ‘oneerlijkheid zo veel mogelijk te voorkomen door plannen voor startersbeurzen met meerdere universitair docenten op te stellen, waarbij een UD die voldoet aan de criteria hoofdaanvrager is’. De beurs van drie ton is grotendeels voor de beurshouder, 60.000 euro ervan gaat naar ondersteuning. ‘Maar het probleem blijft dat het ministerie onvoldoende middelen ter beschikking stelt om alle universitair docenten die voldoen aan de criteria van een beurs te voorzien.’

Dat sommige faculteiten van plan zijn de beurzen over teams te verdelen in plaats van aan individuele onderzoekers, is volgens het ministerie van Onderwijs niet de bedoeling. ‘De beurzen zijn bedoeld als persoonlijk werkkapitaal’, zegt Yannick van Riet, woordvoerder van minister Dijkgraaf. Wanneer faculteiten besluiten het geld aan teams te geven, doen zij ‘dus niet wat afgesproken is’. De minister laat na twee jaar onderzoeken of de middelen voor de startersbeurzen ‘conform de bestuursafspraken worden ingezet’, zegt Van Riet.

Niet afgesproken

Ook UNL hoort ‘geluiden uit het veld’ dat sommige universiteiten en faculteiten de startersbeurzen anders willen vormgeven dan nu het geval is. ‘Het staat voor ons voorop dat de startersbeurzen rust en ruimte moeten bieden aan wetenschappers’, zegt Puylaert. ‘Bij universiteiten en faculteiten verschilt de situatie, dus wij zouden graag zien dat universiteiten de ruimte krijgen om daarop in te spelen, binnen de afspraken van het bestuursakkoord. We zijn in gesprek met het ministerie over de precieze interpretatie daarvan om te kijken wat er mogelijk is.’

Het Leidse college van bestuur ziet ook graag dat meer UD’s van het geld kunnen profiteren. ‘Bij voorkeur wordt een beurs gebruikt om voor meerdere UD’s, waarvan in elk geval de hoofdaanvrager voldoet aan de criteria, de onderzoeksruimte te vergroten’, aldus Van Overbeeke.

Het ministerie van Onderwijs formeert momenteel een adviescommissie starters- en stimuleringsbeurzen. Die commissie zal onder meer kijken of universiteiten meer ruimte kunnen krijgen om de beurzen op een voor hen gewenste manier te kunnen verdelen.