Herman Heijermans liep eind negentiende eeuw over het strand toen hij een dode visser aantrof, met zeewier in de mond. Het inspireerde hem tot het schrijven van Op hoop van zegen, het ‘stuk van de zee’, over een vissersdorp, waar de bewoners vastzitten in hun armoede.
Het thema vertaalt zich heel eenvoudig naar vandaag de dag, aldus acteur Manja Topper. Zij voert het stuk zaterdag 9 december op met toneelcollectief Dood Paard in theater Ins Blau.
Topper speelt de rol van Kniertje (Topper noemt haar ‘Knier’), een vissersvrouw uit het dorp. ‘Het grootste deel van het stuk speelt zich af in haar huis’, legt ze uit. ‘Reder Bos heeft in het vissersdorp een heleboel schepen waar hij vissers voor ronselt. De boten zijn verzekerd. Bos stuurt een schip, dat waarschijnlijk zal vergaan, de zee op. En dat vergaat inderdaad. Zo kan hij het verzekeringsgeld opstrijken. De reder behandelt de vissers in dat dorpje zo als lijfeigenen.
‘Dat is een van de thema’s in het stuk: hoe je omgaat met onderdrukking. Knier, een vrouw die haar hele leven al in die mal zit, komt echt niet op het idee om in opstand te komen. Zij heeft zich ernaar gevoegd.’
Weduwen
Om de geschikte toon te vinden, deed het collectief onderzoek naar de maatschappelijke context van de visserij door de jaren heen. ‘We lazen veel literatuur en krantenartikelen’, zegt Topper. ‘Bijvoorbeeld over misstanden in de visserij die nu nog plaatsvinden, maar ook oudere literatuur. Ik las werk van Mineke Schipper, hoogleraar aan Universiteit Leiden, over genderrollen en de plek van de weduwe in de maatschappij. Dat was voor mij bijzonder interessant, want mijn karakter in het stuk is een weduwe. Zo’n vissersdorp bestaat sowieso alleen uit weduwen, vrouwen, kleine kinderen en oude mannetjes.’

Peh niet dat
De diaconie is me een bik
Vreete met snauwe
Koffie as onderste uit de regenton
En errete zo hard als je eksteroog
Op het toneel is een visnet gespannen, de acteurs spreken in het dialect zoals dat is opgeschreven door Heijermans in 1900. ‘Het dialect klinkt alsof je de zee op de plinten van het toneel hoort slaan’, vertelt Topper. ‘We zitten binnen die netten best krap, net als die dorpsbewoners in een krap vissershuisje zaten.’
Dood Paard benoemt in de introductie van het stuk de parallellen met de huidige maatschappelijke problemen. Om dat over te brengen was eigenlijk weinig nodig, zegt Topper. ‘Soms maken we rigoureuze veranderingen aan een stuk, nu zijn we er juist met een vlooienkam doorheen gegaan. Het kneuterige, zoals het zetten van een kopje koffie, is eruit gehaald. Wij hebben er een heel hard, direct stuk van gemaakt.’
Dat is dan wel gedaan zonder grote veranderingen aan de tekst zoals die er nu staat. ‘Mensen denken dat we niets gewijzigd hebben aan het stuk. We hoeven niet heel opzichtig te actualiseren. Die link naar nu, het bestaansminimum, kwetsbaarheid en waarom mensen stemmen zoals ze stemmen; het is voor mijn gevoel zo obvious. Het is niet nodig om daar te gaan zitten als pakketbezorgers, dat zou flauw zijn.’
Dood Paard, Op hoop van zegen. Theater Ins Blau, zaterdag 9 december, €20 (studenten €14,50)