‘Het was alsof ik Game of Thrones zat te kijken’, vertelde de Amerikaans-Somalische Abdullahi Yusuf over de IS-video’s die hij samen met vrienden bekeek op het YouTube-kanaal ‘Enter the Truth’. Na de filmpjes over het lijden van kinderen in Syrië en de morele corruptie van het Westen wist hij het zeker: hij zou niet langer hulpeloos aan de zijlijn toekijken naar de verschrikkingen in het Midden-Oosten.
Daarnaast zag Yusuf op Instagram IS-strijders met ‘mooie villa’s en toffe auto’s’. Die levensstijl trok hem ook wel. Op zijn achttiende wilde hij vanuit Amerika naar het kalifaat reizen. Hij zou echter nooit aankomen: nog voordat hij op pad ging, werd hij gearresteerd en veroordeeld.
‘Bij hem zie je een mix van de invloed van sociale media en offline contacten die er voor zorgde dat hij steeds extremere ideeën kreeg en ook plannen maakte om te vertrekken’, zegt de Britse wetenschapper Joe Whittaker. Hij promoveerde woensdag zowel in Leiden als aan de Universiteit van Swansea op een onderzoek naar 201 personen in Amerika die namens IS aanslagen pleegden, dat van plan waren of wilden uitreizen naar Syrië of Irak.
Aanslag livestreamen
‘In de media hoor je vaak dat de radicalisering online plaatsvond. Maar wat betekent dat eigenlijk? Ik heb de personen gekoppeld aan vragen als: “Gebruikten ze social media om te communiceren met een netwerk van radicalen? Spraken ze ook offline met elkaar af?” Dat leverde allemaal enen en nullen op die verbanden aantoonden. Ik zag bijvoorbeeld dat personen die heel actief online waren, ook offline vaak afspraken maakten met gelijkgestemden. Dat zwakt het stereotiepe beeld af van de boze tiener die de hele dag in zijn slaapkamer IS-propaganda kijkt en zo langzaam radicaliseert.’
De opkomst van het internet en sociale media zijn uiteraard game changers als het gaat om terrorisme. ‘Als jihadisten naar het kalifaat reizen en daar aanslagen via Twitter livestreamen en foto’s posten met machinegeweren en IS-vlaggen heeft dat impact op de personen in hun netwerk die nog in Amerika zijn. De nuance die ik wil aanbrengen is dat het leven buiten internet en social media ook een grote rol blijft spelen.’
Zo ook bij Yusuf. Een goede vriend van hem was al naar Syrië vertrokken en had zich daar aangesloten bij het kalifaat. Yusuf leerde ook steeds meer radicalen in zijn omgeving kennen met wie hij regelmatig samenkwam.
Whittaker: ‘Het idee om online en offline radicalisering van elkaar te scheiden slaat nergens op. In de bestrijding van terrorisme is er veel aandacht voor het online aspect, en daar is uiteraard beleid voor nodig. Maar dat gaat nog te vaak ten koste van andere factoren die een rol spelen.’
Ideaalbeeld
Veel terroristen hebben de neiging om zich ook sociale media te profileren. ‘Het idee van de sluwe terrorist die in alle stilte een actie op een heel doordachte manier plant, strookt vaak niet met de werkelijkheid. Vaak zijn het jongemannen - vrouwen zijn flink in de minderheid - die op zoek zijn naar hun identiteit. Ze willen de wereld vertellen wie ze zijn. Dat doen ze net als andere jongeren via sociale media. Op Facebook en Instagram scheppen ze een soort ideaalbeeld. Daar is vaak veel offline activiteit voor nodig. Er zijn radicalen die heel vroeg opstaan om naar een gebouw van Defensie te rijden. Daar doen ze dan een bivakmuts op, pakken een geweer en posten dan een selfie of video.’
Een van hen maakte zelfs een fimpje waarin hij vlakbij het Pentagon schreeuwt: ‘Bye Bye DC! Stupid ass kufar! Kill ‘em all!’
Dat soort gedrag valt op. ‘Uit het onderzoek blijkt wel dat terroristen die het internet vaak gebruiken minder succesvol waren in het plegen van aanslagen. Als je een IS-vlag in je Facebookprofielfoto hebt staan, gaan de alarmbellen bij de FBI, CIA of NSA natuurlijk af.’
Whittaker onderzocht ook de propaganda waar de terroristen naar keken. Gek genoeg zat daar relatief veel materiaal van Al Qaida bij, zoals de preken van Anwar al-Awlaki die een grote rol speelde in Al Qaida, en in 2011 werd gedood door een Amerikaanse drone. ‘Dat is opvallend, want dat is voor de opkomst van IS. Al Qaida en IS lagen toen regelmatig met elkaar in de clinch. De onderlinge sfeer was extreem vijandig.’
Maar Al-Awlaki werd geboren in de VS en sprak Engels. ‘Dat is wel relevant voor Amerikaanse radicalen, die lang niet altijd het Arabisch beheersen. Daarnaast was hij een charismatische spreker, daar zijn er niet veel van. De in 2019 overleden IS-leider Abu Bakr al-Baghdadi was niet iemand die kon boeien met zijn toespraken.’
Computergames
De propaganda van Al Qaida is ook toegankelijker. ‘Hun online magazine Inspire is echt gericht op jongeren in het Westen. Er staan rapteksten in en de opmaak en beelden doen denken aan computergames. Dabiq (vanaf 2016 Rumiyah), het blad van IS leest een stuk minder makkelijk weg en bevat vooral religieuze en juridische teksten die als verantwoording dienen voor hun acties.’
Tegelijkertijd zijn IS-video’s onder de Amerikaanse terroristen wel populairder. De gelikte propagandafilm The Flames of War Pt. 1 en gruwelijke executievideo Healing the Believers’ Chests waarin een Jordaanse piloot levend wordt verbrand duiken regelmatig op. ‘Ik denk dat die video’s populair zijn omdat IS daarin laat zien de jihad serieuzer te nemen dan andere extremistische organisaties.’
In de Inspire-rubriek ‘open source jihad’ staan tips voor terroristen, zoals ‘Make a Bomb in the Kitchen of Your Mom’ (vitaal onderdeel: een lampje uit de kerstboomverlichting). ‘Ik had verwacht dat tips uit die rubriek vaker zouden worden gebruikt. Er zijn zo’n tien gevallen waar Inspire- artikelen een rol lijken te hebben gespeeld: het ging bijna altijd om de keukenbom.’
De lezers en kijkers van de propaganda zijn niet passief, zegt Whittaker. ‘Ze voeren niet als gehersenspoelde figuren precies uit wat ergens wordt opgesomd. Ze zijn ook creatief, maken memes.’
Best grappig
Een bekende jihad-meme is een bewerking van de beroemde scène uit de Hitchcock-film North by Northwest waarin de hoofdpersoon vlucht voor een sproeivliegtuig, maar in dit geval wordt Obama belaagd door een drone. ‘Op zich is die best grappig, en zeker niet de propaganda die IS zelf zou goedkeuren. Die zijn niet zo van de humor. De officiële “partijlijn” is niet zo belangrijk voor deze groep terroristen. Het zijn jonge mensen, die delen nu eenmaal memes. Het zijn geen ultravrome personen die geen grappen maken.’
De neiging om zich online te uiten, kan het makkelijker maken om deze extremisten op te sporen. ‘Voor de politie en inlichtingendiensten was er veel laaghangend fruit te vinden op social media.’
Dat werpt dan ook wel een interessante vraag op over beleid. ‘Er wordt al tijd geprobeerd om zoveel mogelijk extremistisch materiaal van platformen te verwijderen. Dat heeft ook nadelen, want het maakt radicale figuren minder zichtbaar. Natuurlijk wil je geen IS-onthoofdingsvideo’s op Facebook, maar we moeten wel eerlijk zijn op de gevolgen van bans en het weghalen van materiaal: het maakt vinden van terroristen moeilijker.’
Joe Whittaker, Online Radicalisation, The Use of the Internet by Islamic State Terrorists in the US (2012- 2018). Promotie was 19 januari
Het was nog heel vroeg op de zondag van 12 juni 2016 toen een producent van de lokale zender News 13 in Orlando, Florida voor de zoveelste keer die nacht de telefoon van het televisiestation opnam. De lijn stond namelijk de hele nacht al roodgloeiend. Want niet ver van de studio vond er een bloedige aanslag plaats op de nachtclub Pulse.
Maar dit telefoontje was anders dan de anderen, schreef The Washington Post. ‘Ik heb het gedaan, ik ben de schutter’, zei de persoon aan de andere kant van de lijn namelijk. ‘Ik deed het voor IS, ik deed het voor Islamitische Staat.’ De man die contact opnam met de zender bleek aanslagpleger Omar Mateen te zijn. Hij schoot 49 mensen dood in de nachtclub, en verwondde er nog eens 53. Een paar uur na het telefoontje werd Mateen door de politie gedood.
‘De tijden van grote aanslagen die echt opgezet en gefinancierd worden door IS of Al Qaida zijn voorbij’, vertelt Joe Whittaker. ‘11 september werd echt gecoördineerd en uitgevoerd door Al Qaida. Aanslagen worden nu uitgevoerd door individuen of kleine cellen, zonder sturing van buiten.’
De stijl van extremistische organisaties is nu vooral het beïnvloeden met propaganda. ‘Dat geldt zeker voor IS. Hun boodschap is: pak een mes, een pistool, of maak een bom en voer een aanslag in eigen land uit. En laat weten dat je trouw zweert aan ons. Dat deed Mateen. Verder zijn er zover bekend geen directe connecties tussen hem en IS. Voor de meeste zaken in mijn proefschrift is dat ook het geval. Er is maar een voorbeeld in mijn onderzoek waarin IS echt geld stuurde naar een extremist in de VS om een aanslag te plegen.’