Hoe ben je bij de Woerdense Kaasboer beland?
‘Ik kom zelf uit Bodegraven, dat is echt een kaasdorp. Een zakenvriend van mijn vader is de eigenaar. Toen ik hem belde, zei hij gelijk: “Ik zie je komende zaterdag om vijf uur ‘s ochtends.” Toen kwam hij zelf twee uur later en stond ik te wachten in de kou, midden in de winter.’
Klinkt heftig.
‘Je eerste jaar is echt een soort KMT. Je wordt voor lul gezet, moet kutklusjes doen. Op mijn eerste dag vroeg de baas: “Wat doe je?” Toen ik zei: “Uh, lopen”, reageerde hij met: “Je moet hier rennen!” Je wordt gedrild en dat is niet altijd even gezellig, maar het werpt later wel zijn vruchten af. Toen ik hier op mijn veertiende begon, moest ik wel eens huilen. Het is vooral om je discipline bij te brengen, want het werk is geen halve bak.
‘Nu ik de jongere gasten opleid, stuur ik ze ook een beetje. Dan ga ik naast ze staan en doe ik alles drie keer zo snel, om ze op te jagen. Je moet een aanpakker zijn en veel initiatief nemen.’
Zoals wat dan?
‘Voor corona lag er vaak een plank met blokjes om van te proeven. Sommige mensen kwamen dan gewoon lunchen bij ons. Als ik zie dat ze een halve kilo kaas naar binnen stoppen, schreeuw ik: “WIL JE DAAR TOEVALLIG OOK NOG EEN BOTERHAM BIJ?” Dan schamen ze zich dood en lopen ze weg.’
Roep je ook aanbiedingen om?
‘Ja hoor, van die slogan-achtige dingen: “EXTRA BELEGEN VANDAAG EXTRA GOEDKOOP!”’
Heb je zelf wel tijd om te eten?
‘Als het druk is niet. Dan eet je wat plakjes kaas en drink je een bakkie koffie. Soms is er ruilhandel: dan beleg ik het broodje van de notenboer naast ons met een paar plakken en krijg ik een zakje vers gebrande cashewnoten. Dat vult wel.’
Verdient het goed?
'Jazeker. De hoeveelheid uren die ik op één dag draai, daarvoor moeten andere studenten twee middagen of twee avonden vrijmaken. We staan op 24 markten door heel Nederland. In de zomervakanties werk ik soms vijf of zes dagen per week. Vroeger was ik als het ware de bedrijfsslet: ik kon altijd. Als ze me op vrijdag nodig hadden, meldde ik me ziek voor school en ging werken.’
Wat wil je later worden?
‘Vanaf het moment dat ik kon praten wilde ik piloot word. Ik studeer aviation operations in Amsterdam, nadat ik met rechten in Leiden ben gestopt. Toch voel ik me Leids: ik ben lid bij Njord, woon al twee jaar midden in het centrum en ben ook niet van plan te vertrekken.‘Inmiddels wil ik terminalmanager worden op een vliegveld. Als de mensen die de bagage in het vliegtuig gooien niet voor je willen werken, omdat je ze niet respecteert, krijg je niks voor elkaar. Dat werkt op de markt ook zo. Je moet goed kunnen communiceren met allerlei typen mensen. Daar heb je je hele leven nog profijt van.’