Studentenleven
Een rare start op de sociëteit: meer leden dan ooit (maar geen ontgroening)
Studentenverenigingen worden overstelpt met nieuwe leden; waarschijnlijk niet ondanks, maar dankzij de coronacrisis. Het gaat er allemaal net even anders dan normaal. ‘Iemand die je al goed kent, ga je niet meer ontgroenen.’
Sebastiaan van Loosbroek
woensdag 16 september 2020
Illustratie Silas.nl

‘Dit zagen we niet aankomen’, vertelt Minerva-voorzitter Cato Colenbrander. ‘We hebben de duizend inschrijvingen aangetikt. Dat is echt een record. Door middel van loting zijn er zeshonderd aangenomen, dus helaas hebben we veel studenten moeten teleurstellen.’

Op Augustinus ging het net zo hard. ‘Er hebben zich ongeveer duizend bij ons aangemeld, van wie we er vierhonderd hebben aangenomen’, zegt voorzitter Noah Westerlaken. ‘We hadden niet verwacht dat het zo storm zou lopen. We zaten binnen vier uur vol.’

Ook de animo voor roeiverenigingen ligt dit jaar bijzonder hoog. Zo moest roeivereniging Njord meer dan de helft van de geïnteresseerden uitloten. ‘We hadden een recordaantal aanmeldingen van 579 studenten’, vertelt voorzitter Rosalie ten Wolde. ‘Onze ledenstop staat op 280.’

Contact

SSR had al plannen klaarliggen waarin werd uitgegaan van een kleine lichting. ‘We waren er heel bang voor dat weinig studenten zich zouden aanmelden’, zegt voorzitter Marretje Oomen. Maar al ruim voordat de El Cid eindigde haalde ook SSR de ledenstop (244 nieuwe leden). Quintus verwelkomt 320 nieuwe leden.

De enorme groei is niet specifiek voor Leiden. Volgens de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) steeg het totale aantal inschrijvingen ‘van zo’n 10.000 naar ruim 16.300.’

‘Online colleges zijn niet de ideale plek om nieuwe mensen te leren kennen’

Waarom zijn studentenverenigingen ineens zo enorm populair? ‘We merken aan de nieuwe studenten dat ze het sociale contact missen’, signaleert Quintusvoorzitter Jasmijn Becker, ‘zeker nu veel colleges nog digitaal worden gegeven. Ze hebben juist nu veel behoefte aan vaste activiteiten en ze zien een studentenvereniging als een goede manier om dat te bereiken.’

Colenbrander: ‘Deze lichting heeft een heel rare start van hun studententijd. Ze kennen de faculteit nog niet goed en ze hebben de stad minder goed leren kennen door de aangepaste El Cid. Ze zijn op zoek naar een plek waar ze zich letterlijk met anderen kunnen verenigen.’

Zekerheid

‘Juist in coronatijd is het aantrekkelijk om bij een vereniging lid te worden’, denkt Oomen. ‘Online colleges zijn niet de ideale plek om nieuwe mensen te leren kennen.’ Volgens haar is het ook drukker geworden doordat er minder scholieren zijn gezakt voor het eindexamen en er door corona minder een tussenjaar nemen.

Studentensportverenigingen hebben nog een andere verklaring voor de toegenomen populariteit: ‘Gezelligheidsverenigingen moeten het vooral hebben van de borrels en feesten, en die zijn voorlopig heel onzeker’, licht Ten Wolde toe. ‘Wat ons uniek maakt, is dat sporten wordt toegestaan door het RIVM.’

Voor buitensporten die geen contactsporten zijn, zoals roeien, gelden soepeler regels. ‘Van de Koninklijke Nederlandse Roeibond mogen er meerdere mensen in een boot, als we tussen de trainingen door steeds alle riemen en boten ontsmetten. Op het vlot en in het krachthonk gelden de algemene sportregels: anderhalve meter afstand houden, de aanwezigheid van desinfectiemateriaal, looproutes en een maximale capaciteit voor de kleedkamers. En als de maatregelen toch weer worden aangescherpt, kunnen we ook nog in een skiff roeien, een eenpersoonsbootje. Dat biedt veel zekerheid voor eerstejaars.’

Het zogeheten kipzooien bij Njord, in 2003. Inmiddels mag er weer wel worden geroeid. Foto Taco van der Eb

Het grote aantal nieuwe leden is in elk geval een financiële zorg minder: zo blijven de inkomsten uit contributie op peil. Maar een grote lichting aannemen in coronatijd betekent wél een extra uitdaging voor het organiseren van de kennismakingstijd.

‘Augustinus heeft, anders dan veel andere verenigingen, wel een fysieke KMT gehouden’, vertelt Westerlaken. Dat kostte wel maandenlange voorbereiding, in nauw contact met de GGD, politie en veiligheidsregio. ‘We hadden alle goedgekeurde, coronaproof plannen al klaarliggen.’

Opvoeden

De KMT vond plaats in de Schaatshal Leiden, in drie shifts van drie dagen van zes uur ‘s ochtends tot tien uur ’s avonds, telkens met zo’n 130 aspirant-leden. ‘In de hal hadden we de plaatsen gemarkeerd waar ze op anderhalve meter van elkaar konden staan, we hadden looproutes gemaakt en lieten elke ochtend hun temperatuur opmeten.’ Wel moest iedereen elke dag thuis slapen.

‘We hebben ze opgevoed als Augustijnen. We hebben ze de gebruiken en geschiedenis van de vereniging geleerd. Zingen mocht niet, maar liederen over de boxen afspelen wel. Ze kregen allemaal een boekje met de teksten erin zodat ze die konden leren. Ik denk dat we hen echt het verenigingsgevoel hebben kunnen meegeven.’

Ook Minerva bedacht een alternatief, ook in shifts (update 17/9: maar heeft dat inmiddels op pauze gezet vanwege oplopende besmettingen). ‘We hebben een programma opgesteld waarin ze in sneltreinvaart toch de lessen leren die ze anders in de KMT hadden gekregen. Ze krijgen deze maand de verhalen en geschiedenis van de vereniging te horen, leren over onze commissies en de stad. Ontgroenen mag niet, het wordt puur informatief. We hopen dat dat genoeg is om hen het gevoel te geven dat ze echt onderdeel zijn van de vereniging, want een echte KMT is het niet.’

‘Mores leren wilden we niet digitaal doen, dat is in het echt veel leuker’

De kennismakingstijd van Quintus duurde vijf dagen in plaats van twee weken. Drie daarvan waren digitaal: ‘De aspirant-leden konden via een online platform over de vereniging leren en een aantal toetsen afleggen’, vertelt Becker. Ook de verenigingsliederen leerden ze digitaal. ‘Op de vereniging mag niet gezongen worden, dus een van onze leden heeft een aantal liedjes ingezongen zodat ze die ze online konden afspelen. Zo konden ze de tekst leren en die in hun kamer oefenen.’

Op de twee fysieke dagen kwamen de aspirant-leden in groepjes op de sociëteit langs en leerden ze het bestuur kennen. Dat bleek iets te kort. ‘We hadden hen nog graag de mores willen leren, onze ongeschreven regels. Dat wilden we niet digitaal doen, in het echt is het veel leuker. Daarom hebben we nog twee diners georganiseerd, waar een aantal leden hen hebben verteld hoe de mores in elkaar zitten. Die dragen erg bij aan de studentikoze cultuur die we hier hebben.’

Niet prikken op Lowlands

De werkweek moest worden afgeblazen. ‘Normaal gesproken doen de aspirant-leden een week vrijwilligerswerk. Dan gaan ze langs bij ouderen om een wandeling met ze te maken, ze schoffelen tuintjes of bakken pannenkoeken bij clubhuizen. We hopen dat later nog in te halen.’

Ook de werkweek van SSR, afval prikken op Lowlands, ging vanzelfsprekend niet door, net als de kampweek. ‘In plaats daarvan kwamen de aspirant-leden in groepen van vijftig eerstejaars drie dagen achtereen naar de sociëteit om de vereniging te leren kennen’, vertelt Oomen.

Een ontgroening in het pre-corona-tijdperk. Foto UBL Collectie Jonker

Bestaat er bij verenigingen niet de angst dat een deel van de nieuwe leden juist nu lid is geworden om de ontgroening te omzeilen? ‘Daar hebben we zeker over nagedacht’, reageert Colenbrander. ‘Maar die studenten filter je er uiteindelijk toch wel uit, ook met het programma dat we deze maand hebben opgesteld. Daarin laten we hen zien hoe het hier gaat, welke tradities en gebruiken we hebben. Op basis daarvan kunnen ze bedenken of Minerva wel of niet iets voor hen is.’

Laf jaar

Andersom redeneren kan ook: dat de lichting 2020 er juist van baalt geen ontgroening mee te maken, uit vrees om de rest van de studententijd gezien te worden als dat ene laffe jaar dat het zo veel gemakkelijker had.

Je kan veel zeggen over de KMT’, zegt Colenbrander, ‘maar als je die mist, baal je toch wel heel hard. Die doorlopen hebben is wat je gemeenschappelijk hebt met alle andere leden.’

Kunnen zij later in het jaar niet alsnog worden ontgroend? ‘Dat lijkt me niet erg plausibel. Stel, de situatie is in januari weer normaal. Dan zijn ze al een half jaar lid en ga je ze opeens nog ontgroenen, terwijl iedereen elkaar dan al goed kent. Dit jaar is een goed jaar om uit te testen hoe het gaat zonder ontgroening. Wie weet bevalt het heel goed.’

Ook het ‘vappen’ en ‘kernen’ verandert

De kennismakingstijd loopt normaal gesproken vloeiend over in een periode waarin de nieuwe leden op zoek gaan naar een dispuut (Quintus en SSR), jaarclub (Minerva) of cordial (Augustinus). Ook dat gaat dit jaar anders.

De zogenoemde VAP (Vrije Activiteiten Periode) van Quintus is uitgesteld tot oktober, zegt Quintusvoorzitter Jasmijn Becker. ‘We willen de leden meer tijd geven om eerst de vereniging en de leden goed te leren kennen. Daar gebruiken we september voor, door middel van diners en een groot spel in de stad.’

Daarnaast mogen activiteiten die door studentenverenigingen worden georganiseerd nu nog maar tot 22 uur duren. ‘Op zich niet erg, maar juist de vaps (activiteiten waarbij eerstejaars disputen leren kennen, red.) zijn vaak ’s avonds omdat de studenten overdag studeren.’ De bedoeling is dat de dispuutsactiviteiten in oktober fysiek gaan plaatsvinden. ‘Voor activiteiten die we buiten Quintus organiseren overleggen we met de wijkagent wat wel en niet kan.’

Ook het kernen, het vormen van een jaarclub bij Minerva, begint een maand later. ‘Normaal duurt dat ongeveer vijf weken en zijn er zestien contactmomenten. Omdat we de nieuwe lichting evenveel momenten willen geven, gaat dat door de beperkte capaciteit nu een stuk langer duren’, vertelt Minervavoorzitter Cato Colenbrander. Datzelfde geldt voor het vormen van een cordial bij Augustinus.

Het zoeken van een dispuut bij SSR verandert niet, zegt voorzitter Marretje Oomen, ‘behalve dat we de disputen strenger gaan controleren en dat de periode anderhalve maand langer duurt.’ SSR vraagt alle disputen om een plan van aanpak in te dienen bij het bestuur. ‘Sommige disputen houden het bij borrelen, andere gaan naar spingkussenparadijzen of organiseren barbecues. Het idee is dat de activiteiten fysiek kunnen blijven plaatsvinden, we evalueren per activiteit of dat mogelijk is met de maatregelen.’