Cultuur
‘Boeken hebben mijn leven gered’, zegt Zuid-Afrikaanse dichter Ronelda Kamfer
De veelgeprezen Zuid-Afrikaanse dichter Ronelda Kamfer schrijft over armoede, seksueel geweld en kolonialisme. Vrijdag vertelt ze in de Leidse ub over haar debuutroman. ‘Hoe disfunctioneel mijn familie ook was, hun verhalen moeten worden opgeschreven.’
Romy van den Akker
donderdag 7 maart 2024
Foto Joost van den Broek/ANP

Ronelda Sonnet Kamfer (1984) geldt als een van de meest spraakmakende dichters van haar generatie. In 2008 debuteerde ze met de bundel Noudat slapende honde, dat bekroond werd met de Eugène Marais-prijs. Later volgden Grond/Santekraam (2011), Hammie (2016) en Chinatown (2019), haar meest recente bundel.

Op uitnodiging van het Nederlands Letterenfonds verblijft ze enkele maanden in de Amsterdamse schrijversresidentie om deel te nemen aan literaire festivals en interviews te geven over haar werk. Vrijdag vertelt ze in de Leidse Universiteitsbibliotheek over haar debuutroman Kompoun (2021) die in april in de Nederlandse vertaling van Alfred Schaffer zal verschijnen.

Je bent op jonge leeftijd begonnen met schrijven. Wie zijn je literaire helden?
‘In de eerste plaats mijn grootouders. In Zuid-Afrika is er een grote orale traditie, oorvertel. De verhalen die zij vertelden, waren mijn introductie tot de literatuur.

‘Op mijn middelbare school vond iedereen dat je moderne literatuur moest lezen, klassiekers zouden saai zijn. Maar ik ben er dol op. Ik houd van Shakespeare, van Dostojevski, en van all the English girls. Die boeken hebben een diepe impact op me gemaakt.

‘Daarnaast bewonder ik het werk van Antjie Krog. Zij liet me zien dat ik in het Afrikaans kon schrijven en dat het niet alleen een racistische, conservatieve taal is.’

Zelf schrijf je in het Kaaps-Afrikaans, een spreektaal met Engelse woorden en straattaal.
‘Het is de taal waarin ik denk. Het zou onoprecht zijn als ik in het Standaardafrikaans zou schrijven, de officiële taal die op school en in de kerk wordt gebruikt. Ik voel er geen verbinding mee, begrijp het ritme niet. Alleen het Kaaps-Afrikaans kan uitdrukken hoe ik me voel.

‘Schrijven is altijd mijn enige doel geweest. Mijn generatie is die van de overgangsfase en post-Apartheid. Boeken hebben mijn leven gered, daar wil ik trouw aan blijven. Ik heb me altijd eenzaam gevoeld toen ik opgroeide.

‘Ik kom uit een cultuur van extreem geweld, thuis werd ik mishandeld. Ik begon boeken te lezen die zich afspeelden op plekken waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden. Dat zette mijn situatie in perspectief en liet me zien dat ik ook ergens anders naartoe kon. Literatuur is er altijd al geweest en zal altijd blijven bestaan, omdat mensen troost nodig hebben.’

‘Zolang er verkrachtingen plaatsvinden, zal ik erover blijven schrijven’

Je schrijft veel over je familiegeschiedenis.
‘Hoe disfunctioneel mijn familie ook was, hun verhalen moeten worden opgeschreven. Door onze culturele geschiedenis en de Apartheid zouden we anders niet bestaan. Het lijkt me heerlijk om gewoon eens onzin te schrijven, maar dat gaat niet. Ik moet de verhalen van mijn ooms en tantes, van mijn grootouders en moeder vertellen om te laten zien dat ze er waren.

‘De verhalen die we op school lazen, waren geschreven in het Standaardafrikaans. De enige keer dat er iemand van mijn achtergrond in voorkwam, was als dienstmeisje of slaaf, alsof we slechts een voetnoot in de geschiedenis waren. Ik schrijf opdat anderen zich kunnen herkennen in mijn poëzie en zelf onderdeel van de literatuur worden.’

Hoe schrijf je over verkrachting, armoede, marginalisering zonder er zelf aan onderdoor te gaan?
‘Ik schrijf alleen over gebeurtenissen die ik al heb verwerkt, hoewel dat bij seksueel geweld lastig is. Toch doe ik het, om te laten zien dat verkrachtingen in onze cultuur voorkomen. Dat bewustzijn en de gesprekken daarover zijn belangrijker dan mijn eigen ongemak.

‘Er wordt me verweten dat mijn werk altijd over geweld en verkrachting gaat. Maar zolang verkrachtingen plaatsvinden, blijf ik erover schrijven. Ik zal nooit accepteren dat mensen de discussie daarover vervelender vinden dan de daad zelf.’

In Chinatown daddy schrijf je: ‘my pa volg die leftovers / van die wit man se toxic masculinity’.
‘Het kostte me moeite om te beseffen dat iedereen vastzit in een patriarchaal systeem. Daardoor moest ik toegeven dat de mannen die mij vreselijke dingen hebben aangedaan, daar niet volledig verantwoordelijk voor waren. Ook zij zijn slachtoffer van het systeem. Dat is geen excuus, maar hielp me wel om de situatie beter te begrijpen. In Chinatown wilde ik laten zien dat de mannelijkheid waar ik zo bang voor was een mythe is die bedacht en in stand gehouden wordt door het patriarchaat.’

‘Zo makkelijk is het dus om een koloniaal verhaal vanuit een nieuw perspectief te vertellen’

In een ander gedicht laat je je kritisch uit over witte vrouwen: ‘laat die wit meisies huil’. In Nederland word je door (witte) feministische groepen omarmd.
‘Tien jaar geleden werd ik nog gezien als vijandig. De lof laat zien dat er vooruitgang plaatsgevonden heeft. Mensen staan er meer dan vroeger open voor om bekritiseerd te worden, omdat we allemaal lijden aan het systeem. We hoeven niet hypergevoelig te zijn, en dan heb ik het met name over white fragility. Het is moeilijk om geconfronteerd te worden met je eigen tekortkomingen, maar daar moet je naar durven luisteren. Zelf zal ik de eerste zijn om mijn eigen gebreken toe te geven.’

De uitgever wilde je je roman Kompoun aanvankelijk aanprijzen als ‘een krachtige roman over vriendschap’ en legde de nadruk op universele thema’s, in plaats van typisch Zuid-Afrikaanse.
‘Dat wordt gelukkig nog veranderd. Als auteur zou je je niet moeten voegen naar de onwetendheid van de lezers. Die hebben de plicht zich in de andere context te verdiepen. Kompoun speelt zich af in het Zuid-Afrika van de vroege jaren negentig en schetst hoe een familiegeschiedenis doorwerkt in het heden.

‘We zouden allemaal nieuwsgierig moeten zijn naar elkaars geschiedenis en cultuur. Dat is een kwestie van verantwoordelijkheid nemen. In de paar maanden dat ik nu in Nederland ben, heb ik zo veel over Nederland geleerd en over de geschiedenis met Indonesië. Er zijn zoveel raakvlakken met de geschiedenis van Zuid-Afrika, waarom had ik daar nooit eerder over gehoord?

‘Ik wilde dit verhaal schrijven omdat ik zelf op een boerderij ben opgegroeid. In de Standaardafrikaanse literatuur uit de Apartheid nemen zogeheten plaasromans een belangrijke plaats in. Die spelen zich af op boerderijen, maar je treft er geen enkele boer in aan. Ook vrouwen krijgen er geen stem. De boeken werden ingezet om de dominantie van witte Afrikanen te bevestigen.

‘Ik had zoiets van: we are not just little sprinkles to spice up your story, we existed! Pas toen het boek af was, zei een voormalig professor van me dat het las als een plaasroman. Terwijl ik gewoon over mijn levenservaringen schrijf: zo makkelijk is het dus om een koloniaal verhaal vanuit een nieuw perspectief te vertellen.’

Een recensent muntte de term ‘plaasfeminisme’. Hoe vind je het dat je werk als activistisch wordt bestempeld?
‘Ik ben erg sceptisch over labels, omdat je er nooit meer vanaf komt. Het is een groot compliment dat feministen mijn werk zo interpreteren, maar mijn oma, moeder en tantes waren niet bezig met emancipatie. Ze leefden geen theorie na, probeerden zichzelf niet te verheffen: ze wilden overleven. Als dat indirect een feministische theorie steunt, is dat prima, maar dit is gewoon wat ik voorgespiegeld kreeg.’

Je werkt nu aan een nieuwe roman, over vroedvrouwen. Waarom?
‘Ik wilde iets schrijven wat minder emotioneel zou zijn, waarbij ik me kan vastklampen aan onderzoek. Mijn moeder en tantes hadden een enorme kennis van planten en wisten precies hoe die zwangere vrouwen konden helpen. Dat soort wijsheden gaan voor eeuwig verloren als je ze niet opschrijft. Ik wil ook dit aspect van de cultuur eren en er een monument voor bouwen.’


Op 8 maart 2024 komt Ronelda Kamfer naar de Leidse Universiteitsbibliotheek om voor te lezen uit haar roman en in gesprek te gaan over haar werk. Toegang is gratis, 19:00 u, aanmelden via de site van de UB