Columns & opinie
'De oorlog achtervolgt ons'
De gevluchte Syrische studenten die Mare volgt verblijven inmiddels in een voormalig TNO-gebouw. Trips met vrijwilligers doorbreken het saaie bestaan. ‘We hebben een Nederlandse dans gedaan.’ ‘Oh, ja. De polonaise.’
Vincent Bongers
woensdag 16 december 2015
Ahmad © Taco van der Eb

Zaterdag 12 december, voormalig TNO-gebouw, Wassenaarseweg, Leiden, 14:00 uur.

‘Het gaat op zich wel goed’, zegt Ahmad (22), de Syrische student die in oktober met zijn familie naar Nederland is gevlucht. ‘Maar ik mis Latakia, de stad waar ik vandaan kom.’ Op zijn Facebookprofiel heeft hij een foto van de stad geplaatst. ‘I miss you Syria’ staat er in grote witte letters bij.

Na de eerdere sporthal-estafette verblijven de Syrische studenten in het oude gebouw van TNO aan de Wassenaarseweg. De naambordjes van al lang vertrokken onderzoekers, hangen nog in de gangen van het kantoor.

Ahmad zit in de kamer van zijn ouders op het tweepersoonsbed dat een groot deel van de ruimte inneemt. Zijn jongere broer Mohammad Deeb (19) en zijn oom Ali (28) zijn op pad, vertelt hij.

In de hoek van het kantoortje staat een Hoogvliet-tas vol met magnetronmaaltijden. Rana (38), Ahmads moeder, pakt er een: ‘Kip, aardappels en hoe heet het dit ook alweer? Ze wijst op een groene substantie. ‘Spinach, toch? Het is allemaal ingevroren geweest.’

Ahmad trekt een vies gezicht en schakelt over op het Engels: ‘Het vlees is niet lekker. Die kip is disgusting.’ ‘We zijn blij met al de hulp die we krijgen’, zegt Rana. ‘Maar we willen graag zelf koken met verse ingrediënten.’

Sinds een week is er internet in het gebouw. ‘We hebben moeten knokken om wifi te krijgen. We hebben met een hele groep met klem gevraagd om internet, een tv, iets om onze jongeren bezig te houden. Internet is heel belangrijk om contact te houden met familie. Veel mensen hebben geen geld om telefoontegoed te kopen.’

Ahmad vist een roze pasje uit zijn broekzak. Het is zijn vreemdelingen-identiteitsbewijs van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND). ‘Die is een jaar geldig. Dat is alvast iets. Het interview in Amsterdam met de dienst verliep prima. Het was een relaxed gesprek. Ze vroegen of ik in het leger had gezeten. Ik heb met een document aangetoond dat ik geen soldaat was maar Frans studeerde aan Tishreen University. En ze wilden weten hoeveel we aan smokkelaars hadden betaald om naar Nederland te kunnen reizen. En door welke landen we zijn getrokken. Verder wilden ze ook weten of onze vingerafdrukken nog ergens anders zijn afgenomen.

‘Maar voor de rest is er niet zoveel veranderd sinds oktober. We mogen niet werken en hebben geen geld. In de sporthallen waren er nog wel mensen die ons de taal bijbrachten. Hier is dat niet zo. Er is niet veel te doen. Ik ga dan laat naar bed en blijf dan vervolgens lang liggen. Je raakt verstrikt in zo’n patroon als je geen reden hebt om op te staan. Je gaat lummelen.’

Rana: ‘Door de verveling gaan sommige jongens alcohol drinken. Ze kunnen hun energie niet kwijt.’

Ahmad: ‘Klopt, dat drinken gebeurt op de wc. En als ik ’s avonds door de gangen van het gebouw loop, ruik ik marihuana. Een deel van de bewoners krijgt geld van hun familie, en dat wordt daaraan besteed.’

Rana: ‘Het duurt allemaal te lang.’ En er is nog een zorg. Dochtertje Wafa heeft een probleem met haar nieren. ‘Dat had ze al in Syrië, maar het ging daarna een stuk beter. Hier is het weer teruggekomen. We zijn hier met haar naar het ziekenhuis gegaan. Ze ziet er nog steeds niet helemaal goed uit. We gaan dinsdag weer naar een arts.’

Later die dag op het parkeerterrein van het voormalige TNO-gebouw.

‘Stephanie komt er zo aan’, zegt een enthousiaste Ahmad ‘We zijn met haar naar het strand geweest, kijk maar. Hij laat foto’s op zijn mobiel zien. ‘Jullie hebben zand, bij ons in Latakia liggen er steentjes. Maar daar is het wel lekker warm, hier is het koud. Brrrr.’

Ahmad ziet een auto de parkeerplaats op rijden. ‘Daar is ze. Gelukkig hebben we vriendschap gesloten met Stephanie. Ze woont met haar vriend in een mooi huis. Ze hebben piano voor ons gespeeld. Very beautiful.’

‘Ik heb de familie uitgenodigd voor het avondeten’, zegt Stephanie Wouters (32), die in Leiden pedagogische wetenschappen studeerde en nu in de jeugdhulpverlening werkt. ‘Het klikte en ik ga vaak met de jongens op stap. ‘We zijn naar een voorstelling met Karin Bloemen geweest.’

Ahmad laat een foto zien waar hij naast Bloemen staat. ‘Hmm tof, ze is funny.’

Wouters: ‘Wat vond je van de travestiet? Eh... de man-woman?

Ahmad: ‘Dat was nogal een verrassing.’

‘We zijn ook naar een dansschool geweest’, zegt Wouters.

‘Ik heb de salsa gedanst’, zegt Ahmad. ‘Dansen en vrouwen, daar hou ik van. De vrouwen in Nederland zijn heel erg mooi.’ Hij houdt zijn hand onder de kin van Wouters om zijn stelling te onderbouwen. ‘Kijk maar. We hebben een Arabische en een Nederlandse dans gedaan.

Wouters: ‘Oh, ja. De polonaise.’

De studenten kijken uit naar de uitjes, zegt ze. ‘Onlangs was ik vijf dagen in Madrid...’

‘Dat was niet goed’, reageert Ahmad. ‘Ik ben niet blij dat je nu weer tien dagen naar Curaçao gaat. Ga asjeblieft niet? Ik ga je missen. We wachten elke dag op je.’ Hij drukt zijn handen op zijn hart. ‘Ik hou van je.’

Wouters vindt het jammer dat de vluchtelingen geen onderwijs krijgen. ‘Er zijn honderden vrijwilligers die klaar staan om te helpen.’

Rana: ‘Maar het COA (centraal orgaan opvang asielzoekers, red.) werkt niet mee. Ze zorgen voor eten en dak boven ons hoofd. Maar ze stellen zich niet soepel op. Ik moet zeuren om een toiletrol. Zelfs voor zoiets moet je elke keer je pas laten zien. Het geeft je het gevoel dat je een bedelaar bent.’

Dinsdag 15 december 10:30 uur, TNO-gebouw.

‘We zijn enorm geschrokken van de aanslagen in Parijs’, zegt Ali (28) die op zijn bed zit in zijn kamer. ‘Toen we hoorden wat er was gebeurd wilden we het liefst de daders pakken. We zijn hier omdat er in Nederland vrede is. We zijn net weggerend van de oorlog. Die achtervolgt ons, lijkt het wel. We zijn naar het centrum van Leiden gegaan om bloemen uit te delen. We kregen gelukkig positieve reacties.’

Het was goed om met de dienst te praten, vertelt Ali over het gesprek met de IND. ‘De procedure loopt nu echt en dat is fijn. Verder is het een kwestie van afwachten. Dat is altijd al vervelend. Maar wachten op iets waarvan je helemaal niet weet wanneer het gaat komen is al helemaal lastig. We weten natuurlijk niet of we in Nederland mogen blijven.’

‘Het is moeilijk om een leven op te bouwen. Ik heb al een studie maritieme transport en logistiek afgerond en had een huis, een baan en auto. Ik wil nu graag een master in mijn vakgebied doen. Misschien kan dat aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. De haven is natuurlijk een plek waar ik mogelijk terecht kan. We hebben bij de Universiteit Leiden ook gevraagd wat er mogelijk is. Ik begreep dat we hier pas kunnen studeren als we een permanente status hebben.’

Ahmad komt de kamer binnen. Hij is net wakker, de felle ochtendzon doet hem haast terugdeinzen. Hij gaat op een bed zitten en rolt een sjekkie. ‘Mijn broer ligt nog te slapen.’

Op de vraag wat hij gisteren heeft gedaan, geeft hij een duidelijk antwoord: ‘Niets’

Ali is blij met de kamer. ‘Ten opzichte van de reeks sporthallen is het wel een hele verbetering. Het is een kantoor, dus het is eigenlijk niet geschikt voor bewoning. We hebben hier maar een paar toiletten en we zijn met 250 personen. Om te douchen moet je naar een ander gebouw.’ Hij knijpt in het matras van zijn bed. ‘Maar dit is een stuk comfortabeler dan een veldbed.’

Er zijn wel de nodige ontwikkelingen. ‘Het is vandaag de eerste dag dat mijn nichtje Wafa naar school gaat. En we kunnen vanaf deze week Nederlandse les krijgen. Dus dat is mooi. Het COA werkt, maar wel heel langzaam. Zaterdag ben ik gaan helpen bij het kerstbomenasiel in Oegstgeest. Mensen hebben na de vorige kerst daar in een veld hun boom geplant en die komen ze nu weer ophalen. Ik vind dat een tof idee. Werken mag eigenlijk niet, ook vrijwilligerswerk niet. Maar aan dit project mag ik wel meedoen. Het is maar een uur of drie, maar ik ben er blij mee. Het is weer eens wat anders dan hier zitten.’

Gerelateerd: De universiteit organiseert colleges voor de vluchtelingen.