Wetenschap
Mikken op middelmaat
In de race om nieuwe studenten laten universiteiten de toelatings­eisen vieren. Gevolg: drukte en een slechtere leeromgeving. Waarom doen we onszelf dit aan, vraagt Willem van der Does zich af.
donderdag 14 september 2017
Follow You (2013), van de Chinese kunstenaar Wang Qingsong, die in zijn werk de razendsnelle modernisering van zijn land becommentarieert.

Nederlandse universiteiten verheugen zich in grote populariteit. Vlak voor het begin van het academisch jaar waren er volgens Studielink 9000 meer aanmeldingen dan vorig jaar, ruim 13 procent groei. Deze groei komt voor een groot deel op het conto van buitenlanders, die op onze Engelstalige opleidingen afkomen. Geef ze eens ongelijk; studeren in Nederland is goedkoop en onze universiteiten staan hoog in de ranglijsten. Dat die positie niet is gebaseerd op onderwijs - maar op onderzoeksreputatie - zal de meesten niet uitmaken, als ze het al weten.

De groei is onevenredig verdeeld, ook in Leiden. Psychologie had vorig jaar 478 eerstejaars (8 procent van landelijk totaal 5.690). Dat is al erg veel voor een arbeidsmarkt die verzadigd is van psychologen. Dit jaar zaten we één week voor de start van het academisch jaar tegen een voorlopig cijfer van 916 aan te kijken. Koppen tellen bij het eerste college leidde echter tot een voorlopig aantal van ca. 720, een stijging van 50 procent.

In Mare complimenteert het bestuur van psychologie zichzelf met het feit dat die 720 ook ongeveer het aantal was waar men op rekende – dit dankzij vele uren ‘recherchewerk’: ‘Dat is echt heel knap gedaan.’ Als zich alsnog 100 studenten extra zouden melden, zou dat volgens hetzelfde bestuur ‘echt een drama’ zijn. Verder wordt de voortdurende onzekerheid betreurd. Het leidt tot ‘korte lontjes’ op de werkvloer en ‘medewerkers slapen er slecht van’.

Dat hebben we dan toch echt aan onszelf te danken. Waarom doen we onszelf dit aan, ook bij andere opleidingen? Onderwijs zou het makkelijkst te plannen onderdeel van ons werk moeten zijn. Met hulp van de politiek draaien we het echter zo dat we de controle uit handen geven.

Alarm

Wat is het geval? Psychologie had in het voorjaar van 2016 een vooraanmeldingscijfer van 513. Dat was vrijwel gelijk aan dat van het jaar daarvoor (533), maar toch ging bij instituuts- en faculteitsbestuur alarm af, want op datzelfde moment waren de getallen bij sommige andere universiteiten veel hoger. Nijmegen, Maastricht, Rotterdam en Groningen noteerden ieder zo’n 900 tot 1100 vooraanmeldingen.

Als dat waar zou worden, zou het marktaandeel van Leiden enkele procenten zakken. Universiteiten worden door het ministerie gefinancierd op basis van ‘marktaandeel’, niet op basis van absolute aantallen. Dat systeem houdt de begroting van OCW onder controle, en zorgt er ook voor dat de rijksbijdrage per student steeds lager wordt.

Ondanks het feit dat de interne financiering in Leiden niet op basis van marktaandeel plaatsvindt, leidt dit gegeven tot angstig bestuur, want als het marktaandeel langdurig daalt, ontstaat er uiteraard wel een probleem. En zo kun je twintig jaar lang instellingsplannen laten verschijnen met titels als ‘Koersen op Kwaliteit’ en ‘Excelleren in Vrijheid’ – als puntje bij paaltje komt levert men vrijwillig de numerus fixus in.

Mikken op Middelmaat dreigt het gevolg te worden. Met de fixus is namelijk ook iedere mogelijkheid tot selectie ingeleverd. Dat betekent dat iedereen met een vwo-diploma moet worden toegelaten. Je kunt geen website van een Nederlandse universiteit openen of termen als ‘excellent’ en ‘top university’ vliegen je om de oren. Dat is zeker het geval, maar de realiteit is ook dat we, bij wijze van spreken, verplicht zijn om iedereen die aardig een bal kan hooghouden toe te laten tot de jeugdopleiding van de eredivisieclub van zijn keuze.

Eisen verlaagd

Het niveau van de studenten psychologie in Leiden is gemiddeld heel behoorlijk, maar het varieert van uitmuntend tot moeizaam. Dat is niet verrassend want in de loop der tijd zijn de instroomeisen verlaagd. Eerst is de wiskunde-eis geschrapt, later is de opleiding opengezet voor scholieren met havo en één jaar hbo (zonder verdere toetsing). En nu is de opleiding opengezet voor wereldwijde havo-varianten.

In het instellingsplan 2015-2020 staan onder meer de volgende ambities: vasthouden van 10 procent marktaandeel; toename van buitenlandse studenten; handhaving van de reputatie als onderzoeksintensieve universiteit. In de onderwijsvisie van 2016 staat onderzoekend leren centraal. Er is, vrees ik, een aantal problemen die deze ambities danig in de weg zullen staan, althans bij psychologie: het ontbreken van een numerus fixus, zeer late deadlines, en een zekere tegenstrijdigheid in de ambities.

De late deadlines lijken klantvriendelijk – de student krijgt maximaal de tijd om te bepalen waar hij gaat studeren. Toch is het tegendeel het geval, want dit zorgt voor een slechtere leeromgeving. Als zich 100 studenten meer hadden gemeld – en dat kan nog steeds! – was dat ‘echt een drama’ geweest.

Bovendien moet de procedure op menig buitenlandse scholier een merkwaardige indruk maken. Wie naar een Ivy League-universiteit wil, moet voor 1 januari zijn aanvraag in orde hebben. Een ambitieuze scholier die zich oriënteert op deze founding member van de League of European Research Universities merkt dat hij zijn aanmelding pas per 1 september hoeft af te ronden. Hij zou zich ook kunnen afvragen hoe de universiteit de beloofde ‘intensive and individual support to all students during all three years’ gaat waarmaken, zonder maximum aantal.

Fixus

Een Engelstalige bachelor zonder numerus fixus betekent voor psychologie dat verdere groei naar 1000 of meer studenten denkbaar is. Wat zal dan terecht komen van onderzoekend leren?

Momenteel doen studenten in de bachelor één onderzoeksproject – wat inderdaad als het meest inspirerende en leerzame studieonderdeel wordt beleefd. Het is in principe mogelijk dit uit te breiden, want heel af en toe doen we zelfs een ultralight-versie met scholieren die een profielwerkstuk maken. Zolang de opleiding onvoorspelbaar blijft groeien, zie ik hier weinig van terechtkomen.

Uiteraard heeft de universiteit in het huidige systeem geen andere keus dan het marktaandeel serieus te nemen. Het is te hopen dat een nieuwe minister meer ratio en minder perverse prikkels in dit systeem zal weten te brengen.

Tot die tijd kunnen de verzamelde universiteiten zich afvragen hoeveel zin het heeft elkaar op dit vlak te blijven beconcurreren. Vroeger zat er een natuurlijke (demografische) rem op de groei. Nu de markt internationaal is, kunnen alle remmen los – helaas wel in een race to the bottom.

Willem van der Does is hoogleraar psychologie