Nieuws
Minister antwoordt bezorgde moeder
Bussemaker reageerde op vragen over een Leidse studente die geen klinische stageplek kon vinden.
donderdag 18 mei 2017

De moeder van een Leidse studente heeft de Tweede Kamer ingeschakeld omdat haar dochter geen klinische stageplek kon krijgen. Minister Bussemaker reageerde vrijdag per brief op de vragen uit de Kamer.

Het gaat om een masterstudente psychologie, die de masterspecialisatie klinische neuropsychologie volgt. Om die studie te kunnen afronden, moet je een stage van tenminste tien studiepunten volgen. Dat kan onder meer op de faculteit zelf. Maar als je na je master de postmaster-opleiding tot gezondheidspsycholoog wil volgen, moet je eigenlijk een klinische stage van twintig studiepunten gevolgd hebben, bijvoorbeeld in een ziekenhuis. Het lukte deze studente blijkbaar niet om zo’n plek te vinden.

Bussemaker wijst in haar brief aan de Kamer erop dat de studente wel zo’n kleinere stage kan doen om een diploma te halen. Ze merkt ook op dat er in Leiden meerdere loketten zijn waar stageplekzoekers en mensen met problemen terecht kunnen. En: ‘De knelpunten bij het vinden van een klinische praktijkstage worden vroegtijdig en duidelijk gecommuniceerd.’

‘Dat klopt’, reageert hoogleraar klinische neuropsychologie Huub Middelkoop, verantwoordelijk voor de opleiding. ‘Studenten krijgen dat meteen te horen op de masterdagen, dus nog voor ze zich zelfs maar hebben ingeschreven voor de opleiding. En eigenlijk lukt het alle studenten vroeg of laat ook om ook zo’n stageplek te vinden; dit is echt een incident.’

Wat is er hier dan aan de hand? ‘De casus werd ons door de Tweede Kamer anoniem aangeboden voor een weerwoord. We weten dus niet om wie het gaat. Maar het zou hier ook aan de student zelf kunnen liggen. Misschien is ze te laat begonnen met zoeken. Ook zijn sommige mensen niet geschikt voor het klinisch werk; die komen dan niet door de selectie van de stageplaats heen. Ik wil niet de zwartepiet terugspelen, maar nogmaals: problemen als dit zien we alleen op incidentele basis.’

De master telt jaarlijks zo’n 130 studenten, en het vinden van klinische stageplekken blijft lastig, verzucht hij: ‘Zeker als je geen sturing kan geven via een numerus fixus of selectie. Hebben we wel echt zoveel psychologen nodig in Nederland?’ Dat blijkt ook in de volgende stap: zelfs als er wél ruim voldoende klinische stageplekken zouden zijn, dan blijft het zo dat er in de postmaster beroepsopleiding slechts beperkt ruimte is. Hooguit één op de tien belangstellenden komt binnen.

Middelkoop is blij met de brief van Bussemaker: ‘Eerst waren we geschrokken: hoe kan het dat iemand niet goed geholpen is? Maar de minister biedt echt maatwerk in haar antwoord. En het is ook goed dat er eens een signaal over deze problematiek naar boven gaat.’

BB