Achtergrond
Gescreend door het regime
Volgende week hoort Eritrea-kenner Mirjam van Reisen van de rechter of zij schuldig is aan smaad en laster. Ze is niet de enige wetenschapper die wordt tegen­gewerkt door het regime dat ze bestudeert. ‘Ik zou een coupe beramen.’
donderdag 4 februari 2016
Schilderij van Michael Rabba met Eritrese soldaten. © Didier Ruef/Hollandse Hoogte

‘Na elke publicatie over mensenhandel volgden veel georganiseerde reacties en schokkende beschuldigingen’, vertelt Mirjam van Reisen, sinds dit jaar hoogleraar computing for society bij het Leiden Centre of Data Science (LCDS). ‘Rond 2010 begon ik mijn onderzoek naar mensenhandel in de Sinaï, met name van Eritreeërs. Aanvankelijk waren de reacties nog gerelateerd aan onze publicaties. Ik heb pas aangifte gedaan toen de berichten in het Tingrinya verschenen, de taal van Eritrea, en niet meer toegankelijk waren voor mij.'

Van Reisen: 'Ik zou een coupe beramen, vertaalden mensen uit mijn netwerk. Dat ging niet meer over mijn onderzoek, maar over loyaliteit aan het Eritrese regime.’

Maar na enkele uitspraken over intimidatie en invloed van het regime via aanhangers in Nederland, stond Van Reisen vorige week opeens zélf voor de rechter. Meseret Bahlbi, een in Nederland opgegroeid lid van de YPFDJ, de jongerentak van de enige politieke partij van Eritrea, had een kort geding aangespannen wegens smaad en laster.

‘Zo’n rechtszaak slokt je op. Maar het geeft ook inzicht in de dynamiek van de lange arm van Eritrea.’ Aan de Volkskrant vertelde ze vorige week hoe ver dat kan gaan: van nachtelijke achtervolgingen op de snelweg tot uitgemaakt worden voor ‘moordenaar van Eritrea’. Nu zegt ze: ‘Zo komt mijn onderzoek vanzelf naar me toe. Ik voel me niet gehinderd, eerder uitgedaagd.’

Woensdag 10 februari is de uitspraak. ‘Ik ben redelijk optimistisch. Ik had me wellicht voorzichtiger kunnen uitlaten, maar deze zaak brengt nu een belangrijk maatschappelijk politiek debat op gang.’

Trollen in de zaal

Ze is niet de enige hoogleraar die de hete adem van ondemocratische staten in de nek voelt. Universitair docent Max Bader is Rusland- en Oekraïne-deskundige en houdt, zeker in aanloop naar het Oekraïne-referendum, vaak lezingen. ‘Dan zitten er trollen in de zaal: mensen die werken voor de Russische ambassade. Het zijn vaak dezelfde personen. Ze ontregelen het debat met vragen en hun attitude. Het werkt intimiderend. Ik weet niet of ze betaald worden, maar het gebeurt systematisch.’ Vooralsnog laat hij zich er niet door afschrikken. ‘Ik ben wetenschapper, geen politicus. Ik wil iets bijdragen met mijn kennis, maar zij wekken de indruk dat ik het Westen vertegenwoordig. Volgende week geef ik een lezing bij studentenvereniging SiB en ik denk nu al: ik hoop niet dat er zo’n troll komt.’

Ook Erik-Jan Zürcher, hoogleraar Turkse talen en culturen, kent het verschijnsel. ‘Vooral in Amsterdam: bij een lezing over de Armeense genocide, kreeg de gastspreker vragen voorgelegd, opgelezen van briefjes, die door de zaal werden verspreid. Dat was duidelijk geregisseerd.’ Online duiken ze ook op. Zürcher: ‘Op de Facebookpagina van onze vakgroep worden we soms vanuit Turks-Nationalistische hoek uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk is. Ik zit niet op Twitter, maar een Erdo?an-aanhanger heeft zelfs een fake-account aangemaakt onder mijn naam. Gelukkig heeft hij weinig volgers.’

Bader: ‘Het staat wel vast dat de Russische overheid mensen in dienst heeft die actief zijn op fora en Facebook, maar we weten niet van iedereen of ze betaald worden.’ Hij denkt niet dat de Russen zijn wetenschappelijke publicaties volgen. ‘Mijn onderzoek in tijdschriften zit achter een paywall en wordt door weinig mensen gelezen - dat is de tragiek van de wetenschap. Maar wellicht sta ik op een lijst, omdat ik soms verkiezingswaarnemer ben in Rusland.’

Bombrief

Hoogleraar Arabische taal en cultuur Petra Sijpesteijn: ‘Een collega in Oxford die een bombrief ontving na Palestijns-Israëlisch onderzoek kreeg de relativerende opmerking: “Geweldig, dat je onderzoek zó relevant is.”’

Dat hoogleraar Koreastudies Remco Breuker in de gaten wordt gehouden door Noord-Korea lijdt geen twijfel. ‘Ik hoorde dat er bij het ministerie van Buitenlandse Zaken een formele klacht tegen mij is ingediend, met het urgente verzoek om mijn onderzoek stil te leggen.’

Breuker wijst om zich heen, in het Arsenaal, waar de Aziëstudies van Leiden verzameld zijn. ‘Ik denk dat iedereen in dit gebouw een extreme druk ervaart uit allerlei landen, niet alleen Noord-Korea. Maar als het om zulke mensenrechtenschendingen gaat, kan ik niet wegkijken en me verschuilen achter mijn elfde- en twaalfde-eeuwse Koreaanse specialisatie. Daarom doe ik ook onderzoek naar de export van dwangarbeiders. Die worden als moderne slaven geleased aan bedrijven in Polen en elders in de EU. Noord-Korea geeft niet veel om wetenschappers, maar zo’n onderzoek kan de inkomsten van het regime wel beïnvloeden.’

‘De Chinese overheid heeft zeker belangstelling voor het werk van buitenlandse wetenschappers’, zegt hoogleraar Chinese taal en letterkunde Maghiel van Crevel. Vooral voor gevoelige onderwerpen zoals politiek en mensenrechten. Zelf is hij niet in beeld, denkt hij. ‘Ik houd me bezig met avant-garde poëzie.’

Oost-Afrika-deskundige Jan Abbink van het Afrika-Studiecentrum vermoedt in de gaten gehouden te worden. ‘Het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Ethiopië scant al het academisch onderzoek. Maar ik ben geen probleemgeval.’

Koerden

Zürcher: ‘Wij weten dat we in de gaten gehouden worden, doordat we via via horen wat Turkse ambassademedewerkers over ons zeggen. Maar van direct ingrijpen door de overheid hebben we nog niks gemerkt.’ Dat ligt anders voor wetenschappers ter plekke. ‘Ruim 1100 Turkse academici ondertekenden onlangs een open brief, waarin ze pleiten voor een eind aan de gewapende strijd tegen de Koerden. Daar is heel hard op gereageerd. Een aantal mensen is hun baan verloren.’ Honderden onderzoekers uit Canada, de Verenigde Staten en Europa hebben zich solidair verklaard, zo ook Zürcher. ‘We hebben ons niet uitgesproken over de Koerdische kwestie, maar over vrijheid voor academici. Daarmee hebben we ons kwetsbaar gemaakt. Komend jaar zal blijken in hoeverre mensen problemen zullen krijgen.’ 

Hij maakt zich meer zorgen over Turken die in Leiden afstuderen of promoveren. ‘Twee derde van onze promovendi is Turks. Voor een baan aan een Turkse universiteit moet je Nederlandse diploma erkend worden door een centrale instantie. Tot twee jaar terug was dat geen probleem: er werd gecontroleerd of de Universiteit Leiden bestond en of het diploma echt was. Sinds twee jaar pluizen ze de proefschriften door en geven ze uitsluitsel zonder opgaaf van reden. Al één keer is het diploma van een Griekse man, die hier was gepromoveerd, niet erkend. Hij raakte zijn baan in Istanbul kwijt en moest de volgende dag het land uit. Zijn proefschrift ging over het Cyprusprobleem, dat kan ermee te maken hebben: Turkije erkent Cyprus niet.’ 

Een Egyptische promovendus van Sijpesteijn bedankte voor het verzoek een artikel te schrijven over de interactie tussen moslims en niet-moslims. ‘Dat is geen goed onderwerp om later nog een baan mee aan een Egyptische universiteit te krijgen.’

Directe overheidsbemoeienis merkte Sijpesteijn zelf als student. ‘Halverwege de jaren negentig deed ik scriptieonderzoek in Syrië. Op de campus deelde ik een kamer met twee Syrische meisjes. Toen we eenmaal vrienden waren, vertelde een van hen dat ze op die kamer geplaatst was om mij in de gaten te houden en over me moest rapporteren. Het had ook een leuke kant: als je onderweg naar een feestje van internationale studenten het adres vergeten was, kon je altijd wel een man in een zwart leren jasje vragen waar het buitenlandse feest was. En om te weten wie jou in de gaten hield, kreeg ik de tip om expres je portemonnee te laten vallen. Dan kwam er vanzelf iemand achter je aan rennen. Overigens ging het niet zozeer om mij: alle buitenlanders werden in de gaten gehouden.’

Maar er was ook een aanzienlijk minder leuke kant. ‘Een keer werd ik aangerand, in een rijke buurt. Er ontstond een discussie met de ambassade of ik wel aangifte moest doen. Syrië zit niet te wachten op negatieve publiciteit en er waren voorbeelden van studentes die na een aangifte uitgezet waren. Ik twijfelde, maar ik heb wel aangifte gedaan.’ 

Tegenwoordig heeft Sijpesteijn geen last meer van tegenwerking. ‘Ik word nergens geweigerd, hooguit vertraagd, maar dat is meer vanuit een algemeen wantrouwen naar westerlingen.’ 

Bader: ‘Eens in de zoveel tijd wordt iemand de toegang tot Rusland ontzegd. Je raakt wel geneigd om daardoor bepaalde onderwerpen niet te kiezen voor je onderzoek.’ ‘Het zou onzin zijn om te zeggen dat zelfcensuur nooit door mijn hoofd speelt’, zegt Van Crevel. ‘Maar ik heb nooit een blad voor de mond genomen.’ ‘Er zijn ook landen waar je helemaal niet meer heen kunt’, zegt Bader. ‘Omdat Oezbekistan en Turkmenistan te link zijn, blijven ze onderbelicht. Heel veel onderzoekers richten zich op Georgië, Oekraïne en Kirgizië.’

'Ik kom er niet meer in'

Van Reisen, ook hoogleraar international social responsibility in Tilburg, werd niet eerder zo tegengewerkt als nu. ‘In Zimbabwe, ook een moeilijk land, kreeg ik juist veel ruimte.’ Eritrea komt ze niet meer in. ‘Net als de VN. Maar ik ben er wel geweest en ik heb er nog contacten, dus ik weet heel goed wat er speelt.’

Onderzoek van buitenaf geeft wel een minder compleet beeld, zegt Abbink. Zelf kan hij Ethiopië nog in. ‘Het is geen gemakkelijk land. Met expliciet kritisch onderzoek moet je rustig aan doen, maar in Eritrea of Rwanda is het drie keer zo erg. Maar er zijn serieuze dingen aan de hand in Ethiopië, die door onderzoekers moeten worden aangekaart.’ Dat is niet altijd mogelijk. ‘Het aantal doden bij etnische conflicten is moeilijk te verifiëren. Het lukt de overheid om daarover vrijwel alles buiten de pers te houden.’ Zelf bestudeert hij vooral boeren, veehoudersvolken en sociaal-culturele onderwerpen. ‘Niet heel politiek, al heb ik vorig jaar een kritisch stuk geschreven over de verkiezingen.’ Hij vertelt over een collega van hem, Tobias Hagmann, wiens onderzoeksregio een no-go-area was geworden. ‘In The New York Times kondigde hij aan: ik kan hier geen onderzoek meer doen, ik geef Ethiopië op.’

Hij begrijpt het ergens wel. ‘Maar ik zou het nooit doen, stoppen omdat het land te repressief is. Ik vind dat je in dialoog moet blijven.’

‘Van nature ben ik geneigd tot overleg’, zegt Remco Breuker. ‘Maar wat Noord-Korea betreft heb ik door schade en schande mijn standpunten moeten bijschaven. De concentratiekampen blijven vollopen, mensen worden nog steeds op gruwelijk wijze afgemaakt.’ 

Vorig collegejaar haalde hij de verbannen Noord-Koreaanse dichter Jang Jin-sung als gastdocent naar Leiden. ‘Hij waarschuwde me nog, dat de toegang tot Noord-Korea me onmogelijk gemaakt zou worden zolang het regime daar zat.’ Dat hield Breuker allerminst tegen. Hij is zelfs nog nooit in Noord-Korea geweest. 

‘Alleen in Zuid-Korea. Noord-Korea kom ik niet in, zeker nu met die klacht.’ Toch komt hij op aanzienlijk meer plaatsen dan hij als beginnende wetenschapper had gedacht. ‘Mijn ideaal was om voornamelijk in bibliotheken te zitten. Maar of we nu willen of niet, door onze bevindingen zijn we als wetenschappers politiek actief. Die ivoren toren, die heb ik nog nooit gezien.’

Door Marleen van Wesel

Wat je wel moet doen, en wat niet

‘Wetenschappers kunnen zich slecht verdedigen tegen de druk van regimes. Het enige dat de wetenschap heeft, is onafhankelijkheid’, zegt Remco Breuker. Maar die is niet zo vanzelfsprekend. ‘Er zijn veel landen die geld bieden en wetenschap zien als een PR-instantie. Maar het geld dat je aan een wetenschapper geeft, ben je kwijt. Inhoudelijk mag er geen invloed zijn.’
Max Bader heeft het zojuist over zulke invloed gehad op zijn college. ‘Een agentschap van de Russische overheid stelde voor om hier een congres te organiseren, duidelijk om het imago te verbeteren. Thanks, but no thanks.’ Soms gaat het subtieler. ‘Er is wel eens controverse over leerstoelen, die worden betaald door een instituut of een land. Tussen wat je wel en niet moet doen, zit een grijs gebied. Als het met de Russische economie niet zo slecht zou gaan, zouden ze hier ook wel een leerstoel willen. Zelf zou ik tegen zijn, maar het zou een pittige discussie opleveren.’
Breuker pleit voor een ander financieringsstelsel voor de wetenschap in het algemeen. ‘Ik begin er bijna van te vloeken. Denk GVD eens na over het waarborgen van de onafhankelijkheid.’ Met extra geld dus, maar bijvoorbeeld ook door het aanscherpen van integriteitscodes. ‘Die gaan nu vooral over plagiaat. Maar hoeveel idioten plegen plagiaat? Die codes zouden beter wetenschappers op weg helpen, die zich afvragen wat een goede beslissing is. En universiteiten moeten hun mensen beschermen, wanneer er grote ellende uit een goede beslissing voortkomt, bijvoorbeeld wanneer ze geen fondsen meer kunnen binnenhalen. Als regimes merken dat hun invloed niet werkt, houdt de intimidatie vanzelf op.’