Cultuur
Van de jury
woensdag 17 december 2014

Papa heeft het gedaan. Zoveel werd duidelijk bij het lezen van de inzendingen voor de twaalfde editie van de Mare-kerstverhalenwedstrijd. Waar vorig jaar eenzaamheid en zelfkant in allerlei soorten lichaamsvocht uit de personages droop, blijkt nu de vaderhaat voor velen het grootste lijdmotief (sic!) te zijn. Geeft allemaal niks. Of om het in goed Nederlands te zeggen, whatever gets you going.

Want mede dankzij Papa De Boeman kwamen er maar liefst 27 verhalen binnen, waarvan het merendeel goed tot zeer goed was geschreven. Van hardcore absurdisme (‘Alle taarten smelten langzaam samen en veranderen in een megagrote haai die alle gasten opeet. Deze taarthaai danst een paar Russische volksdansen en zwemt vervolgens in het waterloze appartement naar buiten en verdwijnt in een geurenzee van bloemtoilet en lavendelparfum’) tot bloedstollende bevallingen in het ziekenhuis of aan de kant van de weg - al dan niet van ongewenste baby’s.

Een enkeling dacht het vorig jaar door de jury uitgevaardigde spoorverbod (wegens overkill aan beschrijvingen van desolate wachtruimtes en tochtige stationshallen) te omzeilen door nu het vliegveld als plaats van handeling te kiezen. Voor hen heeft de jury een tip: dat helpt niet.

Jurylid van het eerste uur was oud-Mare-redacteur en schrijver Christiaan Weijts, bekend van de romans Art. 285b, Euforie en onlangs De linkshandigen en tevens columnist van nrc.next en De Groene Amsterdammer. Hij beoordeelde de inzendingen samen met voormalig Mare- en NRC-redacteur Arjen van Veelen en Mare-hoofdredacteur Frank Provoost.

Licht uit. Spot aan.

Gezellig wil het niet echt worden aan tafel in ‘Kelder’, het verhaal van student Neerlandistiek Yolande Tump. Hoe hard iedereen ook probeert om tegen de klippen op te genieten, je voelt aan alles dat het vergeefse pogingen zijn. Moeder mag zich dan zogenaamd de hele dag hebben staan uitsloven op het kerstdiner (dat eigenlijk een prefab Albert Heijntje blijkt te zijn), de enige smaak die blijft hangen is die van dreiging. De derde zin van het verhaal ramt dat ongemak genadeloos door de strot van de argeloze lezer: ‘Ik veins een glimlach, probeer niet te veel te denken aan de man in de kelder.’ Tsja, probeer er dan maar eens niet aan te denken. Geen nood: hier volgt geen spoiler alert, hooguit een pleidooi voor een onderkoelder, minder pats-boem einde. Tump wint met haar verhaal de derde prijs.

‘Met haar alleen’ is geschreven als een collage van mini-scènes, die samen een complete geschiedenis uit het verleden weten op te wekken, vragen stellen over verbeelding en werkelijkheid, en die ook nog verbinden aan grote figuren uit de (cultuur)geschiedenis. De fragmenten lijken telkens net iets te weinig te vertellen en stimuleren daardoor de verbeelding van de lezer – niet in de laatste plaats door het trefzeker gebruik van tekenende details. Dat verraadt een goed inzicht in verhalende technieken. Studente Nederlands Milla Braat verdient hiermee de tweede prijs. De nummers twee en drie zijn te lezen op mareonline.nl.

’Verras ons’, was dit jaar de opdracht van de jury. Het winnende verhaal, ‘Vlaamse gaai’, heeft een cliché als uitgangspunt: een mannelijke rij-instructeur probeert een vrouwelijke leerling te verleiden. Vanaf het begin is echter duidelijk dat er in het lesvoertuig meer smeult dan wéér de klucht van een docent-studentverhouding. De knullige balts van de instructeur (let bijvoorbeeld op de Fruitella) contrasteert met de besluitvaardigheid van de leerlinge, en voorafschaduwende wijze waarmee zij de auto, en daarmee het verhaal, van het gebruikelijke parcours zal afsturen. Vlekkeloos is de inzending niet; zo is de metafysische symboliek bijna in neon geschreven, dat had subtieler gekund. Maar bij een kerstverhaal is een zekere mate van religieuze kitsch geoorloofd, zo niet gewenst. Het verhaal is helder zonder te zijn dichtgetimmerd. Sophie van den Bergh (23) en Siebe Bluijs (27) zijn geslaagd.

Gefeliciteerd! Schrijven jullie vaker samen?

Van den Bergh: ‘Nee. Dit was de eerste keer.’

Bluijs: ‘We schrijven allebei voor het Haarlemse tijdschrift Voortuin en lezen daarvoor ook elkaars werk. Maar dat is voor tachtig abonnees en min of meer anoniem omdat alleen achterop staat wie er aan een nummer hebben meegewerkt.’

Van den Bergh: ‘Ik doe in januari mee aan de halve finale Poetry Slam.’

Bluijs: ‘En ik heb vorige maand de Verwey-schrijfwedstrijd gewonnen.’

Hoe kwamen jullie op het idee voor Vlaamse gaai?

Bluijs: ‘Ik herinner mijn eigen rijlessen nog. Zo’n zielig figuur, in één ruimte. Ik wilde eenheid van plaats, een van de wetten van Aristoteles.’

Van den Bergh: ‘Na Siebes begin hebben we allebei een eigen versie geschreven, dus met een ander einde.’

Bluijs: ‘En die hebben we in elkaar geschoven, zodat het beste overbleef. Sophie is goed in beeldend schrijven, ik hou meer dingen kort en helder zeggen.’

Wie zijn jullie literaire helden?

Van den Bergh: ‘Kafka vind ik tof, en Toon Tellegen. En ik houd van fabels.’

Bluijs: ‘We doen allebei Literary Studies, daar halen we heel veel uit. Ik hou van science fiction en twijfelende personages. En verder: Kafka en Kurt Vonnegut.’

Wat ga jullie met de €250 doen?

Van den Bergh: ‘Boeken kopen. We hebben allebei het gastschrijverscollege gevolgd, en hadden toen heel veel aan Nina Polak. Haar boek Wij zullen niet te pletter slaan, wil ik zeker hebben.’

Bluijs: ‘Dat ga ik sowieso ook halen.’