Cultuur
Derde prijs: Kelder
donderdag 18 december 2014

De schaal met krokante aardappelschijfjes trilt hevig in mijn hand. ‘Te veel wijn gedronken’, grapt mijn vader, zelf een Belgisch biertje in de hand. Ik veins een glimlach, probeer niet te veel te denken aan de man in de kelder.

Voorzichtig schuif ik mijn stoel aan, terwijl mijn vader de beenham met rozemarijn onhandig aansnijdt. Een vreemde blik van mijn moeder. Ik ontwijk hem. Pak een krokant aardappelschijfje voor haar neus weg, voordat mijn broer er met zijn fikken aan zit.

Schuchter kijk ik over de tafel heen, krijg een stukje beenham, perfect roodroze in het midden. ‘Applausje voor de chef’, lacht mijn vader en ze doen het nog ook. Niet wetende waar ik moet kijken, lach ik ongemakkelijk terwijl mijn moeder het applaus dankbaar in ontvangst neemt.

Tante Marie buigt zich naar me toe, haar eau de cologne te dichtbij. ‘Wat een feestmaaltijd, heeft je mams langs in de keuken gestaan?’

Lang genoeg om geen idee te hebben van wat er speelt. ‘U kent haar Tante Marie, druk, druk, druk.’ Ik lach en neem een nipje van de champagne.

Ik hoop dat ze de andere kant op buigt, naar mijn oudere broer rechts van haar, maar ze geeft niet op. ‘Over die marinade moet ze uren gedaan hebben. Geweldig, hoe ze zich zo bezighoudt met koken.’

De beenham komt met marinade en al uit het vriesschap van de Albert Heijn om de hoek. Het enige wat je hoeft te doen is hem in de pan douwen, maar die details spaar ik voor Tante Marie. Mam heeft tenslotte ook haar best gedaan op de maaltijd. ‘Je proeft het echt, dat ze er zo veel tijd in heeft gestoken’, bazelt ze door.

Ik glimlach en pak vlug een extra grote schep sperziebonen met doorgebakken spekjes om voorlopig mijn mond vol te hebben. Ze begrijpt de hint niet. ‘Je vader boft maar hé, met zo’n vrouw.’

Mijn wangen worden rood en ik stop snel een hap beenham in mijn mond. Met mijn handen gebaar ik dat ik druk aan het kauwen ben. Geduldig wacht Tante Marie op mijn antwoord, haar ogen glimmen. Altijd blij als ze een compliment mag geven. ‘Ja, zeker. Veel geluk.’

Voorzichtig kijk ik naar de overkant van de tafel, mijn vader werpt een snelle blik op zijn mobiel. Ik voel de nare tinteling in mijn onderbuik en pak mijn vork wat steviger vast.

Hij merkt dat ik naar hem staar. Alsof er geen storm boven zijn hoofd hangt, kijkt hij me vrolijk aan. ‘Lekker hé’, zucht hij terwijl hij een volle vork in zijn mond stopt. Stoïcijns kijk ik voor me uit, zonder te antwoorden. Pas als de spanning aan beide kanten voelbaar is, geef ik in. ‘Heerlijk.’

‘Goh Frans’, zucht Marie liefjes. ‘Heb jij wel een leuke dag gehad zo met Lies in de keuken?’

Mijn vaders gezicht is onveranderbaar. Zou hij vaker zo liegen? ‘Prima, even langs gegaan bij moeder. Die had ook wel een bezoekje verdiend op eerste kerstdag.’

Opeens kijkt ze mij aan. ‘Jij niet mee geweest lieverd?’

‘Nee, ik had andere dingen te doen, en ik mocht niet mee.’

Marie trekt een wenkbrauw omhoog. ‘Af en toe wil ik mijn moeder alleen spreken’, verduidelijkt hij. ‘Dat is ook minder verwarrend voor haar.’

‘En makkelijker voor jou’, zeg ik snel. Verward kijkt hij me aan, zou hij het weten?

Een beeld schiet voor mijn ogen. Hoe hij na een verse leugen de oprijlaan oprijdt, een vertrouwde rode Chevrolet ziet staan. Opgewekt loopt hij naar de voordeur, de sleutel in zijn handen geklemd. Hij lacht naar de opzichtige kerstkrans die versierd is met tientallen witgouden lichtjes. Waarschijnlijk gekocht op een aftandse rommelmarkt voor een euro. In zijn nopjes steekt hij de sleutel in het slot, zo vertrouwd. En dan; een leeg huis. Geen stem die vrolijk terug roept, glimlacht bij zijn aanzien. Mijn arme papa.

‘Hoe was het met je moeder’, vraagt Tante Marie nieuwsgierig en de realiteit komt terug. Mijn vader, alleen teruggekeerd, de heer van het huis.

Ongemakkelijk kijkt hij om zich heen, terwijl hij een flinke slok wijn neemt. ‘Prima. Er wordt goed voor haar gezorgd.’

‘Ben je nog met haar gaan wandelen’, vraag ik nonchalant.

Niet begrijpend kijkt hij me aan. De tinteling in mijn onderbuik is terug, naar en machtig tegelijkertijd. ‘Met oma?’

Zijn ogen kijken me wantrouwend aan. ‘We zijn niet gaan wandelen’, hij wendt zich tot Tante Marie, ‘moeder verlaat het verzorgingstehuis liever niet.’

‘Oh, sorry. Toen ik vorige keer langsging, meende ik te horen dat er op eerste kerstdag een wandeling zou zijn, na de gezamenlijke lunch.’

Ik zie hoe boven zijn ogen een lichtje gaat branden, een kleine ‘pling’, net als in de cartoons. ‘Oh sorry, die wandeling. Ik heb een kopje thee gedronken na de lunch, ma is daarna meegegaan. Ik had niet zo’n zin, dus ben het dorp ingegaan.’

De kalmte die hij uitstraalt doet me sidderen. Geen enkele tekenen van spijt. ‘Waar ben je geweest’, vraag ik bot.

‘Gewoon, wandelen. Moet ik overal waar ik ga bijhouden op Google Maps voor je?’

‘Ik dacht dat je geen zin had in een wandeling?’

‘Niet met moeder en de begeleiders, wel langs alle winkels.’

‘Nog bekenden tegengekomen?’

‘Is dit een kruisverhoor’, roept mijn vader en mijn moeder kijkt verschrikt op. Haar aardappelschijfje valt abrupt van haar vork, haar mond nog half open.

‘Niks aan de hand hoor’, zeg ik kalm. ‘Ik vroeg me alleen af of je geen bekenden was tegengekomen. Blijkbaar was je moederziel alleen. Zielig zeg.’

Abrupt schuif ik mijn stoel van de tafel af en loop naar de keuken. Boven het aanrecht probeer ik mijn ademhaling regelmatig te houden. In, uit. In, uit. Ik voel de woede weer oppompen uit mijn buik. Niet goed, ik mag het niet opnieuw voelen.

Uit het niets voel ik een hand die mijn arm stevig vastpakt en me omdraait. ‘Wat had dat te betekenen’, sist mijn vader.

‘Niks’, zeg ik terwijl ik hem niet in de ogen aan kijk, dat niet meer. ‘Ik vroeg me alleen af waar je was geweest. Je had ook thuis kunnen zijn en ons kunnen helpen.’

Zijn grip verslapt. ‘Gaat het daar om? Dat ik niet heb geholpen vandaag?’

‘Nee, ben je mal. Ik was er ook niet de hele dag.’ Mijn onderbuik protesteert en mijn geweten ook. Zal ik het zeggen, provoceren. ‘Ik ben ook even bij oma langs geweest’, piep ik.

Betrapt kijkt hij de andere kant op. ‘Wanneer?’

Ik probeer hem niet te laten merken dat ik op mijn benen tril en wacht even tot ik de moed heb mijn stem vaster te laten klinken. ‘Vanochtend, nadat ik de trein naar huis had genomen. Ik dacht, ik ga even langs.’

‘Hoe laat?’

‘Een uur of tien.’

Hij zucht, blij dat hij later is geweest. De leugen is echt, hij bestaat nog.

Plots sta ik weer boven de keldertrap, de man onderaan. Ik hoor de sleutel in het slot gaan en trek de deur voor me dicht, verstop me achter de hoge stapel wijndozen. Prijs de beste man dat hij de inhoud van een halve slijterij in zijn kelder heeft staan. Bijgevuld door andere prullaria.

Ik zucht, haal diep adem, naar het puntje van naarheid, en zeg het. ‘Ik weet waar je bent geweest. Bij hem.’

Mijn vader schrikt, doet een stapje terug en trekt me dan mee naar buiten. ‘Waar heb je het over?’

‘Over je affaire, lul.’

Hij schrikt, haalt zijn handen voor zijn mond. Ik heb mijn vader een lul genoemd en ik barst los. ‘Ik weet alles. Van de ‘zakendiners’, de conferenties, de overwerkavonden. Had je niet iets van waarde kunnen behouden en al die clichés kunnen vermijden? Oh nee, wacht, geen cliché, want je bent niet met je secretaresse in bed gedoken. Nee, nee. Dat doet mijn vader niet. Mijn vader kiest voor zijn zakenpartner. Zijn zakenpartner!’

Woest geef ik hem een duw, de woede komt weer naar boven. Ik hoor de sleutel opnieuw in het slot gaan, het geklik van zijn nette schoenen over het dure parket. Ik hoor hem roepen. Hoe hij verdwaald door het huis loopt, op zoek naar zijn ‘Tjeerdje’. Ik walg. Hoor het geklik van zijn schoenen weer. Hoe hij door de voordeur naar buiten loopt en met een knal hem achter zich dicht gooit. Waarschijnlijk gaat hij nu echt naar het dorp, om de leugen geloofwaardig te maken. Ik hoor Tjeerd kreunen onderaan de trap.

Ik heb hem geduwd. Zacht, ik blijf een meisje, maar hard genoeg. Hij wilde na een half uur een wijntje voor me halen, ‘voor de schrik’, wat een grap.

Als de kreunen harder worden en zijn bewustzijn steeds meer terugkomt, kruip ik achter de wijndozen vandaan en ren de trap op. Naar buiten, maar niet nadat ik de deur op slot heb gedaan en nog één keer naar beneden ga.

‘Hoe weet je het’, vraagt mijn vader, duidelijk aangedaan.

‘Dropbox’, piep ik. Mijn hoofd wil niet terug naar het moment twee weken geleden. De pop-up toen ik mijn presentatie ging uitprinten, de nieuwsgierigheid; waar zou mijn vader foto’s van maken? De walging, de schuld.

‘Wist je dat als je een foto maakt die automatisch doorverbonden wordt met dropbox. Ook als je die foto gelijk wist.’ Hij siddert. Hij wist het niet.

‘Misschien moet je hem een bezoekje brengen’, opper ik. ‘Hij is er niet zo best aan toe.’

Ongelovig kijkt mijn vader me aan.

‘Hij ligt in de kelder.’

‘Wat?!’

‘Ik zou opschieten als ik jou was.’

Met hazenogen kijkt hij me aan.

‘Schiet op’, sneer ik. ‘Ga naar hem toe.’

Hij aarzelt, niet in staat de juiste conclusies te trekken.

‘Ga, of ik ga zo een héle mooie kerstspeech maken.’

Haastig maakt hij zich uit de voeten, hij schiet naar binnen om zijn sleutels te pakken en weer naar buiten om de auto te starten. Met gierende banden is hij weg en laat mij alleen achter met een onwetende familie die naar de voordeur begint te lopen. ‘Waar gaat Frans heen’, hoor ik mijn moeder zeggen door de deuropening, gesmoord door de afstand tussen ons.

‘Ik weet het niet’, roep ik. ‘Maar ik heb gehoord dat het niet goed is om kampeerspullen met gastoestellen in een kelder te bewaren.’

Mijn moeder loopt rustig naar buiten en kijkt me dommig aan. ‘Waar heb je het over?’

‘Niks. Fijn kerstfeest.’

Door Yolande Tump