Achtergrond
Een beetje reuring mag best
Cultuursocioloog Miriam van de Kamp schreef een boek over probleemwijken. Mare ging met haar wandelen door de Hoge Mors, waar de visboer vanuit zijn kraam de omgeving zag opknappen. ‘Een vlag op een strontschip. Want kijk nou daar! Dat is geen porum?’
Marleen van Wesel
woensdag 5 maart 2014
Miriam van de Kamp op het vernieuwde Granaatplein te Leiden © Marc de Haan

‘Saaie, doffe, onverzorgde flatjes en een hoop ronddwarrelend zwerfvuil.’ Zo zag cultuursocioloog Miriam van de Kamp (1980) de Leidse wijk Hoge Mors toen ze er een paar jaar geleden doorheen fietste. Nu staat ze op dezelfde plek: een strak betegeld plein, in het midden betonnen plantenbakken, hier en daar een uiterst weloverwogen geplaatst boompje en daaromheen nieuwbouw van rode bakstenen. Aan de ene kant van het plein heeft een fietsenmaker zich gevestigd, aan de andere kant een tandarts. ‘Er is dus genoeg vertrouwen’, constateert Van de Kamp.

Vrijdag verschijnt haar boek De veerkracht van wijken, gebaseerd op onderzoek dat ze deed bij het Centre for Modern Urban Studies aan de Campus Den Haag.

Ze richtte zich op drie vooroorlogse wijken in Utrecht, Den Haag en Nijmegen. ‘Niemand zegt ooit: “Kom, nu gaan we een probleemwijk bouwen!” Toch zijn ze er. Het is interessant om uit te zoeken wat de gedachten waren toen de bouw begon en wat er sindsdien gebeurd is.’ En dus trok ze de wijken in. ‘Gewoon, op een OV-fiets. Al snel ontstond er een sneeuwbaleffect van contacten. Als ik met een heel fanatieke beheerder door het Nijmeegse Willemskwartier liep, riep iedereen: ‘Hé, Jan, hoe is het?’ of ‘Mijn kraan is kapot, kom je even helpen?’ Toch gaven veel bewoners sociaal wenselijke antwoorden. Als ik vroeg hoe ze de wijk zouden aanbevelen, zeiden ze: “Als je van veel leven op straat houdt…” Sommigen hebben me gegoogeld om er zeker van te zijn dat ik niet voor de gemeente werkte. Er was echt angst dat hun antwoorden weer bij hen zouden terugkomen.’

Ze wandelt langs een gevel in de Hoge Mors met een te-koop-bord. ‘Ik ben benieuwd hoe die makelaar deze wijk nu verkoopt. Hip en upcoming?’ De rijtjeswoningen gaan via een muur met brievenbussen over in een appartementencomplex. Een voorbeeld van hoe het wel moet, volgens Van de Kamp. ‘Een luxe appartementencomplex bouwen in een straat met kleine woningen levert scheve blikken op. In het Willemskwartier willen de bewoners bijvoorbeeld niet dat hun wijk zo erg veryupt als het nabijgelegen Bottendijk. Straks worden hun woningen onbetaalbaar. Bovendien vinden ze wat rumoer wel charme hebben. Mij lijkt een politie-inval op z’n tijd niet heel leuk, maar van de bewoners mag er wel wat reuring zijn.’

‘Grandioos’, vindt Kees Hartevelt de nieuwbouw in de Hoge Mors. Hij staat al 46 jaar op het Diamantplein met zijn viskraam. ‘Ik heb op flatjes uitgekeken, dat wil je niet weten. Dan is dit veel mooier.’ Hij heeft niet alleen de bebouwing, maar ook de samenstelling van de wijk zien veranderen. ‘Vroeger woonden hier Turken, Marokkanen, noem maar op. Ik discrimineer niet hoor: het zijn gewoon mensen en rond een uur of vier, vijf stonden ze met hun handen nog zwart van het werk in de rij voor een visje. Nu wonen er allemaal grijzen. Of misschien is bejaarden een netter woord. Die kopen ook vis. En sommige oud-bewoners komen terug.’

Veel contact met de nieuwe bewoners is er niet, vindt meneer Schimmel, al decennia vaste klant bij de visboer. ‘Ik ken er één iemand, maar die woont helemaal bovenin en ik heb hoogtevrees, dus daar kom ik nooit.’ De nieuwe flats zijn ‘een sierdingetje voor de wijk’, vindt hij. ‘Maar voor de rest…’

‘Grandioos’, herhaalt Hartevelt. ‘Maar wel een vlag op een strontschip, zoals we in Katwijk zeggen. Want kijk eens recht vooruit?’ Het winkelcentrum ligt er inderdaad wat troosteloos bij. ‘Het is geen porum. Pak dat ook aan.’ Hoe, dat heeft hij ook al bedacht. ‘De winkels zijn onnodig groot. Die man van de bloemenzaak zet zeven stappen tot z’n kassa. Dat zijn dure meters hoor.’

Van de Kamp constateerde ook dat buurtbewoners vaak ideeën en initiatieven hadden. ‘In Utrecht ontmoette ik een gezondheidsmanager. Hij zag zijn buren dappere pogingen doen om gezonder te leven. Joggen bijvoorbeeld, maar dan op de verkeerde manier. Hij besloot hardloopclinics op te zetten. Niet dat de hele buurt daardoor nu bij elkaar op de koffie komt, maar je ziet wel meer bekende gezichten.’

Gemeenten kunnen daarbij een duwtje in de rug geven. ‘Op een straatfeest in Den Haag bespraken buurtbewoners hun onvrede over leegstaand gebouw, dat een projectontwikkelaar wilde slopen voor nieuwbouw. De bewoners die soms niet eens een balkon hadden, kwamen met het plan voor een stadstuin en wisten anderhalf miljoen te verzamelen. Van de oude bakstenen hebben ze muurtjes gebouwd.’

Van de Kamp is geen voorstander van het label ‘probleemwijk’. ‘Bij mensen die zich er thuis voelen ontstaat het idee dat ze onderdeel zijn van het probleem. Zo’n stempel blijft lang hangen.’ Aan het hek rond basisschool De Weerklank in de Hoge Mors hangen foto’s die leerlingen van hun wijk maakten. Achter de school ligt de gezamenlijke wijktuin De Morsmoes. Op het Granaatplein staat een keet waarin kunstenaars van PS|Theater wijkverhalen verzamelen. ‘Als je rondkijkt, is er wel wat aan de hand. Dit was altijd een scheurstraatje, nu is er meer groen en hebben auto’s ruimte moeten inleveren aan fietsers en voetgangers.’

Vrijdag overhandigt Van de Kamp haar eerste boek niet aan een wethouder, maar aan bewoners en andere betrokkenen van haar onderzoek. Wat ze daarna gaat doen, moet nog blijken. ‘De Gemeente Leiden kan wel wat deskundige mensen gebruiken’, tipt visboer Hartevelt alvast. Bij elk overleg laat hij daarom van zich horen.

‘Kijk, dáár wilden ze een invalidenparkeerplaats.’ Hij wijst naar de stoep voor de kapperszaak en trekt een verongelijkt gezicht. Niet dat hij invaliden geen parkeerplaats gunt. ‘Maar dan wel aan de overkant, bij de huisartsenpraktijk en de apotheek. Daar moeten die mensen toch veel vaker zijn?’ Dat is overigens ook de plek waar de invalidenparkeerplaats nu is. ‘Ja, daar heb ik wel voor gezorgd.’