Columns & opinie
Opinie: De student laat met zich sollen
Studenten zijn onverschillig, onwetend en naïef, vindt Arnout le Clercq. Wat gaan we daaraan doen?
woensdag 20 juni 2012

Nederlanders hebben niet bepaald een rijke traditie van verzet tegen de overheid en waar de gemiddelde Nederlander nog wel de straat opgaat, blijft de Leidse student thuis. Toen in ’69 overal in Nederland universiteitsgebouwen werden bezet naar voorbeeld van het Maagdenhuis te Amsterdam, werden de enkele onverlaten die een dergelijke actie probeerde uit te halen op het Rapenburg snel de gracht in geveegd door het hockeyteam van het corps.

Ik bedoel maar. Verzet tegen de bezuinigingen op en de afwaardering van de academische wereld lijkt dus bij voorbaat lastig te realiseren.

Toch kan ik met enige gepaste trots verkondigen dat de Faculteit der Geesteswetenschappen zich de afgelopen maanden tot een pièce de resistance heeft weten te ontwikkelen. De nota studiesucces - een beleidsplan voor een zacht prijsje overgenomen uit Rotterdam - is op vele punten aangepast, zo zijn bijvoorbeeld de vermaledijde compensatieregeling en het vervallen van herkansingen geschrapt.

Hoe hebben we dit klaargespeeld? Demonstraties, protestinsignes, megafoons? Nee. Zoals de LSVb met onze opponenten beleefd aan tafel zitten om maar tot in den treuren onze onderhandelingspositie te behouden? Ook niet.

De juiste weg ligt in het midden. Van protesten trekken bestuurders zich namelijk niets aan en aan de onderhandelingstafel worden we aan het lijntje gehouden. Verzet is een absolute noodzaak, maar wel via de juiste kanalen. Deze noodzaak tot verandering van tactiek vindt zijn oorsprong in de reden waarom de student überhaupt met zich laat sollen. Hierbij spelen drie factoren een rol.

1. Onverschilligheid. ‘Deze regeling is pas van kracht als ik mijn bachelor heb.’ Daar kunnen we kort over zijn. Het is asociaal richting toekomstige studenten. Met deze passiviteit, die tekenend is voor de Nederlander in tijden van rampspoed, draag je bij aan de ondergang van de academische wereld. Het is wel een toonaangevende reden waarom studenten lastig te mobiliseren zijn voor verzet.

2. Onwetendheid. We worden niet voldoende geïnformeerd of informeren onszelf niet voldoende. Nu kun je daar wel achteraf verontwaardigd over gaan doen: ‘ze’ (d.w.z. bestuurders, universiteitsbobo’s, the man) hebben toch de plicht om ons op de hoogte te houden? Ja, dat hebben ze, maar wie zegt dat ze zich eraan houden? Laten we vooral niet vergeten dat ze er baat bij hebben als de student onwetend en stil blijft. Het zal dus altijd het uitgangspunt van hun informatiebeleid zijn.

3. Naïviteit. Wat echt het meest storend is aan pogingen om het verzet op touw te zetten is dat je kompanen er vanuit gaan dat studenten als gelijkwaardige gespreks- dan wel onderhandelingspartner worden gezien. Reality check: natuurlijk worden we niet als volwaardig gesprekspartner gezien! We zijn een potentiële verzetshaard die zoveel mogelijk buiten de besluitvorming wordt gehouden. Participatie moet je afdwingen.

Hoe dan? Doe het zoals bij Geesteswetenschappen. Zij overleggen achter gesloten deuren, doe hetzelfde. Stuur artikelen naar Mare. Organiseer een stormloop op de faculteitsraad. Breng zoveel mogelijk mensen op touw. olariseer! Als we als studenten dit spel volgens de regels spelen, hebben we bij voorbaat al verloren. Don’t get mad: get even. Organiseer een brede basis voor verzet onder de studenten bij zowel de studieverenigingen als de faculteitsraad en speel het spel vervolgens net zo smerig als de bestuurders.

Nu is dit landelijk uiteraard een stuk lastiger te organiseren, doch, om maar even in fairtrade-retoriek te vervallen: think globally, act locally. Verzet begint op de eigen faculteit (sneeuwbal) en zal landelijk eindigen (lawine). Denk daar deze zomer maar eens over na.

Arnout le Clercq studeert geschiedenis