Wetenschap
Iedereen een boot
Nu zelfs zestienjarige zeilmeisjes de wereld rondvaren, is de uitdaging er wel een beetje af, vindt Eerde Beulakker. Deze week promoveerde hij op pleziervaart in Nederland. ‘Het was een therapeutisch middel bij een existentiële crisis.’
woensdag 4 april 2012
Leidse studenten varen uit. © Taco van der Eb

Zelfs de ruigste zeebonken hebben tegenwoordig een paar pantoffels onder hun kajuittrap staan, zo is te lezen in een van de reisboeken die Eerde Beulakker (1944) geschreven heeft. De ontembare kracht van het water is tegenwoordig gekooid achter onze dijken, niemand hoeft de zondvloed nog te vrezen. En wie het met een modern gps-systeem nog voor elkaar krijgt te verdwalen op het water, moet wel een echte landrot zijn.

Toen ruim honderd jaar geleden een Canadees de eerste solozeiltocht om de wereld voltooide, was dat bijzonder. Nu valt er hooguit nog eer te behalen aan een solozeiltocht in de kleinste boot of op zeer jonge leeftijd. 'Ik wil niets afdoen aan de prestatie van Laura Dekker, maar zeezeilen is momenteel zo ver ontwikkeld dat bijna iedereen met een betaalbare fabrieksboot en een gedigitaliseerd navigatiesysteem een heel eind kan komen.'

Zeilen is vreselijk geromantiseerd, maar in werkelijkheid is het vrij saai om dagenlang op een boot te zitten die nauwelijks de snelheid van een auto in de eerste versnelling haalt, vindt Beulakker. 'Iedereen maakte zich zorgen om de weersomstandigheden die het zeilmeisje het hoofd zou moeten bieden. Je mag blij zijn als je tijdens zo'n lange tocht een keer een storm meemaakt. Dan heb je tenminste wat te doen.'

Ondertussen vaart achter hem over de Westersingel in Leeuwarden een zeilboot met een piratenvlag voorbij. 'Met wat oude zeemansliederen of zo'n piratenvlag kun je de romantiek nog wel even in stand houden. Maar eigenlijk kan er vrij weinig misgaan. Varen gaat zo langzaam en het water is heel groot. Iedere ervaren zeiler met een goede boot kan een storm wel aan.'

Veel status is er vandaag de dag dus niet meer te ontlenen aan prestaties op het water. Nautisch kapitaal, noemt Beulakker dat in Onderscheid moet er zijn, een proefschrift over pleziervaart waarop hij deze week promoveerde. Het sluit aan bij de theorie van socioloog Pierre Bourdieu dat de hogere sociale klasse zich onderscheidt met een superieure smaak. Zij beschikken namelijk over meer economisch en cultureel kapitaal en daar hangen volgens Bourdieu onze voorkeuren van af. 'In Nederland, een relatief egalitair land, zie je statusverschillen vooral terug aan de hand van het opleidingsniveau. Hoogopgeleiden stemmen vaker op GroenLinks en D66 en ze lezen vooral NRC Handelsblad, de Volkskrant en Trouw. Laagopgeleiden kiezen eerder voor de PVV en de Telegraaf. Op het water zie je dat zeilers vaak hoogopgeleid zijn en motorbootvaarders eerder laagopgeleid. Ze vinden ook verschillende boten mooi. Er is dus een verschil in cultureel kapitaal. Zeilers kijken vaak wat neer op motorboten. Wat betreft economisch kapitaal is die arrogantie echter onterecht. Er bestaan immers eliteverengingen voor motorboten. Ook in nautisch kapitaal doen ze lang niet altijd voor elkaar onder. Een gebrek aan kennis en kunde is eerder te vinden bij nieuwe rijken en ook bij toeristen met huurboten.'

Beulakker: 'Er zijn veel goede en slechte stukken geschreven over pleziervaart, maar nog geen groot overzichtswerk.' Tot 2004 doceerde hij psychologie aan de NHL Hogeschool, daarna besloot hij meer te gaan schrijven en reizen met zijn vrouw Hedwig van den Brink en de Taeke Hadewych, hun zeilboot. Samen zochten ze de barre kou op van Schotland, Noorwegen, Spitsbergen en Antarctica.

'In 2007 was ik toch wel toe aan een laatste studieproject. Een groot sociologisch, maar ook historisch werk, want zoals ze zeggen: history is an old man's job.' Promoveren aan de Leidse universiteit, met een leerstoel zeegeschiedenis, was een logische keuze. 'Femme Gaastra, toen nog hoogleraar, raakte al snel enthousiast. Hij kende mijn reisboeken en hij had zelf ook gezeild.'

Het onderzoek dat in de vijf jaar daarna volgde was pionierswerk, zegt hij. Met een stapel enquêtes onder hun arm gingen Beulakker en Van den Brink negentien verenigingen af, van de Koninklijke Zeilvereniging Oostergoo tot de Doerakclub, om meer te ontdekken. 'Varen is een vrijetijdsbezigheid, niet iets om moeilijk over te doen met onderzoeken. Watersportverenigingen weten niet zoveel over hun leden. Ze kennen hen alleen als consument. Wie ze zijn hoeven ze niet te weten.'

De ontwikkelingen in de sociale verhoudingen op het water die Beulakker onderzocht, hing hij op aan de Nederlandse geschiedenis. Vanaf het moment dat Amsterdam in 1622 de eerste jachthaven ter wereld kreeg, tot de oprichting van de eerste watersportverenigingen halverwege de negentiende eeuw, was varen bij uitstek een hobby voor de elite. Dat bleef het nog enige tijd, terwijl de arbeidersklasse, die wat meer geld en vrije tijd kreeg, al wel sporten als wielrennen en roeien oppikte. De komst van de motorboot en goedkopere zeilboten lokte de massa na 1900 het water op. De welvaart in de jaren vijftig, zestig en zeventig deed daar nog grote schep bovenop. Recreanten, met hun nieuwe polyester boten, staken sterk af bij statige zeiljachten van de oude elite.

Inmiddels zijn veel traditionele watersportverenigingen, motorbootvaarders nog eerder dan zeilers, behoorlijk vergrijsd. Bij sommige verenigingen ligt de gemiddelde leeftijd boven de zeventig. Het zijn juist de goedkope fabrieksboten die nog nieuwe leden aantrekken. Jongeren zoeken de uitdaging tegenwoordig liever in spectaculaire watersporten, zoals kitesurfen en wildwaterkanoën.

Overigens: het is ook weer niet zo dat hij en zijn vrouw nooit in hachelijke situaties belandden. 'Onze reizen, vaak naar afgelegen koude oorden, waren soms best zwaar. Natuurlijk hebben we wel eens windkracht tien meegemaakt, maar met een auto slip je ook wel eens in de bocht. Voor de kust van Montevideo, in Uruguay, ben ik 's nachts aan de grond gelopen met de Taeke Hadewych. Een boot vol feestende mannen kwam ons uiteindelijk helpen.'

De Taeke Hadewych staat inmiddels op Marktplaats. Een jaar geleden, toen zijn proefschrift al voor ruim driekwart voltooid was, werd bij Beulakker de spier- en zenuwziekte ALS vastgesteld. Een interview met de Stichting ALS sloeg hij af, hij wil er voor de buitenwereld niet te veel mee doen. 'Mijn ziekte is geen taboe, maar ik besteed er liever één zin aan dan drie. Wel is een van de stellingen die ik voor mijn promotie wil verdedigen, dat het schrijven van een proefschrift een beproefd middel is bij een existentiële crisis. Dat slaat natuurlijk op mijn eigen situatie. Toen de diagnose gesteld werd, dacht ik meteen: bliksem, dat werk moet goed worden afgerond!

'Het schrijven zorgde voor afleiding, maar het werkte ook therapeutisch. Het vormde een steun en een stimulans. Er is veel onderzoek gedaan naar resilient children. Kinderen met een passie of een talent kunnen beter omgaan met ellendige omstandigheden. Voor ouderen geldt dat denk ik ook.' Zeilen en reizen gaat niet meer. Maar zijn laatste grote project is wel afgerond.

Eerde Beulakker, Onderscheid moet er zijn – Pleziervaren in Nederland, een cultuurgeschiedenis. De handelseditie verschijnt deze zomer.