Wetenschap
Geen inspiratieporno
Historicus Paul van Trigt houdt donderdagavond een lezing over de vraag: zijn gehandicapten mensen?
Bart Braun
donderdag 13 september 2018

Wij zouden zeggen van wel.

‘Aan de ene kant ben je geneigd om te zeggen: natuurlijk zijn ze dat! Als historicus zie je dat het begrip “mens” en verwante concepten als “menswaardigheid” toch anders toegepast worden bij gehandicapten. In de discussie over abortus speelt bijvoorbeeld de vraag of een kind een menswaardig bestaan te wachten staat, en daar wordt heel verschillend over gedacht.

‘Er bestaat een Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, en een aparte voor de rechten van gehandicapten. Waar zou die voor nodig zijn als je al een universeel exemplaar hebt? Omdat het in de praktijk toch belangrijk blijkt om bepaalde rechten te zekeren. Niet iedereen vindt dat geestelijk gehandicapten zich mogen voortplanten, bijvoorbeeld.’

Wat is de definitie van ‘handicap’ voor dit verhaal?

‘Ik kijk vooral hoe het begrip door de tijd heen steeds verandert. Het is een soort koepelterm, die pas ongeveer honderd jaar geleden voor het eerst wordt gebruikt. Daarvoor waren er natuurlijk ook al doven en blinden en mensen die niet konden lopen, maar het idee dat die iets gemeenschappelijk hebben is relatief recent. De praktische betekenis en gevoelswaarde verschillen enorm. Er zijn talen die er geen woord voor hebben.’

De gehandicapte als ‘niet-mens’, omvat dat ook orakels en mensen als Jeanne d’Arc en Stephen Hawking, die min of meer vergoddelijkt werden?

‘Je hebt wel verhalen over blinde zieners en andere mensen die een bijzondere status krijgen dankzij hun beperking. Maar al te vaak blijken dat mythen te zijn. In het veld van de disability history zijn we argwanend over het bijzonder maken van mensen, en spreekt men al gauw van disability inspiration porn. Maar je kan er natuurlijk wel degelijk serieuze geschiedschrijving op bedrijven, al doe ik dat zelf niet.’

Wat doet u dan wel?

‘Mijn focus ligt meer op begripsgeschiedenis dan op bijzondere individuen. Ik neem daarbij mijn vertrekpunt in de negentiende eeuw. In die tijd kwam de belangstelling voor de menswetenschappen op, en werd er veel nagedacht over mens-zijn in relatie tot ras. Ik wil laten zien dat er een parallelle discussie bestaat met betrekking tot gehandicapten. 

‘We zijn tegenwoordig geneigd om dat als iets negatiefs te zien, en de nadruk te leggen op hoe mensen werden afgescheiden. Aan de andere kant zie je dat er niet alleen zo wordt gedacht: er worden tehuizen gebouwd om gehandicapten meer mens te laten zijn. Blindenscholen wilden echt mensen opleiden om een plek in de samenleving te geven, ook al lukte dat niet altijd.’

Protheses worden steeds beter. Maken zij gebruikers menselijker?

‘Je ziet dat daar verschillend over wordt gedacht. De één wil een arm die zoveel mogelijk op een echte arm lijkt, de ander juist niet. Onder doven bestaan wel mensen die cochleaire implantaten als ondermijnend zien voor de gebarentaal. Uw vraag raakt ook de samenleving als geheel. De telefoon als verlengstuk van het lijf, implantaten die je gezondheid monitoren; door de sprong die de techniek maakt, verschuiven de grenzen tussen mens en technologie. Naarmate de grenzen gaan verschuiven, zal onze perceptie van prothesen dat ook doen. We zouden daarbij beter moeten luisteren naar gehandicapten, want zij hebben er het meeste ervaring mee.’ 

Studium Generale: Zijn gehandicapten mensen?  Over de historische relatie tussen handicap en menszijn. Lipsius 019, donderdag 13 september, 19.30 u