Wetenschap
Rembrandts met veren
In 1800 stuurde Napoleon de eerste wetenschappelijke expeditie op pad, om planten en dieren te verzamelen in Australië. Promovendus Justin Jansen ploegde door scheepsdagboeken en museumcollecties om alle bewaard gebleven vogels op een rijtje te zetten.
donderdag 17 mei 2018
Deze King Island-emoe was eigendom van keizerin Joséphine. De ondersoort is inmiddels uitgestorven. © MNHN (Parijs)

Of het boek echt de doctorstitel waard is, daarover beslist de promotiecommissie formeel pas komende dinsdag. Maar The Ornithology of the Baudin expedition (1800-1804) van Justin Jansen is in elk geval een van de indrukwekkendste Leidse proefschriften in jaren. Harde kaft, 700 pagina’s op groot formaat, vol kleurenfoto’s en schilderijen. Er zijn 130 genummerde exemplaren van gedrukt, en Mare kreeg nummer 76 alleen mee van de pedel als we plechtig beloofden hem weer terug te brengen. Totale drukkosten: zo’n tienduizend euro, zegt Jansen. ‘Ik vroeg me af: wat zou ik zelf, als wetenschapper, willen hebben? Nou, dit.’

Nicolas-Thomas Baudin was een Franse ontdekkingsreiziger, die in 1800 door keizer Napoleon naar de andere kant van de planeet werd gestuurd met twee opdrachten. De eerste was om de kustlijn van Australië in kaart te brengen. ‘Het was toen nog onduidelijk of New South Wales en West-Australië één land waren, of dat er een zee tussen lag. De Engelsen hadden Port Jackson, het huidige Sydney, in 1788 al gesticht, maar als West-Australië niet hetzelfde land was, hadden de Fransen daar een militaire claim op. Het andere doel was om zoveel mogelijk natuurhistorische objecten te verzamelen. Daarmee was het de eerste expeditie ooit die dat expliciet als doel had. Bij andere reizen was dat meer bijzaak.’

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de Duitse natuurhistoricus Alexander von Humboldt mee zou gaan, maar die had geen vertrouwen in de jonge Baudin en ging in plaats daarvan op de reis naar Zuid-Amerika die hem beroemd zou maken.

Geelbuikrosella, geschilderd door een van de verzamelaars van de Baudin-expeditie. © Musée d’historie naturelle, Le Havre

Scheurbuik

Omdat het Suez-kanaal nog niet bestond, voer het schip via de Canarische Eilanden en Mauritius. Daar bleek vanwege een oorlog alleen nog maar bedorven voedsel beschikbaar, en een gedeelte van de bemanning en naturalisten stapte uit. Toen Baudin eindelijk aankwam in ‘Nieuw-Holland’ (West-Australië) waren er meer dan acht maanden voorbijgegaan, doden gevallen door dysenterie en scheurbuik, en bleken er op Tenerife twee Nederlandse verstekelingen aan boord te zijn gekropen. In 1804 keerden de schepen terug in Parijs; 32 van de 251 mensen aan boord zouden de reis niet overleven, waaronder Baudin zelf, en degene wiens taak het was om de vogels op de expeditie te verzamelen. Andere natuurhistorici namen die taak over.

Die vogels, daar is het Jansen om te doen. De buitenpromovendus (hij werkt bij een detacheringsbedrijf) is fanatiek vogelaar, en ontwikkelde een steeds grotere belangstelling voor de dieren in museumcollecties. ‘In Parijs zag ik op een kaartje “Baudin” staan, en ik wilde wel weten hoe dat zat. Er bleek nog weinig over bekend.’

Jansen las het scheepsjournaal en de dagboeken van de passagiers – handgeschreven in een mengelmoes van Latijn en ouderwets Frans – en koppelde de aantekeningen aan de 379 vogels die 200 jaar later nog terug te vinden waren. De expeditie had er meer dan duizend verzameld, maar vrij snel na aankomst raakte de collectie versnipperd. Het Natuurhistorisch Museum in Parijs gaf exemplaren mee aan gasten of ruilde dubbele exemplaren, een gedeelte ging verloren bij een hotelbrand, een ander tijdens de Eerste Wereldoorlog. De 379 vogels zijn terug te vinden in zo’n dertig musea, in onder meer Otago (Nieuw-Zeeland), Washington, Wenen en Calcutta. Naturalis in Leiden heeft er enkele tientallen.

‘379, dat is dus bizar veel’, verduidelijkt Jansen. ‘In alle musea ter wereld zijn nog zo’n vijftienhonderd tot drieduizend vogels van voor 1800 bewaard, van alle expedities en opzetpogingen ooit. En daarvan is zo’n tien procent óók door Baudin verzameld, tijdens een eerdere expeditie naar de Cariben.’ Het geheim was een toen nog kersverse Parijse conservatietechniek, waarbij de veren behandeld werden met arseen om te voorkomen dat de veren en huiden bedierven of aangevreten werden door kevers.

Dwergpinguïn uit Tasmanië, de kleinste pinguïn ter wereld. © MNNHPhil Koken

Emoe

De meest opvallende exemplaren zijn twee grote loopvogels, de King Island-emoe en de Kangaroo Island-emoe. Beide zijn inmiddels uitgestorven, de enige verzamelde exemplaren zaten aan boord van Baudins schepen. Beide emoes kwam levend aan in Parijs, en hebben nog rondgelopen in de tuin van Napoleons eerste vrouw, Joséphine.

‘Eigenlijk vind ik elke vogel interessant’, zegt Jansen. ‘Soms vond ik ergens een vinkje, niet uitgestorven of zo, maar waarvan alleen niet bekend was dat het een Baudin-vogel was, dat was ook de vijftiende keer dat het gebeurde nog een dingetje. Die vogels staan nu bij elkaar. Voor het eerst ooit, want Baudin werkte met meerdere schepen.’

Waarom dat belangrijk is? ‘Veel van de beschreven soorten zijn de type-exemplaren: het individuele dier waar de wetenschappelijke beschrijving op is gebaseerd. Als je een vervolgonderzoek wil doen – naar DNA, of naar stoffen opgeslagen in de veren van de vogels die je informatie geven over bijvoorbeeld vulkaanuitbarstingen, naar de historische verspreiding van vogelsoorten - kun je nu starten. Met dit boek hangt er een dataset aan de vogels: waar en wanneer ze zijn verzameld, hoe ze zijn behandeld en opgezet. Dat maakt ze veel waardevoller, net zoals een schilderij meer waard wordt als je met zekerheid kan zeggen dat het een Rembrandt is.’ Bart Braun

Eigen soort benoemen? Ga op expeditie, inclusief ontdekgarantie!

Soorten ontdekken anno 2018: op taxonomievakantie met experts. ‘Het is vrijwel gegarandeerd dat je een nieuwe soort vindt als je even met je vangnetje zwaait.’

Ook op wetenschappelijke expeditie? Tegenwoordig gaat het er een stuk comfortabeler aan toe. De Leidse biodiversiteitshoogleraar Menno Schilthuizen organiseert taxonomievakanties waar je nieuwe diersoorten kan ontdekken.

Taxon Expeditions b.v. is een bedrijfje dat ik en mijn partner Iva Njunji? vorig jaar hebben opgericht. We organiseren reizen naar plekken met veel biodiversiteit – tot nu toe Borneo, maar later dit jaar gaan we naar Montenegro. Dat zijn plekken waar je in een bestek van twaalf dagen nieuwe soorten kan ontdekken en beschrijven. Er gaan experts mee die de lokale fauna goed kennen, en een mobiel DNA-lab. Daarnaast is er plek voor betalende bezoekers, die het leuk vinden om met zo’n expeditie mee te gaan.’

Deelname kost €3900, exclusief de reis naar de bestemming toe. Daarvoor krijg je dezelfde veldwerkcursus als Leidse biologiestudenten, en de hulp van de experts. ‘In dit soort gebieden is het vrijwel gegarandeerd dat je een nog onbekende soort vindt, als je even met je netje zwaait. Wélke van de beesten in je netje nieuw is, daar heb je hen voor nodig. Dan ben je in de juiste startpositie om een soort te beschrijven.’ Ook dat doe je ter plekke, want Taxon heeft meestal geen vergunningen om dieren uit te voeren. De verzamelde exemplaren gaan naar een lokaal museum.

Om uw vraag voor te zijn: naar jezelf vernoemen mág wel, maar is not done. Bij de vorige expeditie werden onder meer drie nieuwe waterkeversoorten beschreven. Eentje, Grouvellinus leonardodicaprioi, is vernoemd naar de Hollywood-acteur, een andere naar astronaut André Kuipers. Een journalist van tijdschrift Quest die mee was, noemde de soort die hij beschreef questi, naar zijn werkgever.

Schilthuizen: ‘Ik ben inmiddels geen fulltime hoogleraar meer; ik heb bewust tijd vrijgemaakt om dit te kunnen doen. Zoiets is nog niet eerder gedaan in de zoölogie. De meeste collega’s die ik erover spreek, vinden het een nieuw idee met meer voor- dan nadelen. Er is wel wat kritiek: het commercialiseren van naamgeving maakt het aantrekkelijker om bij twijfel zoveel mogelijk soorten te benoemen. Maar je vindt echt meer nieuwe soorten dan je kan verwerken; we hoeven de regels echt niet te verbuigen.’