Wetenschap
Het kwaad in De Film van Ome Willem
In de eerste jaargangen van Mare mochten wetenschappers gewoon zelf over hun onderzoek schrijven. Dat leverde niet per se leesbare stukken op.
Bart Braun
donderdag 15 juni 2017
Herman, de eerste transgene stier ter wereld, in 2003, een jaar voor zijn dood. © Taco van der Eb

Universiteiten draaien om onderwijs en onderzoek. Dus moet het in een universiteitskrant ook over wetenschap gaan. Al was het maar zodat de ene kant van het ivoren dorp weet wat er aan de andere kant gebeurt. Schrijven over wetenschap is echter lastig. Om überhaupt iets nieuws te ontdekken moet je in de regel een paar jaar gestudeerd hebben, maar journalist en lezer hebben die tijd niet. Elk verhaal, elk nieuws-item, en zelfs elk populair wetenschappelijk boek is daarom een buitenademige inhaalslag. Er is nieuws, maar om te begrijpen wat het überhaupt is en wat er nieuwswaardig aan is, moet je eerst langs een hoop ouds.

In eerste instantie liet Mare die lastige klus klaren door de wetenschappers zelf. Het allereerste stuk over wetenschap, in Mare 2, is geschreven door Dr. E. Wisse. Het zou nog een paar jaar duren voordat mensen in plaats van een voorletter een heuse voornaam kregen in de universitaire berichtgeving. Wisse werkte aan het ‘laboratorium voor electronenmicroscopie’ en organiseerde een congres over zogeheten Kupffercellen, levercellen die betrokken zijn bij het recyclen van bloed. Blijkbaar beviel de samenwerking, want meneer of mevrouw Wisse (vermoedelijk een man, want het was 1977), komt nog een paar keer langs in de eerste jaargang.

Wetenschappers laten schrijven over hun eigen onderzoek heeft ook zo zijn nadelen. De verhalen waren vaak lang, en ook behoorlijk technisch: een verhaal over nierziektes werd voorzien van de zin ‘Pathogenese van glomerulonefritis’ - als streamer, wel te verstaan: de tekst die de lezer het verhaal in moet trekken.

Verder draaide een tweetal literatuurwetenschappers de redactie een loer door een bloedserieuze bespreking in te leveren van een Duitse ‘sociaalanalyse’ van het Necronomicon, een boek van de achtste-eeuwse mysticus Abdul AlHazred, een boek en auteur die uitsluitend bestonden in de fantasie van horrorschrijver Howard Philip Lovecraft. Oeps.

In de eerste jaargang opvallend veel gezichten van mensen – nou ja, mannen, dus – die inmiddels hoogleraar zijn, of net met emeritaat. Job Cohen, met haar, plantenonderzoeker Rob Verpoorte, milieuwetenschapper Helias Udo de Haes, en anatoom George Maat toen ook al met vlinderdas.

Met het verstrijken der jaren lijkt Mare steeds meer haar vorm te vinden in de wetenschapsverslaggeving. Er komen journalisten die daarin gespecialiseerd zijn, en vaste rubrieken. Ook laat de redactie langzaam het idee los dat de allerbeste illustratie bij een verhaal over wetenschap een foto van een witte vijftiger in pak is.

Zoals dat gaat met wetenschap, komt niet elke voorspelling uit. In 1977 voorspelt een politicoloog dat de sociaal-democratie het zal afleggen tegen een socialistischer maatschappijvorm. Een paar jaar later lijken reuma-vaccins om de hoek te staan, en ook dat valt vooralsnog tegen.

Het omgekeerde komt ook voor: eind jaren tachtig klimt de temperatuur waarop sommige materialen gaan supergeleiden razendsnel omhoog: van bijna 270 graden onder nul naar ‘slechts’ –150°C, de ‘hoge temperatuur supergeleiding’, heet dat. Goedkope zweeftreinen en andere gave techniek lijken eraan te komen. Natuurkundige Peter Kes legt uit dat ondanks alle gunstige vooruitzichten de supergeleiding op kamertemperatuur nog wel even uit zou kunnen blijven. Vooral omdat er geen samenhangende theorie is over hoe supergeleiding werkt. De Universiteit Leiden puzzelt er nog steeds aan, anno 2017.

Nieuwe onderzoekslijnen komen op, vooral omdat de technologie dat mogelijk maakt: Infraroodsterrenkunde en grafeen. In 1992 is de vakgroep Celbiologie en genetica trots op haar rol in de langdurige internationale samenwerking om één chromosoom van bakkersgist in kaart te brengen. In 2008 doen genetici van het Leids Universitair Medisch Centrum in hun eentje alle chromosomen van een vrouwelijke medewerker.

Hele onderzoekslijnen verdwijnen. In 1981 de afdeling geologie, in ’91 de sociologie. Het onderzoek naar de enorme diversiteit aan vissen in het Afrikaanse Victoriameer levert prachtige publicaties op in de vakpers, en wereldfaam als de Leidse bioloog Tijs Goldschmidt er het succesvolle boek Darwins hofvijver over schrijft. Het redt het cichlidenonderzoek allemaal niet. Bij sociale wetenschappen start in de jaren zeventig onderzoek naar de effecten van een nieuwerwets verschijnsel: speciaal voor kinderen gemaakte televisieprogramma’s als Sesamstraat en De Film van Ome Willem. Kon dat kwaad? Gaan kinderen er bijvoorbeeld slechter door lezen? Rond de eeuwwisseling verlegt de aandacht zich meer en meer naar digitale media.

Andere dingen blijven juist hetzelfde, door de jaren heen. De hoogleraar microbiologie die waarschuwt dat we echt moeten dimmen met het nonchalant gebruik van antibiotica, was er in 1977 ook al. Genetici leggen uit dat de maatschappelijke angst voor gentech overtrokken is, zowel in de tachtig als de techniek net opkomt, als in de jaren negentig als de biotech-koeien (Stier Herman!) van het Leidse bedrijf Pharming regelmatig de voorpagina van Mare sieren. Tegenstanders van een technologie – of dat nou biotech, scheikundige stofjes of kernenergie is – krijgen regelmatig het verwijt anti-intellectueel te zijn. De uitgevers van wetenschappelijke vakbladen maakten tien, twintig en dertig jaar geleden ook al misbruik van hun positie, en daar werd toen ook al over gemopperd.

Wat wel echt verandert, is dat er steeds meer onderzoeksgeld uit de koker van geldschieters als NWO en de European Research Council moet komen. Er is dus (ook in Mare) steeds meer aandacht voor het met succes binnen halen van onderzoeksgeld, terwijl vroeger alleen het succesvol uitgeven ervan belangrijk was.

Rond het jaar 2000 krijgt de wetenschapsberichtgeving in Mare haar huidige vorm: een vaste plek op pagina 7 (en/of op de voorpagina), en elke week wetenschapsnieuws, in plaats van af en toe. Mare-journalisten met wetenschap in de portefeuille zouden later doorstromen naar grotemensenkranten (Arnout Jaspers naar AD, Hester van Santen naar NRC Handelsblad), of kregen een mooie carrière als freelancer (Marco van Kerkhoven, Malou van Hintum, Bruno van Wayenburg). Hun talent is ook in de stukken terug te zien: de leesbaarheid en begrijpelijkheid zijn er flink op vooruit gegaan, sinds de ondoorgrondelijke woordenbrijen van de jaren zeventig en tachtig.

Online scoren pijnboompitten

De Mare-website maakt het mogelijk om bij te houden welke artikelen het best werden gelezen. Hoog in de ranglijst, tussen de George Maat-openbaringen die minister Ard van der Steur vorig jaar op de knieën kregen, en de smeuïge studentenverhalen, staat ook een wetenschapsverhaal.

Een Leidse bioloog had uitgezocht van welke pijnboompittensoorten je nou zo’n vieze metaalsmaak in je mond kreeg, en waarom. De wetenschap hoort er dus gewoon bij. Af en toe, dan.