Cultuur
Elke gelijkenis berust op misverstand
Frans Kellendonk kon ‘goed treiteren’, zegt emeritus hoogleraar letterkunde Jaap Goedegebuure over de schrijver van wie hij de brieven bundelde. ‘Hij zou zich omdraaien in zijn graf.’
Marleen van Wesel
woensdag 17 juni 2015
Frans Kellendonk © Chris van Houts

'Ik ben zo iemand die met zijn oude kont in een voetbalbroekje en een scheidsrechtersfluitje om zijn nek door bossen en parken sluipt. Een gluurder.’

Dat zegt bibliothecaris Van Uffel ‘s nacht in het magazijn van de universiteitsbibliotheek tegen zijn nieuwe medewerker Mandaat. De twee zijn personages in de roman Letter en geest. Een spookverhaal van Frans Kellendonk (1951-1990). Het boek verscheen in 1982, drie jaar nadat Kellendonk een tijdje in de Leidse Universiteitsbibliotheek had gewerkt. Verschillende collega’s herkenden zichzelf en elkaar in de personages.

Dat er overeenkomsten zijn tussen Kellendonks werk en zijn eigen leven, was wel bekend. Dat gaf de auteur zelf ook toe in zijn brieven, om er ook meteen aan toe te voegen: ‘Elke gelijkenis berust overigens op misverstand.’ Ter ere van het Kellendonk-jaar, een kwarteeuw na het overlijden van de schrijver, zijn die brieven gebundeld door emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde Jaap Goedegebuure en schrijver Oek de Jong. Donderdag spreekt Goedegebuure in de Leidse Universiteitsbibliotheek, op het symposium over de transformatie van feiten naar fictie in Kellendonks oeuvre.

‘Zijn brieven laten namelijk mooi zien dat bepaalde verhalen en romans een aanleiding hadden in zijn eigen ervaringen’, zegt hij. ‘Vooral interessant is hoe hij zijn eigen ervaringen omvormt, vertekent en verwerkt tot iets algemeners, tot thema’s als continuïteit, geschiedenis en de breuken die daarin ontstaan.’ Zo ook in zijn bekendste roman, Mystiek lichaam (1986). ‘Dat boek gaat over de teloorgang van het conventionele gezin. De hoeksteen van de samenleving uit de christelijke geloofsleer, met een moederfiguur als spil. Vader en dochter Gijselhart zijn met heel andere zaken bezig dan elkaar. Hij met geld, zij met het krijgen van een kind. En de moederfiguur ontbreekt. Wat we niet zo precies wisten, is dat zijn oudste zus model heeft gestaan voor het personage van de dochter. En de oude Gijselhart heeft de nodige gelijkenis met Kellendonks vader, die als aannemer erg op geldzaken was gefixeerd.’ Kellendonk zelf had in werkelijkheid een goede band met zijn moeder. ‘Maar haar heeft hij uit Mystiek lichaam weggeschreven, omdat dat beter in de thematiek van het verhaal paste.’

Ook uit de bundel: ‘Die Goedegebuure is trouwens hard op weg om een nog saaier criticus dan Carel Peeters te worden.’ Kellendonk schreef het in 1981 aan zijn studievriend Jacques Dohmen. ‘Het verbaasde me niet dat hij dat vond’, reageert Goedegebuure. ‘Ook uit een latere brief áán mij blijkt dat we van mening verschilden.’ Kellendonk reageerde daarin, naar eigen zeggen ‘voor het eerst’, op een recensie, die Goedegebuure geschreven had over zijn verhalenbundel Namen en gezichten (1983). ‘Hij kon ontzettend direct zijn. Niet alleen tegen mij. In de brieven aan Jacques Dohmen kun je zien hoe goed hij kon treiteren. En in de brieven aan Oek de Jong, met wie hij goed bevriend was, steekt ook wel eens een stormpje op. Robert Anker noemde hij zelfs een “phoney dichter” en een “naar mens”.

‘Wat iedereen veel meer verraste, was zijn buitengewoon promiscue leven. Dat hij verschillende relaties had gehad wisten we wel, maar niet dat hij als hij maar even van huis was, met de eerste de beste leuke jongen mee ging. Wat ons ook verbaasde, is dat hij keer op keer zegt dat hij zichzelf een moralist voelt. Vanuit Amerika schrijft hij in 1981 dat hij het nuttig en nodig vond om een nieuwe studie te volgen: theologie. Dat was duidelijk ter voorbereiding op Mystiek lichaam.’

Ook blijkt uit de brieven dat Kellendonk behoorlijk op geldzaken lette. ‘Terwijl hij klaagt dat zijn vader vroeger aan tafel alleen over geld sprak, rekent hij zelf ook tot twee cijfers achter de komma uit wat hij nog van uitgevers moet ontvangen.’

Verderop in de brievenuitgave reageert Kellendonk op een uitnodiging om als gastspreker naar Goedegebuures colleges over literatuur en religie te komen. Ondanks eerdere meningsverschillen wil hij graag en hij doet vast suggesties over de te bespreken teksten. Maar, schrijft hij: ‘moet er meteen bij zeggen dat ik een erg onzeker leven leid en nu niet weet wat me in maart ’89 te wachten staat.’ In het voorjaar van 1989 schrijft hij ‘nog steeds bedlegerig en zo zwak’ te zijn, dat afreizen uitgesloten is. Begin 1990 overleed hij aan de gevolgen van aids. Uiteindelijk hebben de twee nooit persoonlijk kennisgemaakt.

‘Ook als hij een brief schreef, was hij auteur’, schrijven Goedegebuure en De Jong in de inleiding bij de brievenuitgave over Kellendonks stilistische kwaliteiten. Maar volgens Goedegebuure is het uitgesloten dat Kellendonk stiekem al rekening hield met een groter publiek, zoals hij zelf Gerard Reve verweet, met wie hij ook correspondeerde.

‘Brieven schrijven was een vorm van warmlopen voor een roman, voor Reve ook trouwens. Kellendonk was juist voor een strikte scheiding tussen de schrijver als persoon en zijn werk. Hij moest niets hebben van speculaties over het autobiografische gehalte.’

Goedegebuure en De Jong lieten zich daar niet door belemmeren. ‘Alles wat je na het overlijden van een schrijver nog kunt vinden, hoort bij zijn schrijverschap. In de literatuurwetenschap is dat de normaalste zaak van de wereld. We hebben met zijn allen besloten om dit te doen, in goed overleg met het Kellendonk Fonds, waarin ook zijn zusters zitten, in de wetenschap dat hij in 1990 zelf zover nog niet was. Maar Kellendonk zou zich omdraaien in zijn graf, als hij van deze bundel had geweten.’

En dan komt er ook nog een biografie. ‘Naarmate ik dieper in de brieven verzeild raakte, werd de lust om die te schrijven sterker. Uiteindelijk heb ik de knoop doorgehakt.’ Maar had Parool-recensent Arie Storm dat ook niet al aangekondigd? Goedegebuure, die bestuurslid is van de Stichting Frans Kellendonk Fonds: ‘Daar hebben we contact over gehad, maar we zagen nooit iets van enige vordering, een plan, een synopsis, wat dan ook. Uiteindelijk dachten we: we informeren er niet meer naar, iemand anders moet het doen. Storm beweerde vervolgens nooit een conventionele biografie voor ogen gehad te hebben. Hij wilde een roman schrijven, over Kellendonk die na zijn dood vanuit de hemel de aarde bekijkt, en dat voornemen heeft hij nog steeds.’

Goedegebuures ‘feitelijke biografie’ verschijnt naar verwachting in 2018. ‘Als Storm doet wat hij nu heeft aangekondigd, bijt het elkaar niet. Ik ben zeer nieuwsgierig naar zijn boek.’

Frans Kellendonk. De Brieven, samengesteld, ingeleid en geannoteerd door Oek de Jong en Jaap Goedegebuure. Querido, 2015, 480 pgs, €29,99

Symposium: Frans Kellendonk en de andersheid

Do 18 juni Universiteitsbibliotheek, 9.30 uur (NRC Leesclub Live, 17.00 uur), gratis entree

Geen invuloefening

In 2006, na zijn afscheid als adjunct-bibliothecaris, publiceerde Janus Linmans een boekje getiteld Legato con amore in un volume, over de ‘verbindingslijntjes’ tussen de roman Letter en geest en de Leidse universiteitsbibliotheek.

‘Na de verschijning van Letter en geest werd er in de bibliotheek meteen gespeculeerd: wie is wie? Iedereen zei eigenlijk: “Van Uffel? Nee, dat kan nooit Linmans zijn.”’ De beschrijving van diens uiterlijk, ‘God had net een passer gekregen toen hij Van Uffel schiep. Alles is rond aan hem’, kwam totaal niet overeen. Bij de eerste lezing had ik het ook niet in de gaten. Pas na close reading, echt detectivewerk, zag ik hoeveel overeenkomsten er met onze bibliotheek waren. Met Van Uffel zag ik overigens vooral verschillen, maar er waren inderdaad wat fascinerende overeenkomsten. Zoals Van Uffels kerkelijke achtergrond: ik had een theologiestudie afgebroken. In Letter en geest droeg dat bij aan de thematiek.’

De Universiteitsbibliotheek beheert sinds 2006 het archief van Kellendonk. Daartussen zitten ook aantekeningen met overeenkomstige kenmerken, die het boek niet haalden. ‘In zijn krabbels noemt hij een bruin corduroykostuum. Dat droeg ik altijd.’

Linmans’ boekje stond destijds enige tijd in de vitrines van de UB, maar werd daar later verwijderd door de directie. ‘Dit soort publicaties in eigen beheer zouden niet in de vitrine horen, luidde de formele reden’, zegt Linmans. Maar er broeide wellicht ook iets. Zo liet hoogleraar Jan Just Witkam destijds aan Mare weten dat hij zich niet herkende in het personage Krijtkamp: ‘Kellendonks boek is namelijk echte literatuur en niet een invuloefening met schuilnamen.’ Hij wenste niet mee te doen aan ‘deze meest simplistische deconstructie van dit kunstwerk’.

‘Ik wilde gewoon laten zien wat Kellendonk ontleend had aan de Leidse universiteitsbibliotheek’, zegt Linmans nu. ‘Het was niet echt een analyse van Letter en geest, laat staan van zijn andere werk. Na mijn pensionering heb ik me daar alsnog mee beziggehouden. Inmiddels heb ik materiaal verzameld voor een boek. Ik hoop een uitgever te vinden. Anders speel ik met de gedachte van een proefschrift, maar liever schrijf ik het wat losser op.’