Studentenleven
De voordelen van het corps
Wat hebben eerstejaars van vijftig jaar geleden aan hun tijd bij het studentencorps gehad? De lichting van ’67 deed een sociologisch onderzoek. ‘De seksuele revolutie uit Amerika waaide over ons heen.’
Marleen van Wesel
donderdag 16 november 2017

‘Als je niet op tijd je examens haalde, moest je in militaire dienst’, blikt Evert Rijntjes (68) terug op zijn studententijd, die in 1967 begon. ‘Die dreiging leverde een zekere drang op: jongens, we moeten wél scoren’, zegt jaargenoot Peter Sigmond (69). ‘Uiteindelijk kwam je toch wel in het blauw of in het groen terecht. Als je voor je studie al twintig geworden was, als je je kandidaats niet op tijd haalde, of anders na afloop nog.’

Beiden werden lid van het Leidsche Studenten Corps (LSC), dat begin jaren zeventig met de Vereeniging voor Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL) zou fuseren tot LSV Minerva. ‘Daarover hebben we nog gestemd’, vertelt Elske de Bruin (69), die zich aansloot bij de VVSL. Samen met reünisten Josien Vermeer en Willem van Alphen hielden ze vijftig jaar later een sociologisch onderzoek onder de lichting van 1967.

‘Het is een verenigingstraditie om na vijftig jaar een boek uit te brengen met bekende jaargenoten’, vertelt Rijntjes. ‘Alexander Rinnooy Kan zou er zeker ingestaan hebben, maar hem leek het leuker om uit te zoeken hoe het met álle jaargenoten is gegaan.’

‘En dan wordt het een wetenschappelijk onderzoek, want de VVSL had 286 eerstejaarsleden en het LSC 265’, zegt De Bruin.

Het onderzoek zou zich aanvankelijk op die laatste 265 richten, tot het idee ontstond om de enquête jaarlijks te herhalen. ‘Daarom was het alvast interessant om het onderzoek ook onder de meisjes van toen te houden’, zegt Rijntjes. ‘Inmiddels is de Stichting Reünistenonderzoek opgericht, om de continuïteit te bevorderen en de data te beheren’, zegt Sigmond. ‘De lichting van 1968 is al op gang en 1969 is alvast geïnteresseerd.’

Ralph Rippe van de Faculteit der Sociale Wetenschappen zorgde voor methodologische ondersteuning. ‘Op technisch gebied, maar ook met de statistische analyse’, zegt De Bruin. ‘Wij zijn alle drie gepromoveerd, maar na ons is de onderzoekstechniek natuurlijk verder ontwikkeld.’ De enquête werd getest op een groep uit 1966 en er was een controlegroep van mensen die in 1967 niet lid werden.

‘Een hypothese was dat mensen die lid waren, langer over hun studie deden. Zij waren immers veel tijd kwijt op de sociëteit’, zegt Sigmond. ‘Aanvankelijk leek uit ons onderzoek juist het tegendeel te komen. Tot we zagen dat niet-leden vaker exacte studies volgden, die langer duurden.’ Leden kozen vooral voor rechten, zoals Van Alphen, gevolgd door medicijnen, zoals Rijntjes. Sigmond studeerde geschiedenis, De Bruin orthopedagogiek en Vermeer psychologie.

De onderzoeksresultaten staan in een boek: If you’re going to … Leiden 1967, met teksten van NRC-columnist Carolien Roelants, ook een jaargenoot. Foto’s doken op uit eigen archieven, bijvoorbeeld van de kaalgeschoren eerstejaars in de groentijd, tradities die in 1969 werden afgeschaft.

De vrouwelijke groenen staan op de foto met een buideltas. ‘Daar zaten allerlei spullen in en de rits zat aan de onderkant’, weet De Bruin nog. ‘Soms moest je bijvoorbeeld iets opschrijven en vervolgens werd gevraagd om snel op te staan. Als alles op de grond kletterde, was dat een reden om je aan te pakken.’

‘Lid worden werd vaak vanuit families gestimuleerd’, vertelt Rijntjes. ‘Bij mij thuis was het wel gebruikelijk.’

‘Vrouwen werden nog wat automatischer lid’, zegt De Bruin. Ze pakt de onderzoeksresultaten erbij. ‘In 1967 kwamen 1457 studenten aan in Leiden: 1001 mannen en 474 vrouwen. Van die vrouwen werd maar liefst zestig procent lid, bijvoorbeeld om zich niet verloren te voelen in zo’n nieuwe stad.’ Veel alternatieven waren er niet. ‘Augustinus was nog echt katholiek, en ik niet. Andere gezelschappen boden niet meer dan eens per week een lunchtafel.’

‘We vroegen ook in hoeverre jongens en meisjes zich destijds aangetrokken voelden tot jongens en meisjes’, vertelt Rijntjes. 95 procent van de vrouwen en 93 procent van de mannen voelden zich uitsluitend tot het andere geslacht aangetrokken.

Rijntjes: ‘Inmiddels weten we van wel meer mensen dat ze homoseksueel zijn.’

‘Van sommigen wist je het toen wel, maar het was geen issue’, zegt Sigmond. ‘Je liep ook niet met een grote boog om hen heen’, zegt De Bruin. ‘We hadden het er gewoon nooit over’, zegt Rijntjes. ‘De seksuele revolutie uit Amerika waaide toch een beetje over ons heen.’

‘De pil kwam pas in 1969 beschikbaar’, zegt De Bruin. Rijntjes: ‘En wij mochten als eersten naar de Rutgersstichting om een condoom te halen.’ Tot 1968 was de openbare verkoop daarvan verboden.

Ruim tachtig procent van de respondenten gebruikte geen drugs. ‘Er waren wel huizen waarvan je wist dat er weleens een jointje gerookt werd. Soms kon je het ruiken. Maar dat was een minderheid’, zegt Rijntjes. ‘Je wist dat het bestond, maar als je het interessant vond, ging je wel naar Amsterdam’, zegt De Bruin. ‘Of naar Londen’, zegt Sigmond. ‘Paradiso was een begrip, net als Carnaby Street.’

‘We waren niet afgesloten van de wereld’, zegt de Bruin. ‘In het gebouw van de VVSL waren met kerst in 1970 dakloze en eenzame mensen welkom voor een kerst-in. Kerst-in, sit-in, alles was in.’

Rijntjes: ‘In 1968 was de eerste All American Night.’ Nog altijd een begrip op Minerva, tijdens de Amerikaanse verkiezingsnacht. ‘We waren niet blind voor wat er buiten de sociëteit gebeurde: de democratisering van de studentenwereld, maar ook de Vietnamoorlog, de emancipatie.’

51 procent van de vrouwelijke respondenten heeft fulltime gewerkt. ‘Dat cijfer geeft een wat geflatteerd beeld’, zegt De Bruin meteen. ‘Mogelijk gebeurde dat alleen in het begin van hun werkzame leven, of juist later pas. Veel werkten soms een tijd niet, dan weer wel, of toch vooral parttime.’ Sigmond: ‘Maar het lage percentage vrouwen dat helemaal niet gewerkt heeft, is wel opvallend.’ Namelijk: vier procent.

Leverde die corpstijd eigenlijk nog carrièrevoordeel op? ‘Dat kregen we niet uit het onderzoek’, zegt Rijntjes. ‘Net zo min als zoiets als het old boys’ network.’ ‘Er waren in elk geval geen enorme verschillen of voordelen’, zegt Sigmond. ‘Voor studenten medicijnen en rechten kon het de entree naar een eerste baan misschien gemakkelijker maken. Of niet, omdat die maatschap juist connecties had met het corps in Utrecht of Amsterdam. En uiteraard moest je sowieso wel iets kunnen.’ ‘Bij sociale wetenschappen was het zelfs absoluut geen pré’, zegt De Bruin.

De corpstijd leverde wel andere dingen op. De Bruin pakt de statistieken er weer bij: ‘Sociale contacten op de eerste plaats, gevolgd door leren omgaan met mensen, het ontwikkelen van gespreksvaardigheden en op vier: verdieping en verbreding van de belangstelling voor maatschappelijke onderwerpen.’

‘Soft skills, noemde De Groene Amsterdammer dat vorige week, in een artikel over dit onderzoek’, zegt Rijntjes. Maar die corpstijd leverde heus nóg iets op. ‘Bij de presentatie van het boek stonden we voor een zaal van 250 mannen en vrouwen van rond de zeventig. We vroegen iedereen die met een jaargenoot getrouwd was, te gaan staan. Dat waren er al best wat’, vertelt Rijntjes. Bijvoorbeeld Sigmond en De Bruin. Rijntjes vervolgt: ‘Toen mochten degenen met een partner uit het jaar erboven of eronder ook gaan staan. En daarna degenen met iemand van een vergelijkbare vereniging, uit een andere stad.’ Sigmond: ‘Op het laatst stond haast de hele zaal.’

Op zijn minst niet ontevreden

Terugkijkend zou slechts 3,7 procent geen lid geworden zijn. Liefst 36,6 procent zou echter een andere studie overwegen. En zijzelf? ‘Ik zou dezelfde studie kiezen en weer lid worden’, zegt Rijntjes het snelst. ‘Medicijnen is toch de mooiste studie die er is.’ ‘Na geschiedenis dan’, zegt Sigmond, die ook weer lid zou worden. ‘Lid worden wel’, zegt De Bruin. ‘Maar misschien had ik kindergeneeskunde gekozen.’

Een grote meerderheid is op z’n minst niet ontevreden over wat daarna volgde. Slechts één lid, van de VVSL, vinkte aan: ‘Ik ben teleurgesteld over wat ik heb bereikt’. Verder is 9,7 procent van de vrouwen en 3,5 procent van de mannen niet helemaal tevreden.

‘Er waren mensen van wie de vader en de grootvader voor rechten en Leiden waren gegaan, en dus zij ook. Zelf zouden ze misschien anders beslist hebben’, zegt Rijntjes.

‘Onze lichting is nu zo’n beetje aan het einde van het werkzame leven gekomen’, zegt De Bruin. ‘Een goed moment om éérlijk terug te kijken. Op je veertigste wil je nog niet al je fouten toegeven.’

‘En we realiseren ons hoeveel er in de tussentijd veranderd is’, zegt Sigmond. ‘Een studie is belangrijk, maar daarna moet je die kennis bijhouden en ontwikkelen.’ Rijntjes: ‘Bij je afstuderen begin je eigenlijk pas met leren.’

Carolien Roelants, If you’re going to Leiden… 1967. Stichting Rëunistenonderzoek Minerva. 128 pgs, €35,-, hier te bestellen.