Cultuur
De 007 van de botanie
De Britse schrijver en avonturier Redmond O’Hanlon vertelt bij Studium Generale over ontdekkingsreiziger en ‘bio-piraat’ Henry Wickham. ‘Zijn diefstal verwoestte de Braziliaanse economie.’
Marleen van Wesel
woensdag 11 oktober 2017
Ik vrees dat ik verliefd ben geworden op Nederland. © Roger Cremers

Aan het begin van de twintigste eeuw namen de Aziatische koloniën van Groot-Brittannië zo’n beetje de volledige rubberproductie van het Amazonegebied over. ‘Rubber! Dat nieuwe goud, dat in de negentiende eeuw onmisbaar was geworden, bijvoorbeeld voor de pakkingen van al die nieuwe machines’, vertelt de Britse schrijver en avonturier Redmond O’Hanlon (1947).

In een lezingenreeks van Studium Generale en de Leidse Hortus botanicus, legt hij binnenkort uit hoe Brazilië die belangrijke handel verloor en wat daarbij de rol was van botanische tuinen én van de Britse ontdekkingsreiziger Sir Henry Alexander Wickham (1846-1928).

‘Henry Wickham was een Britse working class boy. Hij verlangde naar succes en ontdekkingen, maar dat was in die tijd meestal weggelegd voor de upper class. Charles Darwin, en nou ja, eigenlijk iedereen die je verder nog kunt bedenken.’

Zelf volgde O’Hanlon de route van Darwin, toen hij in 2009 op een klipper meevoer voor de VPRO-serie Beagle, in het kielzog van Darwin. In 2012 en 2013 zond de VPRO twee seizoenen uit van O’Hanlons Helden, waarin hij negentiende-eeuwse ontdekkingsreizigers achterna reisde. Het programma won een Zilveren Nipkowschijf.

Een van die afleveringen ging al over Henry Wickham. ‘In die aflevering voer ik de Amazonerivier af. Bijna al het rubber werd in de negentiende eeuw namelijk getapt uit bomen, diep in het regenwoud. Een plantage aanleggen zou handiger zijn, maar in de natuurlijke omgeving van de rubberboom, werkt dat niet. Daar komen immers ook de natuurlijke vijanden van de rubberboom voor, dus infecties en parasieten liggen op de loer. Zo kwam het dat Henry Wickham naar Brazilië vertrok, om in 1876 naar Londen terug te keren met 70.000 zaden voor de Botanische tuin van Kew. Een geweldige diefstal! Hij was de 007 van de botanie.’

Of, zoals hij nu genoemd zou worden: een bio-piraat. ‘Maar toen waren er nog geen wetten die zoiets verboden. Hoe dan ook, een aantal zaden ontkiemden en werden naar allerlei delen van het Britse Rijk gebracht: Sri Lanka en Maleisië. De Nederlanders kregen trouwens ook wat zaden, voor plantages op Java.’

Het duurde wel even voor de teelt een succes werd. In 1900 kwam 95 procent van de rubberproductie nog uit het Amazonegebied, maar tegen het eind van Wickhams leven nog geen drie procent. In 1920 werd hij dan ook geridderd. In de tussentijd leefde hij na een reeks mislukte ondernemingen nog een poos in armoede en werd hij verlaten door zijn vrouw.

‘Die diefstal verwoestte uiteindelijk de Braziliaanse economie. De Britten waren natuurlijk total bastards, maar eigenlijk waren zulke plantages in Brazilië dus niet mogelijk geweest. Vraag maar aan Henry Ford.’

De grote Amerikaanse autofabrikant was in de jaren twintig veel geld kwijt aan het Britse rubber. Daarom besloot hij een eigen plantage te starten in Brazilië. ‘Fordlandia. Het werd een ramp. Ford wist een hoop van massaproductie, maar niets van biologie. Ach, geen medelijden hoor: ook in Leiden rijden vast genoeg Fords rond.’

De afleveringen van O’Hanlons Helden begonnen standaard met de woorden: ‘Ik ben in de verkeerde eeuw geboren. Ik had in de 19e eeuw moeten leven, toen ‘t merendeel van de wereld nog ontdekt moest worden.’ ‘Ik denk dat ik gewoon twee lange fragmenten vertoon, met halverwege een pauze’, zegt hij over zijn lezing in Leiden. ‘Dan zijn de studenten vast ook wel toe aan een glas wijn, denk je niet?’

Inmiddels woont hij niet meer in zijn oude cottage bij Oxford, waarvandaan hij in de eerste aflevering met zijn bekende rolkoffertje vertrekt, maar in Nederland. ‘In Almere! Geloof mij, ik heb de plannen voor Almere gezien: binnen vijftig jaar is het de mooiste plek die je je kunt voorstellen. En ook nu is het al een paradijs voor mensen als ik, en voor de zandzwaluwen, de zeearenden, de haviken… Ik kan vanaf hier zelfs een beverdam zien.’

Hij werkt er aan een boek, op uitnodiging van de stad. ‘Geen roman, daar zou ik gestoord van raken.’ Er volgt een uitgebreide verhandeling met verontschuldigingen aan het adres van onder anderen Shakespeare, Tolstoj, en Rushdie. ‘Allemaal genieën. Maar mijn boek begint bij de ijstijd. Zelfs in de flora rond Almere kun je de sporen nog zien. En in de Noordzee is de kaak van een sabeltandtijger gevonden uit die tijd.’

Of hij na het voltooien van zijn boek blijft? ‘Ik heb het thuis nog niet besproken, maar ja: ik vrees dat ik verliefd ben geworden op dit land. En ik ben een gelukszak. Als ik wil reizen, hoef ik maar tegen een camera te gaan praten, en alles is mogelijk.’

Redmond O’Hanlon, The seed of the rubber. In de lezingenreeks Botanische tuin van Studium Generale en Hortus Botanicus.

Lipsius, zaal 019, dinsdag 24 oktober, 19.30, gratis