Achtergrond
Aanduwen: zie regelen
Wie wil integreren in het studentenleven moet de taal kennen. Mare helpt je wegwijs te worden in de wondere wereld van de BSA, AVG en (B)VO. Altijd handig voor… dingen.
Petra Meijer, Masha Rademakers, Veerle van der Gracht en Marleen van Wesel
donderdag 17 augustus 2017
© Heleen Otten

Aanduwen: zie regelen.

Ab actis: secretaris.

Adten: het zo snel mogelijk achterover slaan van een biertje. Afkomstig van het Latijnse ad fundum, tot op de bodem.

Afpilsen: ergens nog een laatste biertje gaan drinken. Lijkt op dat moment een goed idee, in de praktijk de laatste stap naar complete dronkenschap.

Anciënniteit: ouwe lullen gaan altijd voor.

Ar: van arbeider, al het Leidse plebs dat niet studeert (ook wel: proleet, burger).

Aug: kort voor Augustinus.

AVG: aardappelen, vlees, groente. ‘Een AVGtje doen.’

Bacardio: de sport voor luie, drankminnende studenten.

Barry Badpak: de held van 3 October, dankzij hits als Leiduh!. De rest van het jaar gewoon een ar in een bar.

Bier: de enige juiste aanduiding voor bier.

Blik trekken: een medaille winnen (roeiterm).

BSA: komt in twee varianten. Het positief Bindend Studie Advies is geen

reden tot zorgen. De negatieve variant vraagt om meer studie en minder bier.

BVO’tje: biertje voor onderweg.

CoBo: constitutieborrel. Besturen feliciteren een bestuur met het bestuur-zijn.

Corps: Minerva, spreek uit: koor. Een corpsbal is een mannelijk lid.

CV-rukker: kiest voor een bestuursfunctie om het cv mee op te pimpen.

Dies: spreek uit die-jés. De universiteit is jarig (zie ook pagina 10/11).

Dichtgetikt: alléén nog maar over je vereniging kunnen praten.

Drie Oktober: spreek uit ‘dwrie oktobwbuwr’. Het carnaval van de Leidse ar. Iets met hutspot, haring en Spanjolen.

Drie-seconden-regel: geoorloofd van de vloer eten. De tien-seconden-regel volstaat meestal ook.

Dubbel gemengd: een huis waarin mannen en vrouwen van verschillende verenigingen al dan niet vreedzaam samenwonen.

Duften: zie fietsenmakers

Eindbaas: Vroeger: lelijk iemand die pas na te veel alcohol te doen is. Tegenwoordig: Mooie lul (zie aldaar)

Fietsenmakers: de grotendeels mannelijke studentenpopulatie uit Delft. Bezit doorgaans meer technische dan sociale kwaliteiten. Reist eens in de zoveel tijd af naar Leiden om hertjes te regelen, bij gebrek aan prooidieren in het eigen reservaat.

Fiets fout = fiets weg: gelegaliseerde diefstal door de gemeente Leiden.

Fusie: lijdend voorwerp in discussies over schoonmaak, ook wel: de gemeenschappelijke ruimte in een studentenhuis.

Gast: pik, lul, dude, gozer.

Gezondheidsknor: biologisch verantwoorde calorieënteller die zweert bij hummus en linksgedraaide yoghurt. Ligt na drie bier onder tafel. Ook: quinoakut, slameisje.

Gnerk: iemand die om zijn eigen gemene grapjes lacht.

Haker: de laffe twat waarmee je bij thuiskomst ongestraft flauwe grappen uit mag halen. Zie: keren.

Hertje: mooi meisje, ‘een hertje tackelen’.

Hoog, de: supermarkt de Hoogvliet, ook wel: The High Fly.

Hospiteren: grootschalige vleeskeuring waarbij je je met tientallen andere studenten moet profileren om aan een kamer te komen.

Inauguratie: geheimzinnige ceremonie rond de toelating van nieuwe leden.

Indikken: dicht op elkaar zitten. Bij ontgroeningen gebruikte techniek waarbij eerstejaars urenlang indikken terwijl ze bijvoorbeeld liederen leren.

Io Vivat: van oorsprong Leids studentenlied gezongen bij opening academisch jaar.

Jachtseizoen: KMT.

Jankieboeboe: met deze uitspraak kun je gezeik van anderen in de kiem smoren.

Jetsers: zie: kwarktassen

Keren: het matras met je slapende huisgenoot en al omdraaien.

Kikkeren: gehurkt springen. Strafmaatregel binnen het meer studentikoze gezelschap.

Kippetje: niet al te slim maar wel begeerlijk vrouwspersoon. Zie: hertje.

Knor: iemand die lid is van gezelligheidsvereniging, maar niet van Minerva.

Kwarktassen: grote memmen. Niet per se positief.

Leidse zeester: chick die tijdens het wippen alleen maar stil op haar rug ligt.

Leids kwartiertje: bij colleges mag je een kwartier te laat komen, docenten geen uitzondering. Kom je nog later, dan is daar minder begrip voor.

Leidse kots: snelle studentenhap van pasta, diepvriesspinazie, champignons, en kruidenkaas. Spekblokjes en/of cashewnoten zijn optioneel.

Les: heb je op school. Op de universiteit ga je naar college. Je leert er niet, maar studeert. Je maakt er geen huiswerk, maar bereidt je college voor.

Louter: alleen maar. ‘Louter mooi weer’, ‘louter mooie lullen’.

Lustrum: vijfjarig jubileum en reden voor een lustrumfeest.

Meter: een meter bier, de enige juiste hoeveelheid die je kunt bestellen, want drinken doe je nooit alleen.

Mexxen: drankspelletje

Mooie lul: positieve aanspreekvorm binnen een mannengezelschap. ‘Hey, mooie lul, geef mij eens een biertje’.

Mos: de ongeschreven regels over hoe je je binnen de studentenwereld dient te gedragen. Meervoud: mores.

Nassen: eten. ‘Mijn god, dit is echt niet te nassen.’

Nekken: kotsen, ook: barfen, achteruit eten, een vloerpizza leggen, de sfinx aanbidden, de porseleinen troon omhelzen.

Neus, de: per persoon, als in: ‘20 euro de neus’.

Odessa: studentenkroeg waar ze je ook pasta uit de magnetron serveren.

Paardenkut: Apfelkorn met Spa rood.

Pandapunten: graadmeter voor je soezige seksleven, een week zonder seks levert een pandapunt op.

P: je propedeuse, uitspraak: pee.

Plex, de: Plexus, studentencentrum op de Kaiserstraat.

Politesse: shut the fuck up.

Preses: voorzitter.

Q: kort voor Quintus. ‘Ik ben op Q’.

Regelen: een kippetje of gast scoren. Er is discussie over de vraag of alleen tongen ook al regelen is, of dat je daarvoor ook echt gebatst moet hebben. Sommigen vinden dat als je zegt dat je gisteren iemand geregeld hebt – terwijl je die alleen hebt gecheckt – je een schrale gast of een laffe regelaar bent. Als je iemand aanduwt, heb je zeker geregeld.

Restaurant De Gouden Bogen: McDonald’s

Scharrel: aanduiding voor wazige relaties. Wel de lusten, niet de lasten.

Sjaars: eerstejaars.

Snerpend: geil. Als in: ‘een snerpend hertje’.

SOGgen: studieontwijkend gedrag vertonen. De afwas doen als je een tentamen moet leren.

Strepen: met bier gooien als iemand de mores overtreedt.

Studenten-tien: tentamencijfer van een 5,5.

Stuko: studentikoos. ‘Wat een stuko-baas’, ‘een stukomaaltijd (pasta met alleen courgette)’.

Tent, de: de sociëteit van Minerva. ‘Ben je vanavond nog op de tent?’

Tering: spreek uit: ‘teerwring’. Stopwoord van de Leienaar.

Tjak: na een borrel zitten je schoenen onder de tjak. Ook te vinden in het doucheputje.

Thuis: waar je woont. Niet waar je ouders wonen.

UB: universiteitsbibliotheek aan de Witte Singel. Onder het mom van ‘studeren’ kun je hier bijpraten met je clubgenoten.

Uitbrakken: net zo lang niets doen, tot je weer aanspreekbaar bent.

Vestjes likken: iemand met een vestje (zoals een bestuurslid) regelen.

Vo: kort voor b’vo, wat weer een afkorting is voor bravo, wat weer kort is voor ‘ik onderschrijf je standpunt volledig, medestudent.’

Walk of shame: onder ogen komen van je huisgenoten na een wilde nacht bij iemand anders, doorgaans in je naar bier stinkende kleding van de dag ervoor en/of uitgelopen make-up.

Wipsteiger: hoogslaper.

Zooien: uitsloofritueel waarbij de alfamannetjes aan elkaars jasje trekken.