Cultuur
Terugblik: Zuipen in de tempel van Zeus
Zelfs de Griekse oppergod zou de Olympus verlaten voor het 'bekendste studentenfeest van Nederland'. Mare mocht in 2007 bij hoge uitzondering binnen op Quintus' roemruchte Togafeest en aanschouwde de mythe. 'Gatver! Daar ligt iemand te naaien!'
Arjen van Veelen
donderdag 15 juni 2017

(Check hier de pdf van het originele artikel uit Mare 29, 26 april 2007.)

‘En hier’, wijst organisator Roy Dielemans, ‘kunnen mensen hun sigaretten halen’. We zijn aan het eind van de rondleiding door het Quintus-pand. Het is de middag voor het feest begint. Een paar jongerejaars van dispuut Olympus lakken met verfrollers de laatste donkere plekken wit. De bruine bunker is in een week tijd omgetoverd tot een lelieblanke tempel. Zelfs de twee opgezette zwarte raven, symbool van de vereniging, hebben een wit jasje gekregen. In een fee?riek vijvertje klatert water. Goudvissen zwemmen heen en weer in het verlichte aquarium dat in de bar is ingebouwd. Verse zwarte druiventrossen liggen overal voor het grijpen. De blacklightspots staan aan. Op de muren pronken schilderijen met mythische taferelen: oppergod Zeus in de gedaante van een stier; drankgod Dionysos met een fallus.

‘Misschien dat we hier en daar de Grieks en Romeinse elementen wat door elkaar hebben gehaald’, verontschuldigt Roy zich. Maar hij is trots op de metamorfose. ‘Dit is geen dispuutfeestje met een paar slingertjes tegen de muur en tapsjaarzen aan de bar. De mythe is dat zelfs Zeus stiekem wegvlucht bij Hera, omdat hij de verleidingen van dit feest niet kan weerstaan.’

Straks volgt nog de finishing touch: een vijf centimeter dikke laag piepschuimbolletjes in het hele pand, ge?mpregneerd, zodat je er zonder probleem een brandende peuk in kunt laten vallen. En dan is alles wit.

Alles? Niet de ruimte waar de feestgangers rookwaar kunnen halen, de overloop boven in het pand. Daar zijn de ramen geblindeerd met zwarte doeken. In het schijnsel van de sigarettenautomaat ligt een tiental vlekkerige matrassen. De darkroom.

Om halfelf ’s avonds staat er een witte rij voor het pand. Rob, een boomlange ordecommissaris, doet open. Hij brengt de verslaggever naar een kamertje. Hij pakt een laken van anderhalf bij anderhalf en scheurt er twee repen stof van af. Hij vouwt het laken dubbel. ‘Deze gooi je over je linkerschouder. Dan bind je een reep om je middel. En met de andere reep bind je het bij je rechterschouder vast.’

Zonder toga kom je dit feest niet binnen. Geen lange mouwen of broeken, geen gekleurde versieringen. Alleen de Olympen dragen een das. Sommige hebben hun huid bestempeld met het dispuutlogo.

De mannen kiezen voor de simpele weg: sneakers, boxershort en een laken. Vrouwen hebben meer geraffineerde outfits. Wikkelrokken of kruislings over de borst gedrapeerde topjes en decoraties van kant, alles vastgezet met witte veiligheidsspelden. En praktische haakjes aan bh-bandjes voor sigaretten of sleutels. De gemene deler: less is more.

Inmiddels stroomt het pand binnen met ‘uitverkorenen’, zoals zij die een kaartje wisten te bemachtigen worden genoemd. Bij de ingang krijgt iedereen een togapul met linnen band zodat de pul vastgemaakt kan worden aan pols of hals.

Aan de benedenbar staan tweedejaars Guido Heemskerk en Utrechtenaar Jef Pennings. ‘Het is zeker één van de bruutste feesten van het jaar’, vindt Guido. ‘Veel wijven, veel bloot. Met de mythologie heb ik verder niks.’ Jef legt het motto uit: ‘Veel drinken, geld eruit halen en ladderzat naar huis, en als het een beetje meezit niet alleen.’ ‘Shit, ik ben mijn peuken nu al kwijt’, zegt Guido. Hij bukt om te zoeken naar zijn pakje H&M in de dikke laag piepschuimkorrels.

Even verder staan twee dames van dispuut Vampierelles. Dat dispuut tapt sinds oudsher op het feest. Floor en Marjolein vinden het niet vrouwonvriendelijk dat er relatief weinig mannen zijn. Floor: ‘Je wordt juist niet lastig gevallen omdat er zoveel vrouwen zijn.’ Marjolein: ‘Als je echt voor de mannen komt, is het wel kut. Maar het is wel relaxed zo. En als je per se wilt neuken dan kan dat ook.’

‘We zorgen altijd voor een gezonde verhouding tussen mannen en vrouwen’, legt Olymp Peter Sprengkler in de grote zaal uit. ‘We zeggen: jij bent een lachen vent, je kunt een kaart kopen.’ Hij staat naast de slammerbar. Wie in een fauteuil gaat zitten, krijgt via een trechter een mixdrank binnengegoten. Dan volgt een tik met een opblaashamer. Kirsten Paulides en Anna Lambregts van dispuut Jojo hebben net hun portie gehad. Anna: ‘Wel lekker, ik kreeg het alleen beetje langs mijn kin.’

Peter wil even zijn trots laten zien: de skybox, alleen bereikbaar via een smal gangetje achter de toog. Het balkon staat vol met Olympen die de massa beneden aanschouwen. ‘Doorberekend door een ingenieursbureau’, zegt Peter als de vloer beweegt. ‘En ook voor de inwendige mens is gezorgd.’ Hij wijst op de bierleiding die hij doortrok naar boven. Een druk op een deurbel en er stroomt precies één bier uit een kraantje.

Superprees Laurens Pool, hoofd van Olympus, staat op het balkon. Hij draagt een lauwerkrans en de ‘supercape’ in de dispuutkleuren bordeauxrood en korenblauw. Vorig jaar kreeg hij ‘het teken van Zeus’ dat hij de nieuwe voorzitter werd. ‘Je voelt je gewoon in extase. Je wordt naar het podium gedragen en tentoongespreid aan de nimfen. Dan kijk je over de zaal heen. Iedereen kijkt naar jou.’ Hij is nog een uurtje in functie.

Over de man/vrouw-verhouding: ‘Het is een feestje van de Olympen en die hebben graag veel vrouwelijk schoon om zich heen.’ Hij heeft zich zelf altijd netjes gedragen, vertelt hij. Maar de speculaties over de darkroom zijn niet ongegrond. Dispuutsgenoot Floris. ‘Je moet morgen eens bij de matrassen kijken.’

Beneden bij de bar staan twee Olympen jaargang 1990. Erik Noute is voor de zestiende keer op het feest. ‘Een orgiastisch samenzijn van gezellige mensen. In mijn tijd waren de vrouwen meer decent gekleed; nu gebeuren er wellicht zaken die de Christelijk-Historische Unie zou willen verbieden.’ Hij draagt een lustrumpetje op. ‘Ik moest vandaag zoeken, waar was dat kutpetje nou? En wat doe ik hier op mijn negenendertigste, vraag je je af. Natuurlijk, driekwart van de wereld heeft niets te vreten, en het lijkt misschien wat decadent. Maar binnen het subculturengenre is dit een strak georganiseerd feest.’ Hij is samen met een andere voormalig superprees, Paul van Heere. ‘We zien elkaar nog steeds. Als ik een juridisch probleem heb, bel ik een jaargenootje van hem.’

Dan trekken alle Olympen zich terug. Even later wordt de nieuwe voorzitter de zaal binnen gedragen met een laken op het hoofd. Hij wordt onthuld en het hele dispuut danst de sirtaki.

De half-Griekse Basto Majoros krijgt bijna heimwee als hij het ziet. ‘Dat de Griekse cultuur doorleeft in heel andere tijden is wel aardig. Een toga is wel Romeins, maar goed. Het is goed aangekleed. Dit is niet een Hawa?-feest met een slinger om je nek en klaar. En de sfeer is relaxed. Iemand liet me net voorgaan bij de bar. Ik ben een echte stapper, maar dit zie ik niet vaak. En natuurlijk de hoeveelheid vrouwen.’

De nieuwe superpreses Koos Steenbergen is beneden even bij aan het komen van zijn uitverkiezing. Als tune bij de binnenkomst koos hij voor Opgezwolle, Gekkenhuis. ‘Dat nummer heeft mij het afgelopen jaar door hoogte- en dieptepunten gesleept. Dit is mijn mooiste togafeest ooit. Zeus is van de Olympus neergedaald om het teken te geven. Ik wil hem heel graag bedanken. Ik hoop dat hij dit leest.’

Ordecommissaris Rob staat ontspannen bij de bar. De sfeer op het togafeest is doorgaans ontspannen. Vorig jaar was er een klein vechtpartijtje; dit jaar verloopt alles rustig. Af en toe loopt hij een rondje door het pand. In de grote zaal wordt gekletst, gelachen, gedanst. Een gewoon studentenfeest.

Maar die darkroom dan? Die blijkt niet alleen decoratie. Bij de trap naar de sigarettenautomaat staan twee personeelsleden van café de Hut van Ome Henne. Ze willen even boven kijken. De jongen gebruikt zijn mobieltje als zaklamp. In de hoeken van de ruimte liggen twee stelletjes te vozen. ‘Gatver! Daar ligt iemand te naaien!’, roept het meisje. Ze herkent twee collega’s. Gegiechel. Er komen meer mensen de trap op. Iemand vraagt om een age coin. Het andere stelletje schiet weg.

De massa is beneden in de grote zaal. Tegen vijf uur is het nog aardig vol. Beneden in de hal is het stiller. Er liggen omgevallen tropische kamerplanten en honderden - ongebruikte - gratis GGD-condooms.

De laatste feestgangers zullen tot tien uur ’s ochtends doorgaan. Om twaalf uur keren de godenzonen weer terug, om met bezems en kokosmatten de piepschuimkorrels de soos uit te vegen.

Reprimande van universiteit

Het Togafeest van het Eerste Leidse Herendispuut Olympus van Quintus bestaat sinds 1980. ‘Het bekendste studentenfeest van Nederland’, claimen de godenzonen zelf. Kaarten zijn alleen te koop op uitnodiging van leden. Lang niet alle Quinten komen dus op het feest. Vrouwen betalen minder dan mannen (€ 20 tegen € 27). En worden vaker uitgenodigd: dit jaar waren er 260 vrouwen tegen 150 mannen.

Officieel is het feest ter ere van de installatie van de nieuwe superpreses, zoals de voorzitter heet (alle dispuutsleden zijn preses, zodat ze kunnen borrelen op de constitutieborrels van andere disputen). Het feest blinkt uit door aandacht voor detail. Eerste- tot en met vijfdejaars Olympen werken een week lang tien uur per dag aan de opbouw. Bij eerdere edities was er bijvoorbeeld een groot zwembad te vinden. Of een aquarium met een kleine haai.

Jaren geleden kwam societyverslaggever Gert-Jan Dröge langs met een cameraploeg. Hij arriveerde in de laatste uurtjes en zijn nogal liederlijke weergave zorgde destijds voor een reprimande van de universiteit aan Quintus. Olympus staat bekend als het dispuut van alfamannetjes en werd het afgelopen jaar op ALV’s nogal eens aangesproken op hun al te actieve zooigedrag.

Oud-voorzitter Laurens Pool: ‘We zijn actieve borrelaars en goed uitziende jongemannen, die zich op de borrel vermaken met zooien en met de vrouwen in de zaal. De misverstanden? Dat we mannen zijn die geen discussies kunnen voeren en alles fysiek willen oplossen.’