Wetenschap
Tegen de muur
Na de oorlog was het payback time. Toch probeerde de Groningse rechtbank bij de behandeling van collaborateurs zorgvuldig recht te spreken. ‘Het aantal executies moest laag blijven.’
donderdag 2 juni 2016
© Hollandse Hoogte/Spaarnestad

‘Verzetsvrouw Geessien Bleeker hield er in de Tweede Wereldoorlog een ingewikkeld liefdesleven op na. Ze kreeg wat met een Duitser van de Sicherheitsdienst (SD). In haar omgeving werden plots opvallend veel mensen gearresteerd. Dat wekte argwaan bij de ondergrondse in Groningen’, vertelt jurist Mieke Meiboom. ‘Het verzet pakte Bleeker op en bracht haar naar een boerderij om haar te ondervragen. Op die boerderij rustten ook vermoeide verzetsmensen uit. Bleeker sloeg het allemaal op in haar geheugen. Het verzet besloot haar niet te executeren. Prompt werd een deel van de verzetsstrijders gearresteerd en vermoord. Bleeker heeft meer dan honderd mensen in Groningen en Drenthe de dood in gejaagd. Ze is drie keer ter dood veroordeeld.’

De Kamer Groningen is een van de 22 Kamers die na de oorlog zijn opgericht om vermeende oorlogsmisdaden te berechten. Meiboom onderzocht alle dossiers van deze Kamer, en hoopt woensdag te promoveren.

De Groningse Kamer sprak in totaal 31 doodstraffen uit, waarvan er zeven zijn uitgevoerd. Bleeker werd niet geëxecuteerd. ‘Haar doodstraf is in de ministerraad besproken: “Wat moeten we ermee? Het is wel een vrouw.” Daarnaast zat Nederland niet op terechtstellingen te wachten, dacht het kabinet. Het aantal executies moest dan ook laag blijven. Bleekers straf werd in 1950 omgezet in levenslang. In 1960 is ze vrijgekomen.’

Meiboom schetst in haar proefschrift dat de regering na de oorlog steeds verder weg raakt van het oorspronkelijke doel van de bijzondere rechtsspraak. ‘De regering in Londen heeft het plan om alle collaborateurs en mensen die aan de oorlog gerelateerde misdrijven hebben gepleegd, op te pakken en te berechten.’

Dat waren er nogal wat. Nederland telde alleen al zo’n 90.000 NSB’ers: ‘Meer dan 120.000 mensen worden gearresteerd als politiek delinquent. Met als gevolg dat in heel Nederland elke ruimte groter dan een bezemkast is gebruikt om mensen op te sluiten.’ Er zaten ook veel mensen ten onrechte achter tralies. Iedereen kon een ander anoniem beschuldigen. Uiteraard krijg je daardoor hele rare situaties. Een man werd aangegeven omdat hij een betaling deed aan de NSB. Het blijkt om een bijdrage aan de Nederlandse Schaakbond te gaan.’

‘In oktober 1944 blijkt eigenlijk al dat de harde lijn van de regering onhoudbaar en te duur is. Je kunt niet zoveel mensen buiten de maatschappij plaatsen. Na de oorlog draait het beleid 180 graden. Er worden voortdurend nieuwe manieren verzonnen om mensen vrij te krijgen. “Lichte” gevallen - een definitie is er niet - worden buiten vervolging gesteld.’

Er komt gratie voor jeugdigen, de leeftijdsgrens daarvoor wordt steeds opgerekt. Vervolgens is er gratie voor ouderen. Gevolgd door ambtshalve graties, en herbeoordelingen van langgestraften. In 1961 zitten van de meer dan honderdduizend gevangen er nog maar drie vast.

Meiboom: ‘De Groningse Kamer heeft het goed gedaan, juridisch gezien. Er is proportioneel gestraft, de zaken vonden in de openbaarheid plaats en er is gekeken naar de achtergronden en omstandigheden van de daad en de dader. Ze hebben echt geprobeerd netjes recht te spreken. Het was ook geen snelrecht, zoals wel de opdracht was van Den Haag. Als er iets verder uitgezocht moest worden, dan gebeurde dat ook. De dertig doodstraffen in Groningen werden opgelegd aan mensen die echt een enorme waslijst aan vreselijke misdrijven op hun naam hebben staan. Het regeringsbeleid om zo snel mogelijk zo veel mogelijk politieke delinquenten uit internering te krijgen, ging echter tegen de uitspraken van de Kamers in. Hun werk werd hierdoor afgebroken.

Heel slechte figuren zijn op deze manier op vrije voeten komen te staan.’

Liefde, bedrog en hebzucht

Uit het onderzoek van Meiboom blijkt ook dat ideologie lang niet altijd een rol speelde in de zaken die in de Kamer dienen. Liefde, bedrog en hebzucht zijn vaak de drijfveren.

‘Een man wordt opgepakt’, vertelt Meiboom. ‘En naar Duitsland afgevoerd: Arbeitseinzats. Hij zegt tegen zijn vrouw: “Zorg dat je me weer vrij krijgt.” Zij gaat naar het Scholtenhuis, daar wordt ze verliefd op een SD’er. Haar man vlucht van Duitsland naar Nederland. Hij duikt onder en schrijft haar een brief. Ze wil niet dat haar echtgenoot weer terugkeert en haar prille liefdesgeluk verstoort. Ze vertelt de SD waar haar man zit met als gevolg dat de echtgenoot, de onderduikgever en een eveneens ondergedoken student worden gearresteerd. De student sterft in een concentratiekamp. Tijdens de rechtszaak wordt de voorzitter van de Kamer, W.W. Feith, echt kwaad. Het is de enige keer dat dat gebeurt, terwijl er toch veel afschuwelijke dingen langskomen. Hij vraagt aan de vrouw: “Wat vindt u zelf van de gevolgen van uw actie?” Zij antwoordt: “Het is best vervelend.” Ze krijgt vijftien jaar opgelegd maar die straf wordt in 1952 teruggebracht naar tien jaar.’