Achtergrond
Levens redden op Lesbos
Terwijl Europese leiders worstelen met de vluchtelingencrisis, vliegen talloze vrijwilligers naar Lesbos om te helpen. Mare ging langs bij het medisch dispuut van Minerva, dat in een voormalig visrestaurant een provisorische dokterspost bemant. Thomas Vellinga (31) loopt bij zijn biertje weg. Met zijn telefoon in de hand beent hij naar de andere kant van het Griekse restaurant. Het duurt even voordat het lachende gesprek daar stilvalt. ‘Een schipbreuk’, zegt hij. ‘Ik maak geen grap.’ Meerdere mensen willen opstaan, Vellinga protesteert. ‘Alleen medisch personeel’, zegt hij, hollend naar de uitgang. ‘We moeten reanimeren. Dit gaat niet leuk worden.’
Sarah Venema
woensdag 2 december 2015
Als de boten aankomen, moet je snel inschatten wie er hulp nodig hebben. © Hollandse Hoogte

Het blijkt vals alarm. De hulptroepen die in alle haast waren uitgerukt trekken terug. Opgelucht.

Minerva-lid Vellinga heeft samen met dispuutsgenoten Wessel Versteeg (62) en Okker Bijlstra (23) een cursus reanimeren gedaan voor hij naar Lesbos kwam, maar die nog niet hoeven toepassen.

Met Bijlstra draait hij zijn doktersdienst in een vistaverne aan het strand. Tegen de muur van het restaurant zijn veldbedden neergezet, gescheiden door opgehangen zeilen. Zie daar de behandelkamers.

Op de eettafels aan de andere kant liggen bakken met medicijnen en verband. ‘Okker, help even’, roept Vellinga, die op zijn hurken achter een tafel zit. ‘Ik heb gevonden waar die kat naar binnen komt. Als je de tafel verschuift, maak ik het dicht.’

Er zijn nog geen boten gesignaleerd vandaag. De jongens drinken thee en turen naar het water. Misschien houden de Turken de boten tegen. Misschien verwachten de vluchtelingen slecht weer. Je weet het niet.

Ze hebben zich op alles voorbereid: een ecg-apparaat meegenomen en ballonnen en maskers voor de beademing. Tot nu toe hebben ze die nog niet gebruikt.

‘Meestal zien we mensen die emotioneel instorten’, zegt Vellinga. ‘Dan kijken we of het echt alleen een instorting is of een hartaanval. ‘Maar vaak is geruststellen of een paracetamolletje tegen de pijn genoeg’, zegt Bijlstra.

Hun medische dispuut is vernoemd naar Hippocrates en gaat daarom al jaren naar diens geboorte-eiland Kos. Toen een reünist van een Griekse arts hoorde over de vluchtelingencrisis op de eilanden was de eerste Lesbosborrel snel geregeld. Twintig cent extra voor een biertje en inmiddels zit de derde lichting Minerva-leden alweer op de dokterspost, als ondersteuning voor de Nederlandse Stichting Bootvluchteling.

‘Het is hier minder ernstig dan ik had verwacht, maar het kan zo omslaan’, zegt Vellinga. Nog altijd geen boot. De lucht boven Turkije is donker. Voor het restaurant loopt een jongen met een kruis op zijn T-shirt. Op de bus waarin hij soep kookt voor vluchtelingen staat: ‘No to drugs, yes to life.’

‘Hij was drugsverslaafde en heeft God gevonden’, zegt Bijlstra, terwijl hij vanaf het terras naar voorbijgangers kijkt.

Een bus met de sticker Team Humanity sjeest langs. Bijnaam: Team Insanity. Ook met vluchtelingen in de bus remmen de gespierde allochtone Denen niet af. Een keer vloog hun auto al in de fik omdat de motor oververhit was. Andere voorbijgangers: een medisch team uit Israël. Noren in gele hesjes. Griekse ambulancemedewerkers die het toilet willen gebruiken. Een Amerikaan met ‘lifeguard’ op zijn rug.

‘Ik voelde me nooit aangetrokken tot vrijwilligerswerk’, zegt Bijlstra. ‘Maar hier kon ik medisch wat van leren en het voelde nuttig.’

Zo was het ook voor Vellinga. ‘Ik doe promotieonderzoek en heb de afgelopen drieënhalf jaar geen patiënt meer gezien’, zegt hij. ‘En het is een mooi avontuur. En er gingen al mensen uit Leiden. Je zit niet in je eentje in de rimboe.’ Hij kijkt op. Een witte straatkat loopt door het restaurant en springt op schoot. ‘What the fuck’, roept Vellinga. ‘Hoe is die kat hier weer binnengekomen?’

Sinds de Tweede Wereldoorlog waren niet eerder zoveel mensen op de vlucht als nu. Alleen al op het eiland Lesbos kwamen dit jaar zo’n 400 duizend vluchtelingen aan. Terwijl de Europese leiders steggelen over quota en opvangkampen in de regio, zijn uit alle hoeken van de wereld vrijwilligers komen aanvliegen. ‘Ze zijn eerder in actie gekomen dan de politiek’, zegt Bijlstra. ‘Mooi.’

Als een vluchtelingenboot op Lesbos afvaart, staat het strand vol. Vrijwilligers in hesjes zwaaien naar de vluchtelingen. De jongens van Team Humanity rennen de zee in en tillen kinderen uit de boot. Andere hesjes delen thermodekens en bananen uit.

Een mollige jongen wordt naar het strand gedragen. Hij wijst naar zijn buik. Als de dokter van Stichting Bootvluchteling Manuel van der Krans de trui en het shirt van de jongen omhoog trekt, komt een dik verband tevoorschijn. Voorzichtig maakt hij het los. Op de buik van de jongen zit een centimeters lang litteken met wondjes eromheen. Een man met een snor wijst op zijn rug. Ook daar heeft de jongen een wond. ‘Twaalf dagen geleden geopereerd’, vertaalt een reisgenoot in het Engels. ‘Ik denk dat het een schotwond is.’

Van der Krans smeert antibioticumzalf op de wonden. Achter hem geeft een vrouw een vrijwilligster een zoen. Daarnaast maakt een jongen een foto van een vriend van hem. Op sokken. Hun schoenen zijn doorweekt. De jongen met de schotwond wordt naar de dokterspost van Vellinga en Bijlstra gebracht. De soep uit de ‘No to drugs’-camper staat klaar.

‘Die vluchtelingen vinden het fantastisch joh’, zegt Vellinga. ‘Je wordt echt gepamperd hier. Je krijgt een knuffel, je krijgt een banaantje, een petje. Dan komt er een vluchtelingenknuffelaar die een deken om je heen slaat. Die dekens werken alleen op blote huid, dus het is meer psychologisch. En die knuffel daar hebben ze ook niks aan. Die mensen zijn op reis. Wat moeten ze met een knuffel?’ Soms vraagt hij zich af of dat warme welkom de vluchtelingen niet juist aantrekt. Maar aan de andere kant is de tocht zwaar genoeg. ‘De boot kan zo omslaan en dan is het heel belangrijk dat er dokters in de buurt zijn.’

We gaan de dirtroad op. De modderige weg langs de noordkust van Lesbos is een hoog en handig uitkijkpunt. Van boven kun je de boten zien als een grote oranje vlek: zwemvesten. Hier en daar hangt er een aan een tak. Op het strand liggen ze in stapels. Sommige zijn gewoon van plastic, met roze Disney-prinsessen erop.

De meesten hebben geen ondersteuning bij de nek. ‘Als de vluchtelingen in het water vallen, houden die zwemvesten ze echt niet drijvend’, zegt Bijlstra.

Een dag geleden brak een boot in tweeën aan de Turkse kant van de Egeïsche Zee. Zelfs met Griekse, Spaanse en Nederlandse reddingswerkers in het water stierven vier kinderen. Bij een andere schipbreuk stierven er diezelfde nacht nog twee.

Een keer kwam een man van vijftig met zijn vrouw en vier kinderen aan wal, vertelt Bijlstra terwijl hij langs halfgezonken boten rijdt. Met de vrouw en de vier kinderen ging het prima, maar de man stortte in zodra hij op het strand stapte. Iedereen begon te schreeuwen en Bijlstra kwam bij hem staan. Vrij snel kwam hij weer bij, maar hij bleef tien minuten huilend op een muurtje zitten. ‘Dat kinderen huilen is logisch’, zegt Bijlstra. ‘Maar dat een volwassen man zo huilt is indrukwekkend. Uiteindelijk gaf een vrijwilliger hem een knuffel en knapte hij op.’

Toch wel belangrijk, dat knuffelen? ‘Ja, heel belangrijk.’

 

‘Ik moest echt even bijkomen’

Geneeskundestudent Casper Quispel (24) vertrok eind oktober met het eerste team.

‘We hadden geen idee wat er van ons werd verwacht. Ter plaatse gingen we met de auto op patrouille om boten te spotten. Als die aankwamen moesten we snel inschatten wie er hulp nodig had. De meeste mensen waren onderkoeld, flauwgevallen of gestrest door de drukte.

‘Soms werd het echt heftig. Op een dag zagen we eerst een bootje in de verte, maar kort daarna alleen nog maar oranje reddingsvesten. Tussen die stipjes zat veel te veel ruimte. Er bleek een schip met 250 mensen te zijn gekapseisd. We hebben een traumateam opgezet en tien bedjes met reanimatiespullen voorbereid.

‘Toen de vluchtelingen aankwamen in de haven, hoorde ik iemand roepen: “We need a doc on board!” Daar liep ik dan, tussen allemaal onderkoelde, bewusteloze en dode mensen de kajuit in. Er lag een baby’tje dat niet meer ademde. Volgens de kapitein was dat kort daarvoor nog wel het geval. We hebben anderhalf uur gereanimeerd. Die avond hebben we nog zes kinderen moeten reanimeren. De hele dag spoelden er dode mensen aan.

‘Bij de kinderen sloeg de reanimatie gelukkig aan. We weten natuurlijk niet hoe het nu met ze is, maar het is bijzonder dat je echt verschil kunt maken. Je bent al blij als je iemand een glimlach kunt bezorgen, of een dekentje en wat aandacht kunt geven. Op Lesbos zijn wel ambulances, maar er is geen ambulancezorg. Uiteindelijk hebben taxichauffeurs ingebroken en de ambulances gejat om de kinderen naar het ziekenhuis te kunnen vervoeren.

‘Het is heel vreemd: zes uurtjes in het vliegtuig en je bent weer thuis. Ik ben eerst nog wel op vakantie geweest en heb mijn broertje in Marokko opgezocht, want ik moest echt even bijkomen. Inmiddels ben ik weer gewend.

‘Ik loop nu co-schappen bij het Leids Universitair Medisch Centrum. Ik ben weer aan het leren, in plaats van direct te handelen. Hoe hard het ook was, het was een goede ervaring waar ik veel van geleerd heb.’ PM

‘Soms kun je niets doen’

Tim Gralike (25) zat in het tweede team en vloog voor aanvang van zijn co-schappen naar Lesbos.

‘Ik werd in het diepe gegooid, maar was binnen een halve dag omgeschakeld. We draaiden diensten bij de medische post aan het strand of hielden de kustlijn in de gaten. Je ziet de bootjes al vanaf de Turkse grens vertrekken. De meeste vluchtelingen hebben een lange reis achter de rug. Ze zijn uitgebuit door Turkse smokkelaars en hebben tussen de 1500 en 4000 euro per persoon betaald. Al hun bezittingen zijn ze kwijt. Sommigen hebben dagenlang in het bos gewacht en zijn onder schot de overvolle boot op gedreven.

‘In een legertent boden we eerste hulp. We hadden geen elektriciteit, maar wel verband, water en antibiotica. We hadden ook een kinderhoek met luiers, melk en babyvoeding. Ter plaatse beslis je of je mensen kunt behandelen, of dat je ze met voorrang met de bus door moet sturen naar een van de twee grote kampen of naar het ziekenhuis.

‘Je ziet zoveel: verzwikte enkels, oude wonden, mensen met nierproblemen die dringend aan de dialyse moeten, zwangere vrouwen die hun baby’s niet meer voelden en volledig in paniek raakten. Met een simpel apparaatje konden wij ze dan de hartslag laten horen en ze geruststellen. Onder zieke kinderen deelden we suikerzoutoplossing en banaantjes uit.

‘Soms kun je niets doen. Een zestienjarige jongen had nog een kogel van de Taliban in zijn rug. Dat soort chirurgische ingrepen moet echt in het ziekenhuis gebeuren. Op onze tweede dag sloeg er een boot om. We kregen een man binnen met een gebroken been, die drie kwartier had geprobeerd om twee kinderen boven water te houden. De kinderen hebben het niet overleefd, hij wel.

‘Het is leerzaam om te zien hoe je op een zeer basale manier levens kunt redden. Toen ik net terug was, zat ik met mijn hoofd nog bij Lesbos. Maar na een paar dagen wen je weer aan het dagelijks leven. Het mooiste waren de reacties als je mensen van de boot afhaalde en een glimlach of een knuffel gaf. Het is zo belangrijk om een beetje liefde uit te stralen en mensen weer wat hoop te geven.’ PM