Achtergrond
'Ik mis het debat met de Kamer'
Hij diende negen jaar als CDA-minister in kabinetten van Balkenende en Rutte, is vicepresident van de Raad van State én dit jaar ook Cleveringahoogleraar in Leiden. Aan de hand van de zeven hoofdzonden kijkt Piet Hein Donner terug op zijn politieke carrière.
Vincent Bongers
woensdag 18 november 2015
© Illustratie Michiel Walrave

‘Wij protestanten hebben niet de mogelijkheid tot biecht’, zegt Piet Hein Donner (67). ‘Ik weet dat biechtgeheimen beter bewaard worden dan sommige andere geheimen - kijk maar naar de recente berichtgeving over de “commissie Stiekem”.’

De oud-minister is sinds 2011 vicevoorzitter van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter van het land en tevens een adviesorgaan van de regering. Volgende week geeft hij in Leiden de Cleveringa-oratie (zie kader), die jaarlijks in het Academiegebouw wordt gehouden ter herinnering aan de protestrede die hoogleraar Rudolph Cleveringa op die dag in 1940 hield tegen de Duitse bezetter.

Op de vraag van Mare of Donner zijn carrière aan de hand van de zeven hoofdzonden wil bespreken, reageert hij welwillend. Met één voorwaarde: ‘Mijn persoonlijk leven beschrijf ik niet aan de hand van deze zonden. Dat moet dan maar onder het biechtgeheim vallen.’

IJDELHEID ‘Ik mis het debat met de Kamer nu ik geen minister meer ben. Jezelf graag horen en zien, speelt in de politiek zeker een rol. Mensen die op geen enkele wijze enige eigendunk hebben, houden het niet lang vol. Het is cruciaal dat je zeker bent van je zaak: “Ik ben hier ingehuurd om te doen wat het beste is voor het land.” Alleen: als je de hele tijd aandacht krijgt, loop je het risico dat je denkt dat die terecht is.’

ONMATIGHEID ‘De Kamer wilde in 2005 rigoureuze maatregelen met betrekking tot de verlofregeling van tbs’ers. Ik wilde echter niet dat alle tbs’ers de dupe zouden worden van een aantal gevallen waar het mis ging. Dan moet je heel zeker zijn: “Hier trek ik de streep.” Wilt u meer? Zoek dan maar een ander. Dat kan onmatig lijken.

‘Ik heb meegemaakt dat debatten ontspoorden. Bijvoorbeeld in 2003, toen er fel werd gediscussieerd over de Nederlandse missie in Irak. Sommige politici waren slechts erop uit de kloof tussen de partijen te vergroten. Hun bijdragen waren er niet meer op gericht om tot oplossingen te komen.

‘Je moet de vrijheid in de Kamer niet misbruiken om groepen mensen af te branden. Vooral de manier waarop sommigen spreken over mensen of groepen die niet zelf deel uitmaken van de Kamer, is soms ronduit schandalig. Ik heb dat zelf meegemaakt in het debat over overzeese gedeelten van het Koninkrijk (toenmalig PVV-Kamerlid Hero Brinkman noemde de Antillen bijvoorbeeld “een roversnest”, red.). Dat is schadelijk voor de verhoudingen en het bestuur van het land.’

HEBZUCHT ‘Er zijn altijd mensen die een zo groot mogelijk aandeel van de koek willen. Dat geldt ook voor bepaalde politieke stromingen. Ik noem geen namen en partijen, want dat wordt me niet in dank afgenomen.’

JALOEZIE ‘In het normale leven zeg je eerder “Ik gun hem ook wat” of “Ga niet zo op je ponteneur staan” (ergens een prestigekwestie van maken, red.). In de politiek kan dat minder makkelijk. Politici zetten een zo krachtig mogelijk personage neer. Daar zit overdrijving in. Debatteren is geen toneel, maar het is wel handig als je kunt acteren.

‘De overheid mag zich niet verstoppen. Als mensen in detentie omkomen, zoals bij de Schipholbrand in 2005 (toen elf gedetineerde illegalen stierven, red.), dan draag je daar als minister de verantwoordelijkheid voor. Ook al zijn de fouten gemaakt door je voorgangers, zoals uit het onderzoeksrapport bleek. Zo werkt dat. Het heeft grote waarde om af te treden. Anders komt er naast de welles-nietes discussie over de ramp zelf, ook nog de nadruk te liggen op de vraag: “Blijft hij, of blijft hij niet?”’

WOEDE ‘We willen mensen als bewindslieden, geen automaten, dus uiteraard ben ik wel eens woedend. Maar je schiet er niet veel mee op. Het gevaar bestaat dat het snel persoonlijk wordt en dat wil je juist voorkomen. Als partijen in een debat in de Kamer mijn ambtenaren aanvielen, werd ik altijd wel, functioneel, boos. Ze moeten in dat geval mij een verwijt maken en niet mijn ambtenaren.

‘Bij zoiets ingrijpends als de moord op Theo van Gogh is het van belang dat je professioneel ervoor zorgt dat niet allerlei groepen met elkaar botsen. Bij een aantal moskeeën is toen brand gesticht, dus dat gevaar was reëel. Terugkijkend denk ik dat ik het als minister niet anders had moeten aanpakken. Maar in die periode heb ik een aantal keer persoonlijke beveiliging gehad. Hoe ingrijpend dat is, moet u eigenlijk aan mijn vrouw vragen. Als minister wist ik op welke basis er werd besloten tot zwaardere beveiliging. Het was voor mij ook duidelijk wanneer dat weer ophield. Maar ik mocht dat niet vertellen aan familieleden. Voor hen maakt dat het veel emotioneler. Als ik weer alleen op mijn fiets sprong, zeiden ze: “Dat is toch vreselijk gevaarlijk?” Ik wist dan al dat dat niet zo was.

‘Soms sta je dan in de Ikea naar een kastje te kijken dat je wilt kopen, met zes beveiligers om je heen. Als ik boodschappen wilde doen op de fiets, zei de beveiliging dat dit gewoon kon maar vervolgens reden ze wel met een auto achter me aan, en met twee scooters voor me uit. Al het verkeer werd tegengehouden. Vervolgens liet ik het wel uit mijn hoofd om nog op de fiets naar de Albert Heijn te gaan.’

LUIHEID ‘Het klopt dat ik regelmatig ’s nachts werk. Maar in de basis ben ik eigenlijk lui. Eenmaal thuis denk ik wel eens: “Bekijk het allemaal maar. Ik ga naar bed.

‘Toen ik minister van Sociale Zaken was, vertelde ik mijn collega’s op 1 april dat ik een wetsvoorstel wilde indienen waarin stond dat ministers maximaal 168 uur per week mochten werken en dat de tijd die ze in de Kamer doorbrachten gold als rusttijd. Een aantal collega’s kwam met opgestoken vinger de ministerraad binnenstormen om mij te vragen wat dit voor idioot plan was.

‘En nee, ik vertel niet wie er allemaal intuinden, want uit de ministerraad wordt uiteraard niet gelekt.

‘Partijgenoot Gerd Leers bracht in 2006 als burgemeester van Maastricht een liedje uit waarin hij protesteerde tegen het softdrugsbeleid van het kabinet. Het liep tegen carnaval en iemand kwam met een idee om mij een rap te laten opnemen. Ze dachten: “Dat wijst hij onmiddellijk af.” Maar ik vond het een aardig idee dat wonderwel is geslaagd. Hier spreekt Donner van justi-tie. Ik doe het samen met poli-tie. Schuif die dope maar aan de kant. Want een addict Nederland, zijn zaken die ik liever niet-zie. Ik heb geen enkel ritmegevoel en moest iedere zin een keer of twintig herhalen. De beste versie werd er dan uitgepikt.’

LUST ‘Deze zonde wordt altijd snel met seksuele lust geassocieerd. Een politicus wil doelen bereiken. Als dat verkeerde doelen zijn, dan zou je dat kunnen zien als lust. En anders is het ambitie, wellicht een nette vorm van lust.

‘Aandacht van de media is een versterkingsmechanisme dat niet in alle gevallen heilzaam is. Als ik thuiskwam na een debat en het televisieverslag zag, dacht ik: “Was ik hier wel bij?” Je zag enkel ruzie, terwijl we het, op een paar punten na, toch roerend met elkaar eens waren. Het was altijd opvallend dat Kamerleden tot half acht ferme standpunten innamen. Want dan konden ze het achtuurjournaal nog halen. Na half acht kreeg het debat een andere toon. Sommige leden gingen gewoon weg, anderen werden plots een stuk milder.’

'Wat zijn de risico’s als Europa niet werkt?'

In zijn Cleveringa-oratie gaat Donner in op het functioneren van de democratie, met name in Europa. ‘De stof ligt voor het oprapen en sluit aan bij de rede van Cleveringa. Die vroeg zich af of we wel voldoende hadden opgepast toen de zaak nog gered kon worden. We zitten nu weer in een situatie in Europa waar je ernstige kanttekeningen bij kunt maken. Hoe kunnen we hier nu goed uitkomen? Hebben we in Europa een systeem opgericht dat nog voldoende vermogen heeft om te handelen als het echt nodig is? Wat zijn de gevolgen als we weer aan alle grenzen gaan controleren. Wat zijn de risico’s als de Europese Unie niet werkt? De hele Europese gedachte is vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. Toen werd er gevreesd voor een oorlog met de Sovjet-Unie. Dat gebeurde niet. Zijn deze tijden zoveel anders dan toen?’

Cleveringa-oratie Piet Hein Donner

Academiegebouw

26 november 16:15