Wetenschap
Dronken door hormonen
Testosteron speelt een grote rol bij drankgebruik onder puber-jongens, ontdekten Leidse psychologen. Voor meisjes en het ‘vrouwelijke’ hormoon oestradiol lijkt het ingewikkelder te zijn.
donderdag 24 januari 2013

Kleine kinderen worden groot, en dan gaan ze puberen. ‘Volwassenen denken vaak dat pubers alleen maar lastig zijn, maar de puberteit is ook een mooie periode met veel mogelijkheden’, vertelt psychologe Barbara Braams. ‘Pubers zijn bijvoorbeeld beter in het verzinnen van creatieve oplossingen dan mensen die wat ouder zijn.’

Er zijn ook allerlei dingen waar pubers minder goed in zijn: die moeten ze nog leren. Vandaar dat pubers experimenteren. Met make-up, met seks, met internet, en met genotsmiddelen. De hele essentie van het woord ‘experimenteren’ is dat de uitkomst niet vaststaat, en als er geëxperimenteerd wordt met drank of andere harddrugs is die uitkomst lang niet altijd positief.

In 2008 trok de Delftse kinderarts Nico van der Lely aan de bel: hij zag steeds meer en steeds jongere kinderen met een alcoholvergiftiging op zijn poli. Sommigen van hen zijn daarna blijvend dommer dankzij de hersenbeschadiging die ze zichzelf aanzopen. Meer begrip van waarom kinderen drinken is dus maatschappelijk relevant.

Het is ook relevant voor het promotieonderzoek van Braams, die meer wil begrijpen over hersens in de groei. ‘Het gedeelte van de hersenen dat gaat over beloning – positieve gevoelens bij een bepaalde ervaring – ontwikkelt eerder dan het hersencentrum dat voor beheersing van impulsen zorgt. Dat zorgt voor een disbalans, en die kan zich uiten in risicogedrag.’

Masterstudent Erik de Water – inmiddels afgestudeerd en zelf promovendus – ging samen met Braams en haar Leidse collega’s Jiska Peper en Eveline Crone aan de slag om meer te weten te komen over drankgebruik bij pubers. De psychologen gingen langs bij middelbare scholen in Leiden, gaven een gastles over hun onderzoek en wierven honderden proefpersonen voor hun experiment.

Er zijn allerlei verklaringen denkbaar waarom pubers gaan drinken, en waarschijnlijk zijn meerdere daarvan juist. Ouders spelen een rol, genetica idem, de media ook, de maatschappij als geheel. De Water en co waren vooral geïnteresseerd in de rol van geslachtshormonen.

Die experimenteerzucht, avontuurzin, thrill-seeking van pubers is niet uniek voor mensen. Bij allerlei diersoorten zijn het de jong-volwassen dieren die grenzen verleggen, risico’s nemen, verdwalen. Soms leidt dat tot succes, bijvoorbeeld een nieuw territorium, soms werken ze zichzelf in de nesten, maar het punt hier is dat ze het in elk geval niet doen omdat ze de verkeerde televisieprogramma’s hebben gekeken. Blijkbaar zit er iets in jonge dieren wat ze avontuurlijk maakt.

Het lijkt erop dat dat ‘iets’ dezelfde geslachtshormonen zijn die ervoor zorgen dat ze van kinderen in volwassen dieren veranderen. Ook bij mensen en alcoholgebruik spelen de geslachtshormonen een rol. Bij jongens is er een relatie tussen de hoeveelheid testosteron, en er zijn aanwijzingen uit eerder onderzoek dat het hormoon oestradiol een verband heeft met drankgebruik bij meisjes.

In het vakblad Hormones and Behavior valt te lezen hoe het zit met de Leidse pubers. De psychologen onderzochten met een enquête het drankgebruik en de mate van geslachtsrijpheid, en bepaalden met een speekseltest de hoeveelheid geslachtshormonen.

Hoe ouder iemand is, hoe groter de kans dat hij of zij al eens gedronken heeft. Maar nog ietsje belangrijker dan de leeftijd is de lichamelijke rijpheid, zo bleek. Dat gold zowel voor jongens als voor meisjes. Bij de jongens was er bovendien een verband tussen de hoeveelheid testosteron en de kans dat ze al eens alcohol hadden gedronken. Een soortgelijk, maar minder sterk, verband was er ook met oestradiol. Bij de meisjes leken dezelfde geslachtshormonen geen verband te houden met drankgebruik.

Dat testosteron leidt tot drinken klopt wel met het beeld dat de wereld van dat hormoon heeft. Maar oestradiol? En als het al wat doet bij jongetjes, waarom dan niet bij meisjes? De onderzoekers geven in hun artikel verschillende verklaringen. Misschien ligt het aan de verschillen in concentratie, misschien heeft hetzelfde hormoon andere effecten op jongens dan op meisjes. Bij meisjes speelt de maandelijkse cyclus een rol, en hoewel ze allemaal op dezelfde dag binnen de cyclus hormonen verzameld hebben was er mogelijk wel een verband gevonden als op een ander tijdstip was gemonsterd.

‘Hormoonmetingen blijven lastig’, aldus Braams. ‘We hadden eigenlijk verwacht bij de meisjes ook een effect te vinden. Hoe alles precies met elkaar samenhangt moet nog worden uitgezocht.’

Wellicht is het zelfs nog simpeler: het verband tussen oestradiol en drankgebruik bij jongens zou indirect kunnen zijn. Vrouwen maken dat hormoon aan in de eierstokken, maar bij jongens wordt het gemaakt van testosteron. Jongens met meer testosteron hebben dus ook hogere oestradiolspiegels, en het verband tussen oestradiolconcentratie en drankgebruik zou dan bestaan omdat het testosterongehalte invloed heeft op allebei. Het zou ook nog kunnen dat het stofje dat verantwoordelijk is voor die omzetting, aromatase, van invloed is op drankgebruik.

‘We weten gewoon nog niet in hoeverre die omzetting een rol speelt’, aldus mede-onderzoekster Jiska Peper. ‘Die twee hormonen komen zowel bij jongens als bij meisjes voor, alleen in verschillende mate. Het is juist heel interessant om naar de rol van oestradiol te kijken, omdat het hormoon ook een rol speelt in de ontwikkeling van de hersenen.’

Hersenschade

In 2006 adviseerde de Nederlandse Gezondheidsraad dat kinderen onder de 18 geen alcohol zouden moeten drinken. Puur medisch gezien zou dat eigenlijk 21 jaar moeten zijn: op je achttiende zijn de hersens nog niet volgroeid, en juist die delen die het laatste rijpen zijn kwetsbaar voor alcohol.

Het aantal kinderen met een alcoholvergiftiging – het topje van de drink-ijsberg –stijgt elk jaar, hun gemiddelde leeftijd daalt en het promillage waarmee ze binnenkomen is elk jaar hoger. Langzaam maar zeker zie je echter de eerste aanwijzingen dat de samenleving gaat beseffen dat ze zichzelf in de vingers snijdt door pubers teveel te laten drinken. Supermarkten zijn er strenger op, en het kabinet Rutte II wil ergens dit jaar de minimumleeftijd voor alcohol ophogen naar achttien jaar. Als een tiener zichzelf het ziekenhuis in drinkt, kost dat niet alleen geld voor de behandeling: er bestaat een serieus risico dat hij of zij blijvende schade ondervindt van alcoholgebruik.

Om te beginnen zijn de jonge hersens gevoeliger voor verslaving. Dat zie je terug bij de uitwassen: twintig jaar geleden was de gemiddelde Korsakov-patiënt in de zestig, nu is dat iets meer dan veertig jaar; de jongste patiënt van Nederland is 32.

Een puber die vaak en veel drinkt, belemmert daarmee de groei van de zogeheten prefrontale cortex, het gedeelte van de hersenen dat je cognitieve en emotionele beheersing regelt. Sociaal gedrag, planning en het onder controle houden van emoties zijn allemaal taken waar je voorhoofdskwab een grote rol bij speelt, en het zijn ook precies het soort taken die in de huidige maatschappij een verschrikkelijk grote rol spelen. ‘Door drank in de puberjaren kan iemand zich niet ontwikkelen tot wie hij had kunnen zijn’, vat kinderarts Nico van der Lely het samen in zijn boek Onze kinderen en alcohol.

Nog concreter: zuipen kost IQ-punten. Meer dan veertig procent van de pubers die met een alcoholvergiftiging is opgenomen, doet het daarna slechter op school dan je op grond van hun cito-scores op de basisschool zou mogen verwachten.