
Wie een ASBO kreeg opgelegd mocht in het openbaar bijvoorbeeld niet meer vloeken, drinken of capuchontruien dragen. Wie dat toch deed, werd bestraft. Het plan van de Amsterdamse stadsdeelvoorzitter vormde voor criminologe Monique Koemans een inspiratiebron voor haar onderzoek.
‘Terroriseren jongeren daadwerkelijk de straten? Zijn meer politici het hiermee eens? Wat denkt het publiek? En is de ASBO een succesvol middel?’ Volgende week hoopt ze op The war on antisocial behaviour te promoveren.
Koemans analyseerde de discussies over straatoverlast in de wijken, politiek, media en juridische wereld, en vergeleek de Engelse met de Nederlandse situatie. Er blijken nogal wat tegenstellingen te bestaan tussen wat media schrijven, wat politici zeggen en wat de inwoners van probleemwijken vinden. Politici menen dat straatoverlast toeneemt, en refereren aan een roep uit de samenleving. De ASBO lijkt een grote aantrekkingskracht te hebben als oplossing. ‘De huidige mogelijkheden worden als onvoldoende ervaren, er moet iets anders gebeuren.’
Rondom de Britse aanpak bestaat een mythe van succes, maar in Engeland is het een controversiële maatregel, die steeds minder wordt gebruikt, zegt ze. ‘Het leidt tot uitsluiting van sommige jongeren die zich geïsoleerd gingen voelen. Nu zie je weer meer een focus op een wijkgerichte aanpak en sociaal beleid.’ Kritiek richt zich ook op het publiek maken van bewoners die een ASBO opgelegd kregen, bijvoorbeeld door het ophangen van affiches in de buurt. Andere jongeren gingen het juist als een badge of honour beschouwen: ze waren er trots op. Verder zou de maatregel probleemjongeren onnodig criminaliseren.
‘De meeste Nederlandse politici die ik heb geïnterviewd die de maatregel kenden, waren verrast door de kritiek en wisten niet dat het effect niet bewezen was.’ Toch verklaarde de meerderheid te geloven dat een harde aanpak straatoverlast kan verminderen. In de pers klonk eenzelfde geluid. Koemans vond na bestudering van 22 duizend artikelen in De Telegraaf en de Volkskrant van 1990 tot en met 2008 dat er steeds meer over straatoverlast geschreven wordt. ‘Terwijl het al een oud probleem is. Er is geen explosieve toename van straatoverlast geweest, alleen in de berichtgeving erover.’ Ook legden Nederlands media vaker een link tussen antisociaal gedrag op straat en etniciteit, in tegenstelling tot de Britse pers. ‘En daar hebben ze een vrij agressieve tabloidcultuur.’
Verder trok Koemans elf van de veertig voormalige Vogelaarwijken in en interviewde bewoners, winkeliers, toezichthouders én overlastbezorgers. In drie wijken werd overlast op straat als een groot probleem gezien. In de andere wijken waren de problemen minder urgent dan vaak beschreven. De steun voor repressieve maatregelen zoals de ASBO waren aanmerklijk lager dan verwacht. Slechts enkele winkeliers waren voor. ‘Als er in de probleemwijken zelf weinig steun blijkt te zijn, waarom zou je dan symboolpolitiek introduceren? Je sust een gevoel van mensen in wijken waar de problematiek niet zo groot is. Zou het niet veel beter zijn om duidelijk te maken dat het probleem van overlast niet zo groot is, in plaats van nieuw beleid te introduceren?’
Daar ligt een taak voor criminologen, vindt ze. ‘Aan de ene kant wordt van wetenschappers verwacht dat ze goed evaluatieonderzoek doen naar ingevoerd beleid. Maar als gegevens slecht uitkomen, worden ze ook zo aan de kant geschoven. Blair zei in een toespraak: “We kijken niet meer naar cijfers, maar naar wat mensen voelen.”’
Dan is het zaak om politiek en media te blijven bestoken met je resultaten, vindt Koemans. ‘Als er niet geluisterd wordt, betekent dat niet dat je niet meer moet roepen.’