Columns & opinie
'Waarom zijn mensen te lui om serieus te trainen voor een marathon?'
Een marathon staat steeds vaker op de bucketlist van studenten. Verontrustend, vindt columnist Marit. 'Een marathon in 4:32 lopen is onverantwoord. Als je zoveel uren nodig hebt om bij de finish te komen heb je niet genoeg getraind – anders zou je immers sneller zijn – en maak je je lichaam kapot.'
Marit de Roij
donderdag 21 november 2019

Ik loop hard. Wanneer ik daar iets over vertel is de eerste vraag meestal: ‘Oh, heb je ook een marathon gedaan?’ Ik leg dan heel geduldig en beleefd uit dat ik nog jong ben en nog lang niet genoeg halve marathons met goed gevolg heb afgelegd.

Maar het geduld is een keer op.

Zeker nu ik merk dat de vraag niet langer uit onwetendheid voortkomt, maar uit de verontrustende ontwikkeling dat de gemiddelde student tegenwoordig drie vrienden heeft die een marathon hebben gelopen. De marathon staat niet meer alleen op de bucketlist van de man met midlifecrisis, maar ook op die van de student. Nu wil het toeval dat ik stukjes schrijf die door studenten worden gelezen en daar kan ik best eens schandelijk misbruik van maken.

Het is nu herfst. Koud, nat en donker. Als je in april een voorjaarsmarathon wilt lopen, zou je nu al begonnen moeten zijn met trainen. De trainingsschema’s die de gemiddelde marathondebutant van internet plukt, gaan er vanuit dat de atleet al met gemak een halve marathon kan lopen. Wat vaak niet zo is. Ze zijn ook niet berekend op eindtijden die ver boven de vier uur uitkomen. De langste duurlopen op deze schema’s duren zo’n 2,5 tot 3 uur, en gaan er vanuit dat een loper in die tijd een kilometer of 34 aflegt. Veel recreanten komen in die tijd maar tot 25 kilometer. Lichamelijk is de gemiddelde marathonrecreant bij lange na niet voldoende voorbereid op de inspanning.

En dat is te zien. In 1986 was de gemiddelde marathontijd 3:52. Nu is dat 4:32. Er zijn zelfs pacers die hardlopers naar tijden van 4:45 of 5:00 loodsen. Even voor de niet-hardlopers die het tot hier hebben gebracht: vier en een half uur over een marathon doen is echt héél langzaam – en dat is nu dus het gemiddelde. Als je een haas nodig hebt om de marathon te lopen in vier en een half uur, moet je dan wel een marathon lopen?

Hardlopen is een hoge-impactsport. Bij elke pas krijgen je botten, gewrichten en pezen zo’n drie keer het eigen lichaamsgewicht te verduren. Daarom is het belangrijk om je lichaam rustig te laten wennen aan de belasting, en toe te trainen naar een tempo waarmee je lange afstanden in een gezonde tijd kunt voltooien.

Een marathon in 4:32 lopen is onverantwoord. Als je zoveel uren nodig hebt om bij de finish te komen heb je niet genoeg getraind – anders zou je immers sneller zijn – en maak je je lichaam kapot. Vier of vijf uur achter elkaar hardlopen is voor topatleten al een absolute no go, laat staan voor recreanten.

De gevolgen merk je vaak pas na een jaar of twintig. Dan krijg je last van je rug of voel je bij je tweewekelijkse rondje plotseling dat je knieën versleten zijn en mag je van de dokter nooit meer hardlopen. Heb je je ooit afgevraagd waarom mannen van middelbare leeftijd altijd op de racefiets zitten? Velen van hen kunnen niet meer hardlopen.

Waarom zijn mensen te lui om serieus te trainen voor een serieuze afstand? Waarschijnlijk omdat we in een tijd leven waarin we snel doelen moeten bereiken en meteen resultaat willen zien. En omdat marathons vooral gelopen worden voor de bucketlist. Eigenlijk zouden marathons boven een bepaalde eindtijd niet mogen tellen voor die lijst. We moeten af van het idee dat de marathon het einddoel is van een hardloophobby – het is slechts één van de vele afstanden. Een snelle vijf kilometer is veel knapper dan een matige marathontijd.

Het is natuurlijk alleen maar toe te juichen dat mensen sportieve uitdagingen aangaan, maar de marathon is geen afstand om mee te spotten. Een tien kilometer lopen in meer dan een uur is gezond en helemaal prima, een marathon op dat tempo: gekkenwerk. Zeker als student.

Marit de Roij studeerde geschiedenis en Russische studies in Leiden en volgt nu een vervolgmaster in Oxford