Columns & opinie
Waarom ik vrolijk word van vervalsingen
Om succesvol te vervalsen is bijzonder veel kennis en vaardigheid nodig, waardoor de vervalser zelf wel eens een historicus kan zijn, of zo veel weet en kan, dat er elk relevant verschil wegvalt tussen vervalser en expert.
Remco Breuker
donderdag 6 februari 2020

Voor een historicus is het een onding, het product van een verknipte - of erger nog, op geld beluste - geest. Voor de connaisseur is het de gezworen vijand, de duivel zelf. Voor de wet is het een overtreding, misschien zelfs een misdaad. Voor de bibliothecaris of conservator een nachtmerrie.

Vervalsingen. Ik begrijp wel waarom veilingmeesters peentjes gaan zweten bij de gedachte alleen al of waarom een historicus moordneigingen krijgt als een belangrijke primaire bron verleden jaar op een achterafkamertje voor een paar duppies in elkaar geflanst blijkt te zijn. En ik gniffel mee als niemand het verschil ziet tussen een Picasso die tientallen miljoenen waard is en de nauwelijks droge ‘Picasso’ van een gesjeesde kunststudent. Wat te denken van de vele historische vervalsingen die een claim door het ene land op het grondgebied van een ander land mogelijk maken? En nog erger: de Protocollen van Zion, perfide vervalsingen die spreken van een mondiaal Joods complot en die tot geweld, moord en doodslag hebben geleid.

Waarom word ik dan toch vrolijk van vervalsingen? Ja, vervalsingen zijn vaak ook een onverwachte bron aan informatie over de context waarin ze zijn vervaardigd. Maar ook dat is het niet. Het is zelfs niet het vaak miskende vakmanschap, zelfs meesterschap dat ten grondslag ligt aan elke goede vervalsing (al heb ik Eric Hebborns The Art Forger’s Handbook met rode oortjes gelezen) waar ik warm voor loop. Nee, waar het mij om gaat is dat vervalsingen op een paradoxale manier eerlijk zijn terwijl ze de hele boel bij elkaar liegen: een vervalsing problematiseert simpelweg alles. Te beginnen met de notie van authenticiteit: is het überhaupt rationeel te verklaren dat het origineel van een schilderij meer zou bekoren dan een -voor menselijke zintuigen althans - perfecte kopie ervan?

Veel historische vervalsingen vervalsen trouwens niet in de eerste plaats. Hun makers zijn ervan overtuigd dat ze ‘noodzakelijke aanvullingen’ maken, ‘leemten opvullen’, of ‘vertellen hoe het echt was’. En om die boodschap te brengen, doen ze zich voor als iets anders, iets met sterkere autoriteit, of lenen ze de stem van iemand waarnaar geluisterd wordt of de stem van de wetenschap. Om dat succesvol te doen is bijzonder veel kennis en vaardigheid nodig, waardoor de vervalser zelf wel eens een historicus kan zijn, of zo veel weet en kan, dat er elk relevant verschil wegvalt tussen vervalser en expert.

Dit laatste maakt vervalsingen zo ambigu. En experts boos. Ik heb eens op een workshop de werkhypothese verkondigd dat de beroepshistoricus en de vervalser van historische documenten twee uitersten zijn op een glijdende schaal. Dat ik zonder noemenswaardige kleerscheuren uit het lokaal kwam, dankte ik slechts aan mijn meer dan gemiddeld grote postuur. Mijn collega’s waren ziedend.

'Het rotsvaste geloof van mijn collegae dat vervalsingen niets te maken kunnen hebben met authentieke producten, deel ik helaas niet.'

En toch. Een stiekem vervaardigde, perfecte kopie van De Nachtwacht stelt ons voor weinig problemen: dat is een vervalsing. Maar op welke fundamentele wijze verschilt een historische analyse door een wetenschapper die vol gebruik maakt van zijn/haar narratieve vrijheid om de feiten aan elkaar te vertellen van een document waarin dezelfde feiten aan elkaar worden geregen (wellicht in een andere volgorde) maar dan gepresenteerd als iets dat bijna contemporain aan het vertelde is? Dat die verschillen ertoe doen hoeft niemand me te vertellen - dat verschil is nu juist het métier van de historicus. Maar het rotsvaste geloof van mijn collegae dat vervalsingen niets te maken kunnen hebben met authentieke producten, deel ik helaas niet.

Mijn gedachten hierover worden niet alleen bepaald door het empirische onderzoek dat ik zelf heb gedaan (en waaruit blijkt dat er een groot grijs gebied zit tussen authentiek product en vervalsing). Het wordt ook bepaald door de overtuiging dat het in tijden als dit meer dan ooit loont om precies te weten wat echt en wat vals is, wat we bedoelen met echt en vals en alles wat daartussen in zit. Vervalsingen werken op fundamenteel niveau namelijk niet heel anders dan leugens en fake news: onze existentiële wensen spelen een rol in wat we horen, zien en willen begrijpen.

Dat maakte het echec van abjecte leugens en onwaarheden van de afgelopen week met nota bene een Leidse doctor die weer even was vergeten welke verplichtingen jegens wetenschap en samenleving deze graad hem oplegt, wel weer duidelijk - hier werd ik overigens noch vrolijk noch opgewekt van. Veroordelen is in zo’n geval terecht, maar ook te makkelijk. Begrijpen hoe die dynamiek werkt is een stuk verstandiger - het aantonen van een vervalsing is niet hetzelfde als deze ontkrachten bleek eens te meer. Comfortabel wegzakken in je luie stoel omdat jij toch wel weet wat waar is en wat niet, is dan één van de dommere dingen om te doen. We zijn immers (bij wijze van spreken, niet schrikken) allemaal slechts één missende voetnoot verwijderd van een vervalsing.

Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies