Columns & opinie
Veertig jaar werken aan één vertaling leerde me: vroeger was alles beter
Natuurlijk had dat ene standaardwerk allang vertaald kunnen zijn. Maar ja: telkens fietsten er colleges, vergaderingen, subsidieaanvragen, boze ambassadeurs en kwaliteitscontrolecommissies tussendoor.
Remco Breuker
maandag 22 maart 2021

Op woensdagmiddag vertaal ik. Ik zeg ‘ik’ maar eigenlijk is het wij. Dan bel ik met mijn Doktervater, nu emeritus hoogleraar Koreaanse Taal en Cultuur Boudewijn Walraven, en dan kijken we elkanders vertalingen van een dertiende-eeuwse Koreaanse tekst - in het klassiek Chinees - na.

Deze tekst - we steggelen nog over de titel in vertaling maar Erfenissen uit de Drie Koninkrijken voldoet voor nu - is een essentiële tekst voor wie premodern Korea wil begrijpen, maar ook voor wie hedendaags Korea wil duiden. Er is in de loop der tijd veel symboliek en betekenis aan gehangen. Zo is het algemeen - en abusievelijk - bekend dat de mythische aartsvader van het Koreaanse volk - Tan’gun - voor het eerst in dit werk wordt genoemd.

Onze vertaling had al tien jaar geleden af moeten zijn. Nu ja, eigenlijk had de vertaling al meer dan veertig jaar geleden af moeten zijn. We zijn namelijk begonnen met het ‘afmaken en aanvullen’ van de vertaling die de Doktervater van mijn Doktervater, Frits Vos, had gemaakt. Er was door hem een aardig complete vertaling gemaakt die met wat oppoetsen, annoteren en aanvullen zo kon worden gedrukt.

Dat dat wat tegenviel, lag niet aan Vos’ vertaling (erudiet, prachtig verwoord, netjes uitgetikt met zijn aantekeningen en opmerkingen in handschrift erbij - daar word ik altijd weer heel blij van). Het kwam ook niet door luiheid van onze kant, al heb ik me bij tijd en wijle ook wel laten afleiden.

Vertalen verandert en vakgebieden veranderen. Kennis verandert en accumuleert. De naslagwerken waar Vos de beschikking over had waren zeer beperkt. De tijd die hij kwijt was met het uitzoeken van basale zaken waarover een naslagwerk nu zo uitsluitsel geeft, zijn wij kwijt met het uitzoeken welk naslagwerk of wetenschappelijk artikel al eerder een kwestie oploste, niet zozeer met het oplossen van de kwestie zelf.

Dat is vooruitgang - al moet ik bekennen dat ik het typen van teksten op de typemachine (dat geluid, die geur van het inktlint!) ook wel mis.

‘Deze vertaling is een erfenis van een verdwenen universiteit’

Deze vertaling is een erfenis van een verdwenen universiteit en plaatst mij in een traditie van drie hoogleraren verantwoordelijk voor de studie van Korea die aan dezelfde tekst werk(t)en. Dat geeft zin en betekenis.

Het heeft me ook met de neus op het feit gedrukt dat we wel erg zijn doorgeschoten in de geesteswetenschappen in het ons afkeren van de klassieke filologie, een vaak onterecht - en soms terecht - vermaledijd complex van technieken en methodes om teksten te begrijpen, na te pluizen en te plaatsen. Het leren van een taal als instrument en niet als doel, bij uitstek het kenmerk van de Leidse school in de Aziëstudies, is daar een onderdeel van, maar het gaat veel verder.

Technische competentie om een tekst (in de breedst mogelijke zin van het woord) niet alleen te kunnen lezen, maar ook in een context en in de geschiedenis van het vakgebied zelf te kunnen plaatsen, te kunnen vergelijken met andere versies op macro- en op microniveau is cruciaal als je de gemeenschap die zo’n tekst heeft voortgebracht bestudeert. Niet dat dat niet meer gebeurt - vaak overigens wel onder een meer snazzy naam zoals critical discourse analysis - maar ik zie wel dat de fundamentele tekstvaardigheid van wetenschappers om met moeilijk toegankelijke teksten om te gaan grosso modo minder is geworden.

De oude Vos aan het werk ziend door zijn getypte vertaling maakt mij trouwens duidelijk dat ik mijzelf ook tot de minder vaardig gewordenen dien te rekenen.

Het herwaarderen van de filologie is iets wat we zo weer kunnen besluiten te doen. Of we het doen is een tweede. Het echte verlies vergeleken met de tijd van het getypte manuscript is wat mij betreft de relatieve rust die er uit het ondernemen van een vertaling als van Erfenissen uit de Drie Koninkrijken sprak. Zo’n vertaling kostte je al gauw tien jaar. Ik zou dat nu niet meer kunnen verantwoorden.

Sterker nog, het afmaken en annoteren van Erfenissen uit de Drie Koninkrijken, notabene samen met mijn Doktervater, kostte me al tien jaar met alle colleges, vergaderingen, subsidieaanvragen, boze ambassadeurs, opiniestukken en kwaliteitscontrolecommissies die overal tussendoor fietsten.

De enige conclusie die ik hieruit kan trekken? Vroeger was alles beter, zeker als er een typemachine bij kwam kijken.


Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies