Wetenschap
Van Project X tot knokkende hooligans: de psychologie van relschoppers
Wat drijft hooligans en andere relschoppers? Onderzoek naar individuele motieven kan collectief geweld helpen voorkomen, vindt criminoloog Tom van Ham, maar het gebeurt nog te weinig. ‘Er wordt te veel nadruk gelegd op groepsdynamiek.’
Susan Wichgers
woensdag 21 oktober 2020
Hooligans maken soms vechtafspraken. ‘Als je meedoet, stijg je in hiërarchie.’

Op 21 september 2012 wordt Haren overspoeld door duizenden jongeren. Een meisje uit het rustige Groningse dorp had wat vrienden via Facebook uitgenodigd voor haar verjaardag – ze was alleen vergeten het evenement op privé te zetten.

Wat vrolijk begon, eindigde met kapotte auto’s, geplunderde winkels en aanvaringen tussen politie en de jongeren. Sommige jongeren vertrokken zodra de sfeer omsloeg, maar sommige bleven om te rellen.

Wat maakt nou dat die laatste groep bleef?

Buitenpromovendus Tom van Ham deed onderzoek naar plegers van zulk collectief geweld. Nog specifieker: hij deed onderzoek naar plegers van recreatief geweld, dat geen (politieke) reden heeft. Issue irrelevant, heet dat in de literatuur.

‘Het wordt weliswaar zo genoemd’, zegt Van Ham, ‘maar voor degene die geweld pleegt, heeft het altijd betekenis, of wij dat nou begrijpen of niet. Het is dus een kunstmatig onderscheid, beschouwd vanuit de weldenkende burger.’

Feyenoord-shirt

Van Ham onderzocht of individuele psychologische kenmerken een rol spelen bij groepsgeweld. ‘In de bestaande literatuur wordt vrij makkelijk gesteld dat die geen rol van betekenis spelen en nooit het gedrag van een grote menigte kunnen verklaren. Er wordt dus vrijwel geen onderzoek naar gedaan. Maar het ligt juist voor de hand om dat wél te doen.’

‘Tussen alle aangehouden hooligans heb ik één vrouw aangetroffen’

‘De meeste mensen nemen er geen aanstoot aan als ik een Feyenoord-shirt zou aantrekken. Maar als ik dat in Amsterdam doe, weet ik zeker dat er mensen agressief worden. Dat de ene persoon er wel agressief op reageert en de andere niet, dat suggereert een verschil in individuele kenmerken.’

Bij Project X, dat hij in zijn proefschrift uitgebreid analyseert, zag Van Ham dat juist de personen met psychologisch probleemgedrag het ernstigste geweld pleegden en initieerden. ‘Er zijn ook heel veel mensen weggegaan voor het uit de hand liep, wat laat zien dat er een soort selectiemechanisme is als het gaat om relschoppen.’

Vechtafspraken

Er bestaat ook een variant waarbij plegers wel doelbewust geweld opzoeken: van hooligans is bijvoorbeeld bekend dat ze vechtafspraken maken met elkaar. ‘Zij gaan geweld sowieso niet uit de weg. Maar proactief geweld gaat best ver: ze organiseren het gevecht echt, en maken afspraken over hoeveel mensen ermee doen, wat de regels zijn, enzovoorts.’

‘Het gaat om het verdedigen van je territorium: je stad of je stadion.’

Ze beleven er plezier aan, en hebben er iets mee te winnen. ‘Als je meedoet, dan stijg je in hiërarchie. Als je niet meegaat, kan dat tegen je gaan werken, waardoor je in achting daalt. Dat is een groot en belangrijk verschil met reactief geweld.

‘En hoewel je misschien zou verwachten dat jonge knulletjes het geweld organiseren, blijken het vaak jongens van in de dertig te zijn die al een hoop delicten op hun kerfstok hebben.’

Territorium verdedigen

Jongens? ‘In het gedeelte van mijn onderzoek dat over hooligans ging, heb ik één vrouw aangetroffen als aangehouden verdachte. De hooligancultuur is een subcultuur die sterk hecht aan masculiniteit. Dat vertaalt zich in het verdedigen van je territorium, in dit geval je stad of je stadion. Voor jezelf opkomen is heel belangrijk. Vanuit dat perspectief geredeneerd is geweld gewenst.’

Het verzamelen van data was een flinke klus, vertelt Van Ham. Althans, de psychologische kenmerken van de geweldplegers. Hij gebruikte arrestantengegevens van de politie, maar daarin wordt niet bijgehouden of iemand bijvoorbeeld ADHD heeft. Er zat dus niets anders op dan de verhoren zelf te analyseren.

‘Het liefst zou je klinische testen willen inzien, maar die bestaan niet. Daarom gingen we voor de next best thing: via politieverhoren informatie achterhalen over persoonskenmerken. Ik keek bijvoorbeeld naar beschrijvingen van structureel gedrag. Als iemand zegt dat hij altijd snel boos wordt en moeite heeft om zich in te houden, dan duidt dat op een structureel onderliggend kenmerk.’

‘Waarom laten jongeren zich meeslepen? Wie zijn de relschoppers van morgen?’

‘Boterzacht’, noemt hij zijn data zelf. ‘Een psychiater zou er gehakt van maken, maar helaas is dit het enige wat we hadden. Ik durf in te staan voor de bevindingen, het is ook in lijn met de literatuur. Maar het was een flinke puzzel.’

Risicofactor

Maar dat is nu juist het probleem van de huidige aanpak, vindt Van Ham: klinische gegevens ontbreken omdat er in de opsporing en reclassering nog teveel na druk wordt gelegd op groepsdynamiek.

‘Na geweldsdelicten zeggen jongeren vaak dat ze meegesleept zijn. Mijn vraag zou zijn: waarom laat je je meeslepen? In het geven van sancties is bewustzijn van psychologische kenmerken van belang. Die kenmerken kunnen namelijk een risicofactor voor recidive vormen. Als je weet dat die er zijn, kun je ook aan de slag met vroege signalering. Wie zijn de relschoppers van morgen?’

‘Ik zou niet zeggen dat relschoppers nu te mild worden gestraft, het is alleen de vraag of het correct is. Je kan iemand wel een duw geven in de vorm van een taakstraf of een boete, maar als je het gedrag niet weghaalt, blijft recidive bestaan. Daar is nog veel te winnen.’