Wetenschap
Stemmingswisselingen door de pil zijn een blinde vlek
Vrouwen die de pil slikken zijn slechter in het herkennen van walging, verdriet, woede en angst, ontdekte psycholoog Daniëlle Hamstra. Volgens haar wordt er nog te weinig onderzoek gedaan naar de rol van hormonen bij stemmingswisselingen.
Anoushka Kloosterman
donderdag 28 oktober 2021

Sinds de pil (1960) bestaat, heeft het voorbehoeds-tabletje al een hoop levens gehad. Als een symbool voor de seksuele revolutie, medicijn tegen migraine en pijnlijke menstruatie, behoeder van baarmoederhalskanker, en verreweg het populairste hormonale voorbehoedsmiddel: in Nederland gebruiken bijna een miljoen vrouwen het.

Onderzoeker en psycholoog Daniëlle Hamstra (1965) bestaat ietsje korter dan de pil, maar heeft ook al een paar levens erop zitten. Ze werkte jarenlang in de marketing, stapte over naar het onderwijs, haalde haar PABO-diploma, volgde de pre- en onderzoeksmaster Klinische Psychologie, ontdekte bij toeval dat vrouwen aan de pil slechter waren in het herkennen van negatieve gezichtsuitdrukkingen, begon aan een leven als promovendus, en verdedigde onlangs haar proefschrift The Mood and the Pill.

Het was een toevallige bijvangst: haar masteronderzoek ging over een antidepressivum, en ze besloot om vast te leggen of de proefpersonen aan de pil waren.

Subtiel verschil

‘De pilgebruiksters herkenden duidelijk minder gezichtsuitdrukkingen van walging, verdriet, woede en angst tijdens de test. Het maakte me nieuwsgierig, en ik vroeg me af of dit verklaart waarom er zo’n grote groep vrouwen is die stopt met de pil omdat ze zich “anders” voelen.’

Bij haar promotieonderzoek repliceerde ze de bijvangst niet exact, maar wel zag ze opnieuw dat vrouwen die aan de pil zijn slechter zijn in het herkennen van emotionele gezichtsuitdrukkingen. Het verschil daarin is zo subtiel dat het in het dagelijks leven misschien onopgemerkt blijft. Het onderzoek is expres opgezet om juist die kleine effecten te vinden, zegt Hamstra. ‘Het is belangrijk om dit onderzoek uit te bouwen met gevoeligere maten. Want als het klopt, heeft dit wel degelijk een groot effect.’

'De pilgebruiksters herkenden duidelijk minder gezichtsuitdrukkingen van walging, verdriet, woede en angst '

Grootschalig Deens onderzoek uit 2017 toonde aan dat vrouwen die jong aan hormonale anticonceptie zoals de pil begonnen, meer kans hebben om een depressie te ontwikkelen. ‘Sociale contacten hebben een enorme invloed op wie je bent, wie je mag zijn, en wat je plek is in de groep. Dan is het heel belangrijk om te kunnen herkennen of iemand met afschuw of negatief reageert. Wat doet het met je als je die sociale informatie mist?’

Hamstra ontdekte ook dat pilgebruiksters minder stemmingswisselingen ervaren. Dat is, afhankelijk van de gebruiker, afstompend of juist lekker rustig. ‘Een kwestie van smaak’, zegt ze. ‘Vrouwen op normale cyclus hebben op een bepaald punt veel hormonen, en daardoor ook meer stemmingsveranderingen. Die worden onderdrukt door de pil. De een vindt dat fijn, terwijl de ander juist die pieken mist.’

Daarnaast vond ze aanwijzingen dat genetica ook een rol speelt: vrouwen met een bepaald type gen (MR-haplotype 1/3) lijken gevoeliger voor de effecten van al dan niet farmaceutisch geïntroduceerde hormonen in hun lichaam, dan vrouwen met een ander type van dat gen (MR-haplotype 2). Mensen met het laatste type blijken optimistischer van aard en kunnen beter tegen stress.

Glans verloren

‘Er is indicatie dat de gevoeligheid voor stress ook betekent dat er gevoeligheid is voor hormonale veranderingen’, zegt Hamstra.
De pil heeft de laatste jaren wat glans verloren. Het gebruik daalt al jaren, en er is steeds meer aandacht voor de psychologische bijwerkingen van hormonale anticonceptie. Op sociale media zijn de verhalen over psychologische bijwerkingen anekdotisch, maar talrijk. ‘Tachtig procent van de gebruikers is tevreden. Maar twintig procent heeft wel last van bijwerkingen.’

Daar mag meer aandacht voor komen, vindt ze. Er is jarenlang weinig interesse getoond voor de psychologische bijwerkingen van de synthetische hormonen, en er wordt niet op een uniforme manier onderzoek naar gedaan. Hamstra: ‘Ik zie bij patiënten ook dat hormonale status heel veel uit kan maken voor het beloop van hun stemmingsklachten, maar er is weinig onderzoek, en er zijn vooral weinig afspraken over hoe dit soort onderzoek moet worden gedaan.’

‘In mijn onderzoek wil ik vrouwen niet als labiel afschilderen'

Vrouwen lijden veel vaker aan stemmingsstoornissen dan mannen, maar of en welke rol hormonen hierin spelen, is een blinde vlek. ‘Mannen kennen ook hormonale veranderingen, maar dat gaat veel geleidelijker en rustiger. Vrouwen hebben meer grote “omklapmomenten”, zoals ongesteldheid, zwangerschap, en de overgang. Daar moeten we ook naar vragen.’

Hormonen moeten meetellen, vindt ze. ‘Je maakt keuzes voor partner, opleiding, en ook anticonceptie. Het is belangrijk om te weten wat die hormoonschommelingen met je doen.’

Prikkelbaarheid

In haar eigen behandelkamer vraagt ze er ook naar. ‘Ik had laatst een patiënt van achterin de veertig, die altijd last heeft gehad van zeer pijnlijke menstruaties, PMS, endometriose, al dat soort dingen. We hebben een uur gepraat: wat is de impact op je leven, op je relaties, op je seksuele ontwikkeling? Aan het eind van het gesprek zei ze: “Niemand heeft ooit de tijd genomen hier naar te vragen.”

‘Of neem relaties: veel vrouwen herkennen prikkelbaarheid rond de menstruatie en de stopweek, en ik hoor vaak dat partners niet goed weten hoe ze ermee moeten omgaan. Die zeggen dan: “Je bent gewoon gevoelig voor hormonen.” Ja, dus?’

Ze plaatst wel een nadrukkelijke kanttekening: ‘In mijn onderzoek wil ik vrouwen niet als labiel afschilderen. Bij hen worden inderdaad vaker angstklachten vastgesteld maar dat komt met name doordat ze vaker slachtoffer worden van geweld. Biologie is belangrijk, maar sociologische factoren wegen mogelijk een stuk zwaarder.'