Columns & opinie
Historici en psychiaters verschillen nauwelijks: beiden interpreteren tragisch bronmateriaal
De Leidse universiteit heeft een rijk psychoanalytisch verleden, waar niets meer van over is. Daarom vluchtte ik naar Frankrijk.
Tim Hoffman
donderdag 20 juni 2019

Toen ik nog een eenvoudige student geschiedenis was, en dacht dat ik de geest nader kon komen in de psychiatrie dan in de geesteswetenschappen, maar ook het lichaam niet wilde geringschatten, schreef ik mij in voor geneeskunde. Het verschil tussen een historicus en een psychiater leek mij niet eens zo groot. Beide interpreteren tragisch bronmateriaal; zij het dat de een daartoe teksten leest, en de ander het lijden levend voor zich heeft.

In de psychiatrie heb ik daarom altijd een sympathie gekoesterd voor de psychoanalytische benaderingswijze, die inmiddels bijna uitgestorven is. Psychoanalyse richt zich immers op de interpretatie van symptomen, die vaak verwijzen naar iets anders: angsten, verlangens, dromen en driften. Er is altijd een diepere betekenis. Er schuilt altijd een wereld achter de façade.

Als je in Nederland ervoor uitkomt dat je interesse hebt in psychoanalyse, word je stellig aangekeken alsof je als chemicus een lans breekt voor de alchemie. De fetisjisten van de wetenschappelijke eenvormigheid, die zo goed weten wat wetenschap is en wat niet, staan klaar om je te neutraliseren en onschadelijk te maken. Je kunt het niet meten! Het is niet object-ie-hief! Ja, afdalen in de diepten van het geestelijk leven en daar iets zinnigs over proberen te formuleren, wat heeft dat verdomme ook op een universiteit te zoeken?

Ik vluchtte in september naar Frankrijk, waar ambiguïteit wel mag bestaan en er in elke boekhandel nog altijd ten minste één kast aan psychoanalyse is gewijd. In het Salpêtrière-ziekenhuis zag ik de psychoanalytische methode in de praktijk. Geen patiënt die in crisis verkeerde lag werkelijk op een door antiquiteiten omringde bank, geen patiënt bleef van medicijnen verstoken, maar de psychiaters maakten veel gebruik van analytische inzichten.

De kunst is te luisteren naar hetgeen zich doorheen het gezegde uitdrukt. Alle haat en alle schaamte is materiaal, en elke stilte een teken. Dat vereist een geoefend oor en een sterk zelfinzicht. Het bijzondere van psychoanalyse is dat de behandelaar net zozeer in zichzelf te rade moet gaan als bij zijn patiënt. Hij is zelf het scherm waarop de conflicten van de ander worden geprojecteerd. Omgekeerd geldt hetzelfde, de analyticus kan zichzelf nooit buiten de relatie plaatsen. Juist in die relatie manifesteren zich de problemen van de patiënt.

De Leidse universiteit heeft een rijk psychoanalytisch verleden, waar niets meer van over is. Aan de Universiteit van Amsterdam wordt in ieder geval nog door enkele psychologen het analytisch gedachtegoed overgebracht en is er jaarlijks een summerschool, waar honderden studenten op afkomen om de lacune in hun curriculum te vullen.

Psychiaters zullen altijd verschillende perspectieven moeten integreren. Al zijn die schijnbaar met elkaar in tegenspraak, alleen zo kan waarheid worden gevonden. Zonder paradox geen waarheid.