De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit – vroeger de Keuringsdienst van Waren – is er om toezicht te houden op, nou ja, voedsel en waren. Er bestaat in Nederland vrij veel wetgeving over hoe je eten mag maken, en de NVWA let op dat iedereen zich daaraan houdt.
In theorie, althans. In de praktijk kregen we fipronil-eieren te eten omdat de NVWA het niet nodig vond om informatie over de besmetting tijdig met het publiek te delen.
In de praktijk liet de NVWA de controle op garnalenvissers over aan de garnalenvissers die toen – u zult geschokt zijn van verbazing – veel vaker in natuurgebieden bleken te vissen dan mocht. De autoriteit stond erbij en keek ernaar, maar da’s nog altijd beter dan wat er in de slachthuizen gebeurde. U weet nog wel: varkens werden geslagen, geschopt en levend gekookt, zieke beesten werden gewoon geslacht. Dat werd allemaal duidelijk door een undercoveractie van dierenactivisten.
Dubbelklapper
Waar was toezichthouder zelf? Nou, óók de varkens aan het slaan, zo bleek uit de beelden. Hoeveel slachthuizen er voor straf op slot gingen? Hoeveel directeuren er in de gevangenis belandden? Nul.
Vorige week maakte de warenautoriteit een dubbelklapper. Omdat hun controleurs tijdens de Q-koorts zelf een belangrijke verspreidingsbron bleken te zijn van de Q-koorts, had de organisatie in al haar wijsheid besloten om in coronatijd de certificatie van slachthuizen op afstand te doen. Maar wie moest er dan toezien of de medewerkers wel op anderhalve meter afstand bleven en beschermingsmiddelen krijgen? Er bleken 28 slachters in het Gelderse Scherpenzeel corona te hebben opgelopen, en de vakbonden eisten dat onveilige slachthuizen dicht gaan.
Tegelijkertijd onthulde Vrij Nederland in twee onmeunig lange onderzoeksverhalen dat de tabaksindustrie zich niet aan de wet houdt en daarmee wegkomt omdat de NVWA te weinig mensen heeft (kop: ‘De tandeloze toezichthouder’).
Dit alles zou al genoeg zorgen moeten baren bij iedereen die wel eens voedsel of waren tot zich neemt. Voor universiteiten speelt er echter nog een extra zorgenpuntje: de NVWA ziet ook toe op het proefdiergebruik.
Elk jaar is dat helemaal toppiejoppie. Misschien valt er ergens één boete omdat een stagiair vergeten was kooiverrijkingsmateriaal bij de muizen te doen, maar dat was het wel. Dat zou natuurlijk kunnen komen doordat universiteiten het allemaal echt keurig doen.
Superstrenge wetgeving
Proefdieren, echter, liggen maatschappelijk gewoon lastig. Als de universiteit tienduizend muizen doodt met muizenvallen om te voorkomen dat ze de kantinevoorraad leegvreten, begrijpt iedereen dat. Als de universiteit tienduizend muizen pijnloos ombrengt om nieuwe kennis te vergaren, zijn er actievoerders boos.
Er is een soort sociaal contract: de samenleving staat schoorvoetend toe dat er voor de wetenschap wat diertjes gebruikt moeten worden, maar uitsluitend voor een nobel doel, en onder superstrenge wetgeving. Nou niet miepen dat dat niet eerlijk is vergeleken met de bio-industrie, of dat het belang van dierproeven voor menselijke veiligheid nogal eens wordt onderschat. Dit is de deal, en hiermee zullen we het moeten doen.
Om te zorgen dat universiteiten zich daaraan houden, om te voorkomen dat de controle op proefdierlabs wordt uitgeoefend door boze vegans met verborgen camera’s, is een sterke en geloofwaardige toezichthouder nodig. Die rol kan de NVWA steeds minder goed vervullen.
Valsspelerij
Daarom zou het toezicht op proefdiergebruik misschien wel moeten verhuizen naar een instantie die minder besmet is, zoals de inspectie Volksgezondheid en Jeugd. Die zien al toe op medicijnen, en de meeste dierproeven worden gedaan om potentiële geneesmiddelen te testen, dus de overstap zou niet onlogisch zijn.
Maar het liefst wil je een échte Keuringsdienst van Waren. Een machtige superinstantie die onverwacht op de stoep staat, ongemakkelijke rotvragen stelt, misstanden feilloos blootlegt. Die frauderende garnalenkotters genadeloos naar de zeebodem torpedeert, de Nederlandse peukenboeren net zo lang laat bloeden voor hun valsspelerij tot een pakje dertig euro kost.
Een club waarvan de universiteit kan zeggen: ‘Zélfs zij vinden dat we het goed genoeg doen’, en dat iedereen dan er geïmponeerd het zwijgen toe doet. Toezicht, maar dan mét tanden.