Columns & opinie
Onze Vrouw
Columnist Tim Hoffman was getuige van het afbranden van de Notre Dame.
Tim Hoffman
donderdag 18 april 2019

Ik had juist een brief gepost aan Loulou, welbeminde vrouw, afglans van het eeuwig licht, zo is het nu eenmaal, toen Notre-Dame de Paris ging branden. Vuur al te letterlijk genomen door een andere vrouw, zo keren de dingen zich.

Vanaf een brug over de Seine ben ik met honderden anderen getuige van de tragedie. We aanschouwen de immense vuurzee met een mengeling van schrik en gelatenheid. Als dat echt het hart van Frankrijk is, heeft iedereen nu pijn. Het skelet van hout gloeit, als laatste levensteken voordat alles verdwenen zal zijn. Mensen zingen zacht geestelijke liederen, een enkeling zit geknield te wenen. As die met de wind meekomt licht op in het schijnsel van lantaarnpalen, als sneeuwvlokjes tegen de nachtblauwe hemel.

Ik lever een levenslange inspanning om te geloven, en meestal slaag ik niet, maar in de Notre-Dame kwam ik soms dichtbij. Het wonderlijke van die kathedraal is dat, ondanks de toeristentroep waar niet aan te ontsnappen valt zodra je de straal van enkele honderden meters rondom haar betreedt, ondanks de massa’s die ongeneeslijk blijven flitsen en gapen zelfs tijdens het meest heilige, intieme moment van de katholieke eredienst, ondanks de al langer vervallen staat, zij altijd iets sacraals behoudt. Dat is het mysterie van vrouwen in het algemeen, en van Onze Vrouw in het bijzonder.

In de Notre-Dame komt de kracht van godsdienst dwingend naar voren. De kathedraal is het decor geweest van vele historische gebeurtenissen, een symbool dat geborgenheid verschaft omdat het er altijd was. Maar zij is geen museum, geen ‘onbegrijpelijk geworden monument van een vergeten geloof’ dat nog slechts vanaf een afstand kan worden bewonderd, zoals Proust vreesde in La mort des cathédrales. Hij wees op het unieke van kathedralen: het zijn de enige monumenten die nog worden gebruikt voor het doel waarvoor ze gebouwd zijn, waarin het verleden levend aanwezig is.

De volgende ochtend in het ziekenhuis leest de psychiater aan ons studenten ontdaan een tekst van Freud voor over rouw en vergankelijkheid. Midden in de Eerste Wereldoorlog, die de vergankelijke aard van zoveel onvergankelijk geachte dingen zo genadeloos had onthuld, besluit hij: ‘Wanneer de rouw eenmaal over is, zal blijken dat onze hoge waardering voor de cultuurgoederen niet heeft geleden onder de ervaring van hun kwetsbaarheid. We zullen alles weer opbouwen, wat de oorlog heeft verwoest, misschien op vastere grond en duurzamer dan tevoren.’

De psychiater wendt zich tot mij: een arts bouwt ook op. Zijn wil is misschien sterker dan zijn macht, maar ik voel met hem mee.

Tim Hoffman is student geneeskunde