Nieuws
Ombudsfunctionaris wil gedragscode social media (maar de universiteitsraad niet)
De ombudsfunctionaris voor studenten vindt het noodzakelijk dat er een universitaire gedragscode voor social media komt. De Faculteit Geesteswetenschappen heeft al zo’n regeling. De universiteitsraad is niet enthousiast. ‘Ik vind het bijna op censuur lijken.’
Vincent Bongers
zaterdag 2 juli 2022

De ombudsfunctionaris voor studenten Eugéne van der Heijden wil dat er een universitaire gedragscode voor sociale media komt. Die moet dan gelden voor studenten. ‘Stel voor de gehele universiteit een gedragscode social media vast met verwachtingen ten aanzien van het gedrag van studenten en sancties die eventueel kunnen worden opgelegd bij het niet voldoen aan deze verwachtingen’, schrijft Van der Heijden in zijn jaarverslag van 2021 (zie kader). Volgens de ombudsfunctionaris leiden ‘uitlatingen van studenten op social media die op enigerlei wijze verband houden met het onderwijs of de “student community” regelmatig tot zorg’.

Persoonlijke vetes

Deze ‘uitlatingen’ leiden ook tot ‘klachten bij de ombudsfunctionaris door onduidelijkheid over het al dan niet vereiste toezicht’. De bestaande gedragscode omgangsvormen docenten en studenten uit 2008 ‘gaat volledig voorbij aan gedrag op social media’.

Verder is er een ‘sterke toename zichtbaar van het aantal klachten over gedrag dat voortkomt uit een verruwing van communicatie tussen studenten en docenten (en andere medewerkers) via diverse media’.

Overigens gaat de universitair vertrouwenspersoon ongewenst gedrag in haar jaarverslag 2021 ook in op de problematiek. ‘Bij een groot aantal meldingen in 2021 speelde social media een rol en zorgde voor sociale onveiligheid. Denk daarbij aan het communiceren in groepsapps, op Twitter en in blogs. Regelmatig worden daar ‘beschuldigingen geuit en soms worden er persoonlijke vetes uitgevochten’.

‘Iedereen kan zich zomaar gekwetst voelen, dan blijf je aan de gang’

In zijn verslag van 2020 pleitte Van der Heijden ook al voor een code voor social media. Het college van bestuur bleek voorstander van een regeling te zijn. De universiteitsraad was dat nadrukkelijk niet. Het college beloofde vervolgens te gaan werken aan een veel mildere ‘handreiking zonder sancties’. Ruim een jaar later ligt dat stuk er nog niet.

De Faculteit Geesteswetenschappen wachtte de ontwikkelingen niet af en kwam begin dit jaar met een eigen code. Die geldt overigens alleen voor studenten. De eerdere discussie tussen de universiteitsraad en het college ging over een regeling voor iedereen binnen de universiteit.

De raad sprak maandag over het mogelijk alsnog invoeren van een universitaire code. ‘Ik ben daar geen voorstander van’, zei Remco Breuker van personeelspartij  FNV. ‘Er is al een universitaire gedragscode omgangsvormen, die regels moeten we handhaven.’

Kwetsen en knetteren

Een aparte code sociale media invoeren is volgens Breuker ‘beleid voor een probleem dat we misschien helemaal niet hebben.’ Verder vond hij het ‘bijna lijken op censuur. Ik ben zeker geen voorstander van elkaar kwetsen, maar er ook geen voorstander van om kwetsen altijd maar uit te sluiten. Het is beter om het te laten knetteren.’ Bram Leferink op Reinink van studentenpartij ONS was het met hem eens. ‘Iedereen kan zich zomaar gekwetst voelen, dan blijf je aan de gang.’

Breuker: ‘Je kunt het ook beter per casus inschatten of een student of een medewerker te ver is gegaan en niet van te voren al met beleid komen.’
Hij vond de code van Geesteswetenschappen een loze regeling. ‘De faculteit kan niet echt iets doen. Ze kunnen je op gesprek vragen. Het is, en dit is een beladen term, virtue signalling. Je ondergraaft op deze manier je eigen geloofwaardigheid.’

De raad vindt wel dat er goed naar de al bestaande gedragsregels moet worden gekeken. Die zijn erg verouderd, aldus Floor van Lelyveld (ONS). ‘Het is beter om die te herzien, dan om een aparte code voor social media in te voeren.’

Op 4 juli spreekt de raad met het college over het jaarverslag van de ombudsfunctionaris en de gedragscode.

Docent noemt student een 'social idiot'

Ombudsfunctionaris Van der Heijden ontving afgelopen jaar 180 klachten, dat zijn er 25 minder dan in 2020. Net als voorgaande jaren is een groot deel van de klachten afkomstig van internationale studenten. Bijna 38 procent van de klachten komt van internationals, terwijl hun aandeel in de studentenpopulatie 19 procent is.

Bepaalde opleidingen springen eruit als het gaat om de hoeveelheid klachten. Vooral het aandeel van psychologie is erg hoog. Bijna 16 procent van alle klachten werd ingediend door studenten psychologie, terwijl slechts tien procent van alle studenten van de universiteit die studie volgt. Drie studenten klaagden bijvoorbeeld over ‘de “chaos” tijdens een tentamen van de pre-master Clinical Neuropsychology’. De meest opvallende zaak was die rond een ‘internationale studente die door een docent in een mail is uitgemaakt voor “social idiot”’.Uiteindelijk volgden er na actie van de ombudsfunctionaris ‘excuses van de docent’.

Rond privacy speelden er ook kwesties aan de universiteit. Een student klaagde dat een docent tijdens een geschil over een beoordeling informatie had gebruikt die de student op Facebook had geplaatst. ‘Deze informatie is door de student zelf publiek gemaakt, toch kan de vraag gesteld worden of deze informatie tussen student en docent aan de orde had mogen komen.’

In een andere zaak ging het om een studente die mogelijk betrokken was bij een zedendelict. ‘Aangezien de zaak reeds onderzocht werd door de politie had dat de universiteit ervan moeten weerhouden nog zelf nadere informatie trachten in te winnen in de privésfeer van studente.’

Van der Heijden kreeg bij Rechten een opvallende klacht van een Chinese masterstudente die stelde dat ‘Aziatische studenten door één van de docenten worden achtergesteld bij de beoordeling van een vak’. De ombudsfunctionaris deed een ‘vertrouwelijke oriëntatie door via zijn contactpersoon een en ander qua algemeen cijferbeeld bij alle vakken van deze master te onderzoeken’. Daaruit bleek ‘niet dat er sprake is van significante afwijkingen in de cijfers van Aziatische studenten binnen de betreffende masteropleiding’. Uiteindelijk komt er alsnog ‘een gesprek tussen de opleiding en de klagende studente zonder dat dit nog afdoet aan de conclusie over de klacht, die is namelijk ongegrond’.

Een probleem dat Van der Heijden constateert, is dat hij in kwesties van racisme en discriminatie niet direct mag bemiddelen. Dat moet worden opgelost, vindt hij. De raad is het met hem eens en ‘acht het noodzakelijk dat er bij grensoverschrijdende gedragingen op gebied van discriminatie en racisme wél onafhankelijke bemiddeling kan plaatsvinden’.