Nieuws
Onduidelijkheid (en oorlogstaal) in plannen die werkdruk moeten verlagen
De faculteit Geesteswetenschappen wil de werkdruk verlagen door vakken en studierichtingen te schrappen en opleidingen te laten samenwerken. Maar over het effect van die plannen is nog veel onduidelijk.
Sebastiaan van Loosbroek
dinsdag 17 november 2020
Sysyphuis (1920), geschilderd door Franz von Stuck. Foto Wikimedia Commons

Minder vakken, toetsen en onderzoek; en geen cijfers meer maar enkel nog (on)voldoendes als beoordeling. Vorige week schreef Mare over een aantal ingrijpende maatregelen om de werkdruk aan de faculteit Geesteswetenschappen, die door de coronacrisis verder is opgelopen, op de korte termijn te verlagen.

Maar ook voor de pandemie was werkdruk een van de hoofdthema’s. Zo ontstond het plan voor de zogeheten programmanormen die de docentinzet met 15 procent moet laten afnemen, zodat de verhouding onderzoek/onderwijs kan stijgen van 20/80 naar 30/70 procent. Daarvoor moeten vakken en afstudeerrichtingen worden geschrapt, opleidingen meer gaan samenwerken en er meer vakken bijkomen van tien in plaats van vijf studiepunten. Tegelijkertijd moet de onderwijskwaliteit overeind blijven.

Het faculteitsbestuur vroeg alle opleidingen om voor 1 november een plan van aanpak in te dienen. Die zijn nog niet allemaal binnen, zei Mirjam de Baar van het faculteitsbestuur onlangs in de faculteitsraadsvergadering.

oorlogstaal

Volgens haar zijn de opleidingsbesturen ‘eigenaar’ van hun plan: zij mogen zelf aanpassingen in hun opleidingsprogramma voorstellen, deze worden niet door het faculteitsbestuur opgelegd. ‘Het gaat in heel nauw overleg met de opleidingen zelf, waarin we hen het initiatief laten nemen’, aldus De Baar.

Enkele raadsleden bespeurden echter op meerdere fronten onvrede bij de opleidingsbesturen. Zo zei raadslid Claartje Levelt dat de opleidingsvoorzitters ‘een stuk rustiger zullen worden’ als de toon van de documenten over de programmanormen wordt aangepast.

‘De terminologie die gebruikt wordt moet heel erg veranderd worden.’ Volgens haar klinkt ‘“grote programmawijzigingen veel erger dan de bedoeling is’ en is ‘plan van aanpak’ te stevig aangezet. Ook zouden wat haar betreft programmanormen beter ‘handreikingen’ kunnen worden genoemd. ‘Dat klinkt allemaal veel vriendelijker dan de oorlogstaal die in de documenten staat.’

‘Het is onduidelijk of dit in de buurt komt van de beoogde werkdrukverlichting’

Decaan Mark Rutgers was blij met die kritiek. ‘Je boodschap is glashelder en helpt ons enorm. Het is alleen maar in ons belang om mensen mee te krijgen en het is niet de bedoeling dat jargon daarin hindert.’

Faculteitsraadslid Judith Naeff gaf aan dat ‘heel veel opleidingsbesturen de deadline van 1 november voor het plan van aanpak als een heel zware druk’ ervoeren. ‘Het voelde voor hen niet als een bottom-up-aanpak.’

Deadline

Rutgers bracht daar tegenin dat de deadline al vier maanden was uitgesteld. ‘Eerst was de deadline voor de zomer. Als we het nu weer drie maanden zouden opschuiven, blijft die druk bestaan. En dan blijven we ook de oplossing voor de werkdruk voor ons uitschuiven.’

Raadslid Jan Frans van Dijkhuizen wil van het faculteitsbestuur een duidelijker beeld krijgen welk effect de programmanormen zullen hebben. ‘Het zou nuttig zijn als we drie case studies kunnen zien van drie uiteenlopende opleidingen, bijvoorbeeld een kleine, middelgrote en grote’, stelde hij voor. ‘Dan kunnen we zien wat de programmanormen in de praktijk gaan doen en of het in de buurt komt van de beoogde werkdrukverlichting. Daar leeft nog wat onduidelijkheid over.’

Raadslid Adriaan Rademaker steunde dat voorstel, maar hem lijkt het verstandiger om ‘niet naar omvang van de opleidingen te differentiëren maar te kijken naar opleidingen die nu dicht bij en ver van de programmanormen af zitten’. Een interessante suggestie, vond bestuurslid De Baar. ‘Dit zullen we met het O&K (onderwijsadvies en kwaliteitszorg, red.) bespreken, en op welke termijn we dat kunnen leveren.’

Of de programmanormen tot de gewenste effecten zullen leiden, is dus nog de vraag. Rutgers: ‘De bottom-line is dat als de ingrepen bij de heel grote opleidingen niks opleveren, het in z’n totaliteit onvoldoende gaat opleveren.’