Columns & opinie
Noem je vvv'tjes maar gewoon bij hun naam
'Wat mij is opgevallen, is dat ‘Typisch Leidsch’ eigenlijk meer te definiëren is door stuko woordjes en allerlei pijnlijke afkortingen, dan door de uiterlijke kenmerken van een handjevol trustfundbaby’s met een Gooise ‘R’.'
Maia de Quay
donderdag 12 december 2019

Een ‘gadget’, een ‘unit’, de BoKo, een CoBo, een AVGtje, tjak, een brakpak, de burgerslurf of burgerrups: als een willekeurige student dit vocabulaire gebruikt buiten een span van tien kilometer vanaf de laatste Leidse singel, is de blik van je gesprekspartner er waarschijnlijk een van verwarring, verbazing en ongeloof. Tot zover in ieder geval mijn ervaring. 

Als mensen denken aan Leiden, en wat ‘Typisch Leidsch’™ is, wordt er vrijwel meteen gesproken over gladde, chino-dragende natte-tosti-Minervanen. Natuurlijk niet helemaal incorrect, maar wat mij - na een mager jaartje studeren - is opgevallen, is dat ‘Typisch Leidsch’ eigenlijk meer te definiëren is door studentikoze (lees: ‘stuko’) woordjes en allerlei pijnlijke afkortingen, dan door de uiterlijke kenmerken van een handjevol trustfundbaby’s met een Gooise ‘R’.

Natuurlijk is het zo dat de meest fervente aanhangers van het actief gebruik van dit zogeheten studentenjargon wel bovengenoemd groepje koters is, maar het feit dat het, in meerdere of mindere mate, exclusief gebruikt wordt door studenten, maakt het wat mij betreft typerender dan wat dan ook.

Dit is op zichzelf best komisch, aangezien juist deze groep mensen vaak neerkijkt op andere groepen die hun eigen arsenaal aan woorden gebruiken, maar die niet overeenkomen met die van ‘ons (soort mensen)’. Zo word je in Leiden met de nek aangekeken wanneer je het hebt over de dagga gaan of amsjes, maar is er niemand die ook maar één keer met zijn ogen knippert als je het hebt over een TD of soggen.

Het hele idee is natuurlijk dat we met zijn allen woorden en afkortingen gebruiken die ‘buitenstaanders’ niet begrijpen, om zo een groepsband te versterken. Het is leuk om ergens onderdeel van uit te maken, en nog leuker als dit een beetje exclusief is, zodat anderen er weinig van begrijpen. Alhoewel het gebruik van stukojargon of straattaal dus best leuk kan zijn en goed voor ons groepsgevoel, gaan sommige termen en het nut ervan echter volledig langs mij heen.

Zo is daar de term ‘vvv’tje’, ofwel vriend van vroeger. Ten eerste klinkt het natuurlijk al behoorlijk koudbloedig. Het ‘van vroeger’ impliceert dat ze niet meer ‘van nu’ zijn, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn. Ook hebben we het probleem van die vrienden die je kent uit je oude woonplaats, maar die ook in Leiden of andere steden zijn gaan studeren. Hoe noem je hen? Zijn dat je vvv’tjes? Zijn het vrienden uit Leiden/Groningen/Waddinxveen? Zijn het überhaupt wel vrienden? Schiet mij maar lek.

Dus, stukojargon of geen stukojargon, misschien is het in het vervolg geen slecht idee om je vrienden gewoon bij hun namen te noemen. En als je er dan voor kiest om van die naam Van Binsbergen te maken zodat je mede-lulletjes dat mooi vinden, dan is dat natuurlijk verder helemaal lekker aan jou.

Maia de Quay is student rechten